Is het Christendom de enige ware godsdienst?: verschil tussen versies

Uit Theowiki
k (1 versie geïmporteerd)
k (1 versie geïmporteerd)
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
(geen verschil)

Huidige versie van 3 feb 2023 om 14:45

Literatuur.

  • Allan Bloom, The Closing of the American Mind. How Higher Education has Failed Democracy and Impoverished the Souls of Today's Students, New York, Simon & Schuster Paperbacks, 1987, 25-43.
  • G.K. Chesterton, The Everlasting Man, Image Books, 1955. (orig. 1925) (H. 4. God and Comparative Religion, 84-102).
  • Leo J. Elders, De niet-Christelijke godsdiensten en het bovennatuurlijke heil, Missieburo Roermond 1978.
  • Timothy Keller, The Reason for God. Belief in an Age of Scepticism, Hodder, 2008.
  • Peter Kreeft en Ronald K. Tacelli, Handbook of Christian Apologetics, Downers Grove, Intervarsity Press, 1994, 342-360.
  • Alister McGrath, Intellectuals Don't Need God and other modern myths, Grand Rapids, Zondervan, 1993, 108-118.
  • Paul Copan, True For You, But Not For Me, Minneapolis, MN, Bethany House Publishers, 1998.

Inleiding.

Het is hier niet de bedoeling om de wereldgodsdiensten zelf uitgebreid te bespreken, maar m.n. stil te staan bij de uniciteit van het Christendom.

Inleiding pluralisme en secularisme.

Waarschijnlijk is het grootste probleem voor het Christendom in de moderne wereld het volgende: dat het in een vrije open pluralistische maatschappij niet te tolereren valt dat Christenen (of anderen) claimen dat hun morele en religieuze visie waar en correct is. Deze liberale tolerantie is echter niet wat zij lijkt te zijn. Het is een eigen (geloofs-)overtuiging met zijn eigen dogma's enz.

Deze opvatting heeft er mede toe geleid dat heel wat mensen denken dat pure tolerantie de enig juiste manier is om om te gaan met themata zoals het homo-huwelijk, abortus, euthanasie, religieuze opvattingen, enz. en dat men dit moet vertalen in de wetten van het land. Deze opvatting zelf is niet tolerant en zit zich als enig juiste visie op dit vlak. Zij vindt het geoorloofd om allen die het er niet mee eens zijn publiek uit te lachen, in een kwaad daglicht te stellen en eventueel wettelijk te vervolgen. Liberale tolerantie is noch liberaal, noch tolerant.

Een ander woord voor liberale tolerantie is relativisme.

Relativisme staat voor een aantal dingen.[1]

  • Objectief relativisme: (epistemologisch relativisme) is de opvatting dat de overtuigingen van een persoon of groep "waar" zijn voor hen, maar niet noodzakelijk voor anderen. Kort: er is geen universele waarheid.
  • Religieus relativisme: houdt dat een religie/overtuiging waar kan zijn voor de ene persoon of cultuur, maar niet voor een ander. Geen enkele religie is universeel waar of kan universeel waar zijn.
  • Moreel relativisme: houdt dat er geen absolute morele normen zijn. Er is geen absoluut moreel goed of kwaad.
  • Cultureel relativisme: stelt dat wat immoreel is in een cultuur het niet in een andere cultuur hoeft te zijn. Kortom je kan nooit over iemands morele normen oordelen.

Omdat dit zo algemeen voorkomt moeten wij kijken naar de gevolgen hiervan.[2]

  • 1. Een gevolg op religieus vlak is dat overtuiging verboden is. Gevolg het is ook verboden te evangeliseren of te verkondigen.
  • 2. Een tweede gevolg is dat exclusiviteit gelijk staat aan arrogantie. Bv. beweren dat het Christendom nodig is voor het bereiken van het eeuwig heil wordt gezien als een vorm van Westers kolonialisme en imperialisme, van bijgeloof enz.
  • 3. Een derde gevolg is dat tolerantie een kardinale deugd wordt. Te denken dat iemand fout is of dwaalt wordt gezien als intolerant. Het houdt bv in dat je kritiekloos abortus of een homoseksuele of promiscue levensstijl moet accepteren.[3]

Even kort: in principe zijn er vier standpunten mogelijk over het geloof en redding van de mensen.

  • 1. pluralisme: zoals al besproken
  • 2. universalisme: is pluralisme met toevoeging dat iedereen (uiteindelijk) gered zal worden
  • 3. exclusivisme: enkel binnen het Christendom kan men gered worden. Enkel in de naam van Jezus kan men gered worden.
  • 4. inclusivisme: het Christendom is expliciet correct, maar God accepteert het impliciete geloof van de andere opvattingen. Ook al is er geen redding buiten Jezus Christus, toch geldt zijn heilsaanbod ook hen die slechts een gedeeltelijke kennis van Hem hebben. De bekendste vertegenwoordiger van deze opvatting is Karl Rahner (1904-1984). Dit gaat echter in tegen de Schrift enz. ... Sommigen noemen dit ook een arrogant exclusivisme.

Opwerping: alle grote religies zijn evenwaardig en leren ongeveer hetzelfde.

Hoe kan het dat er maar een godsdienst is die de waarheid leert. Dat wij in een pluralistische wereld leven is duidelijk. Maar het is evenzeer duidelijk dat pluralisme niet enkel de toestand van de verscheidenheid in levensopvattingen tussen mensen aanduidt, maar dat het ook een ideologie is. Een betere naam voor deze ideologie is relativisme.[4]
Het is een feit dat het Christendom verscheen in een pluralistische wereld. Eeuwen later zou de westerse wereld vrijwel volledig Christen worden. In de moderne tijd is onze wereld (met uitzondering van een aantal gebieden) een pluralistische wereld, zeker in het Westen.

Intussen denken velen dat de waarheidsvraag in religieuze opvattingen totaal irrelevant dan wel relatief is.

Allereerst dienen wij op te merken dat het woord religie niet eenduidig is. Ik gebruik hier religie en niet godsdienst om de wereldbeelden die geen God/goden toelaten mee in te sluiten.

Het is onmogelijk om een "genus" religie te definiëren. Je moet totaal ongehinderd zijn door enige kennis wil je hindoeïsme en Christendom in één categorie plaatsen. Hoe kan je een godsdienst die mensenoffers vraagt in dezelfde categorie als bv. het Christendom plaatsen? Veel mensen zullen hierop antwoorden dat het enkel geldt voor de grote godsdiensten en niet voor sektes.

Men veegt alle godsdiensten Jodendom, Islam, Hindoeïsme, Boeddhisme, Christendom op een hoop en stelt dat zij allen in dezelfde God geloven. Hetgeen onzin is, zo gelooft het Boeddhisme niet in god(en) en leert het Christendom en Jodendom een God die de mensen verantwoordelijk houdt voor wat zij geloven.

Stellen dat zij uiteindelijk allemaal hetzelfde geloven is zichzelf als de uiterste norm opwerpen.

De voorstanders van deze stelling leren dat de verschillen tussen de godsdiensten het gevolg zijn van culturele en intellectuele ontwikkeling. Een van de verdedigers van deze opinie is John Hick.[5] In feite leert deze opvatting dat niet de individuele godsdienst toegang heeft tot de waarheid, maar wel deze die dit relativisme leert. Hij immers ziet de olifant die de anderen niet zien.

Zes blinde mannen en een olifant.

Blinden en olifant.jpg

Het volgende verhaal kan uiteraard op diverse manieren verteld worden.

'Er was een stad, wiens inwoners allemaal blind waren. Op een dag kwam er een koning met zijn hofhouding en zijn leger op bezoek. Deze koning bezat een olifant, die hij gebruikte om ontzag af te dwingen bij de mensen.

De mensen stonden te popelen om de olifant aan te raken. En omdat ze geen idee hadden wat een olifant was, verzamelden zes van hen informatie door een gedeelte ervan te betasten. Vervolgens gingen zij verslag uitbrengen aan de anderen. De man die het oor had aangeraakt zie: "Het is een groot, ruw ding, zo groot als een tapijt." Degene die de slurf had aangeraakt zei: "Het is een rechte en holle pijp, vreselijk en vernietigend." Degene die een poot had onderzocht zei: "Het is krachtig en stevig, zoals een pilaar." Ieder van hen had op de tast een gedeelte van het lichaam van de olifant onderzocht. Maar geen van hen had daardoor een juist beeld van het gehele lichaam gekregen. In plaats daarvan vormden ze allemaal hun eigen beeld van het geheel, maar die voorstellingen waren niet juist.'[6]
Dit verhaal wordt vaak gebruikt om het relativisme te verdedigen en dient om te stellen dat alle (grote) religies zijn zoals die blinden die denken te weten wat een olifant is, maar er eigenlijk niets van begrijpen.

De kern van het verhaal is echter dat degene die het vertelt is zoals de koning die wel degelijk weet en ziet wat een olifant is. De verteller (de liberale relativist) heeft in deze niet alleen alwetende kennis van de olifant maar ook een absoluut oordeel over de dwalingen/beperkingen van de godsdiensten. Wat hij bij de ander ontkent claimt hijzelf. Immers zijn visie op godsdienst/God is correct en absoluut.

De relativisten verwijten vaak aan Christenen dat zij maar een beperkte visie op de werkelijkheid hebben, hetgeen correct is, tegelijk claimen zij dat hun visie niet beperkt maar absoluut is.

Het is inderdaad zo dat elke blinde man een beperkt perspectief heeft op deze objectieve waarheid, maar dat wil niet zeggen dat die objectieve waarheid niet bestaat. Sterker nog: de waarheid is helemaal niet relatief... de volledige waarheid staat voor hun neus en hoeft alleen maar ontdekt te worden.

De bewering dat alle grote godsdiensten hetzelfde beweren of nastreven kan men enkel staande houden als men totaal niet weet wat deze godsdiensten, wereldvisies inhouden.

Zo is er bv. geen enkel punt van overeenkomst tussen de leer van Christus en die van Krishna.

Ook bv. de visie op het hiernamaals, een persoonlijk verderleven bij God in het Christendom is compleet iets anders dan het nirwana van de boeddhist of het Walhalla in de Noorse legendes of de zielsverhuizing in het hindoeïsme.

Uiteraard zijn er ware dingen in de leer van alle religies en opvattingen. Pure onzin zou voor niemand toegankelijk zijn. Al deze positieve dingen worden door het Christendom niet afgewezen maar gezien als een voorbereiding op de Openbaring.

Overigens zal de relativist per se en apriori de Christelijke opvatting over de verrijzenis en godheid van Christus als onzin moeten afdoen wil zijn theorie kans op slagen hebben.

Daar komt vanuit het Christendom zeker nog bij dat God zichzelf geopenbaard heeft en wel degelijk kennis over zichzelf gegeven heeft.

In feite wordt het relativisme gebruikt om het Christendom te doen samengaan met andere religies of opvattingen. Bedoeld is dan daarmee dat het Christendom van alles wat typisch Christelijk is afstand moet doen. Het wordt dan zeker een geloof zonder menswording, verrijzenis, christologie, ecclesiologie of soteriologie.

De bewering: "Alle grote religies zijn evenwaardig en leren ongeveer hetzelfde." kunnen wij ook anders formuleren:

  • "Alle grote religies zijn evenwaardig en leren ongeveer hetzelfde."
  • "Elke godsdienst heeft deel aan de geestelijke waarheid, maar ziet er maar een deel van."
  • "Religieus geloof is te zeer cultureel en historische bepaald om de "Waarheid" te kunnen zijn."
  • Het is arrogant om te stellen dat jouw religie waar is en om anderen proberen te bekeren.

Let op men kan nooit zonder Christus gered worden, mogelijk wel buiten het Christendom om. Maar niemand wordt gered omdat hij een goede moslim, hindoe ... is, maar omdat hij in geweten God zoekt.

Een indeling van religies.

Men kan de religies grofweg als volgt onderverdelen.[7]

  • 1. agnostisme (ik weet niets) tegenover geloof
  • 2. binnen geloof: atheïsme (ik geloof niet in goden) tegenover theïsme (er is een God/goden)
  • 3. binnen theïsme in vaagste zin: polytheïsme (meer goden) tegenover monotheïsme (één god). (Nb. in het hindoeïsme zijn polytheïsme en monotheïsme gecombineerd, hier zijn de vele goede manifestatie van de éne hoogste God.)
  • 4. binnen monotheïsme pantheïsme (alles is God en omgekeerd; God is immanent maar niet transcendent) tegenover het eigenlijke theïsme (een transcendente God)
  • 5. Binnen het theïsme in eigenlijke zin: deïsme (God bestaat maar heeft niets met de schepping meer vandoen en openbaart zich zeker niet) tegenover geopenbaard theïsme (God bestaat en openbaart zichzelf).
  • 6. Binnen het geopenbaard theïsme, unitarianisme (er is slechts één persoon in God) tegenover trinitarianisme (er zijn drie personen in God).

Zo zijn er 6 soorten van niet-Christelijke religieuze opvattingen:
1. agnosticisme; 2. atheïsme; 3. polytheïsme; 4. pantheïsme; 5. deïsme en 6. unitarianisme.
Let wel er zijn bijna oneindig veel subvarianten.

Vijf vragen over niet-Christelijke religies.

Men kan de vraagstelling van het pluralisme herleiden tot vijf vragen over de niet-Christelijke religies.[8]

1. Zijn ze waar?
2. Zijn ze (moreel) goed?
3. Kunnen zij iemand redden (eeuwig heil schenken)?
4. Kunnen Christenen er iets van leren?
5. Zijn ze nuttig in de zin dat Christenen dingen ervan in praktijk kunnen brengen?

Hier geeft ik niet het liberale antwoord van het relativisme: ja op alles of van de fundamentalisten nee op alles. Het antwoord binnen de hoofdstroom van het Christendom ligt ergens in het midden.

ad 1. Zijn ze waar?

Ik ga hier voorbij aan het complexe probleem van wat is waarheid en het verschil tussen het oosterse en westerse denken. Feit is dat er overal elementen van waarheid zijn, zelfs de Satan krijgt geen pure leugens verkocht. Het is echter waarheid vermengd met onwaarheid. Let wel de Kerk beweert nooit dat zij alle waarheid in pacht heeft, maar enkel op het vlak van de Openbaring (bv. niet in astronomie) en in zoverre God iets geopenbaard heeft. Het Jodendom neemt hier een eigen plaats in, immers het Christendom aanvaardt het Jodendom voor 100% behalve dan dat het niet Jezus aanneemt als Gods Openbaring.

ad 2. Zijn ze (moreel) goed?

Met uitzondering van Satanische religies heeft elke religie een deel, soms een groot deel van echte moraal. De opvatting op het vlak van de moraal lopen overigens veel minder ver uiteen dan die op het vlak van hun leer. Er zijn echter ook soms grote verschillen bv. tussen de orthodoxe hindoe die houdt dat het menselijk lichaam enkel een manifestatie is en dat wij moeten werken aan ons karma (morele bestemming) en dat iedereen behalve de volmaakte mysticus doorheen meerdere reïncarnaties gaat. Dat verklaart waarom zo een hindoe een stervende langs de weg niet gauw zal helpen, immers lichamelijk dood is niet erg belangrijk, je zou zo kunnen tussenkomen in het karma van een ander en de dood is toch niet het einde want er komen in de reïncarnatie nog veel andere kansen.
Onnodig te zeggen dat dit vrij haaks staat op het Christendom, Jodendom en Islam waar het lichaam wel reëel is, de mens vrij is (en niet louter bepaald door het noodlod) en de dood eenmalig, waardoor het leven heel belangrijk is.

Let wel er is vaak de bekoring om religie gelijk te stellen aan moraal en zo te zoeken naar een eenheid. Feit is dat Christenen bv. kunnen samenwerken met moslims in het bestrijden van drugs, hangjongeren in hun gebied. Dit is iets anders dan het religieuze vlak.

ad 3. Kunnen zij iemand redden (eeuwig heil schenken)?

Hier is Jezus heel duidelijk, enkel in Zijn naam kan je gered worden. Een niet-Christen wordt als hij gered wordt net zoals een Christen gered door Jezus. Het is echter mogelijk dat iemand buiten het directe toebehoren tot de Kerk gered wordt. Zie hierover de les over de noodzaak van het doopsel.

ad 4. Kunnen Christenen er iets van leren?

Alle waarheid die er is komt van God. De Kerkvaders namen reeds heel was denkgoed, terminologie, gebruiken, enz. over uit het heidendom. Enkel wat waar is kan in deze gebruikt worden. Heel het Griekse denken bv. diende op een positieve manier bij het verwoorden en verkondigen van de Blijde Boodschap. D.w.z. het Griekse denken werd tegen het licht gehouden en wat bruikbaar was nam men over.

ad 5. Zijn ze nuttig in de zin dat Christenen dingen ervan in praktijk kunnen brengen?

Met een simpele vraag is bv. kan een Christen Zen-methoden gebruiken om te mediteren. Hier moet men extreem waakzaam zijn. Oosterse meditatie-methoden zijn ontwikkeld voor niet-Christelijke doelen en middelen en doel hangen hierein nauw samen. Het oosterse doel is mystiek, heiligheid is hoogstens een middel. In het westen is de mystiek een middel om heiligheid te bereiken. Een hindoe wil komen tot het zien van zichzlef als een illusie (tot niets), de Christen om te komen tot heiligheid en tot God.
Mogelijk kan er hier of daar een bruikbaar element zijn. Hier is uiterste waakzaamheid op zijn plaats. Bv. in de Transcendentele Meditatie krijgt men een geheime mantra die men moet herhalen, dit is vrijwel steeds de naam van een god, de hele meditatie is een feite een hindoe-gebeuren dat niet met het Christendom overeenkomt.

Voetnoten

  1. Copan, 19.
  2. Copan, 21-22.
  3. Bloom, "Openness used to be the virtue that permitted us to seek the good by using reason. It now means accepting everything and denying reason's power." // plaats zie Copan 21-11//
  4. Een goede verwoording vinden wij in: Bloom, 25-26.
    "There is one thing a professor can be absolutely certain of: almost every student entering the university believes, or says he believes, that truth is relative. ... The relativity of truth is not a theoretical insight but a moral postulate, the condition of a free society, or so they see it. They have all been quipped with this framework early on, and it is the modern replacement for the inalienable natural rights that used to be the traditional American grounds for a free society. That it is a moral issue for students is revealed by the character of their response when challenged - a combination of disbelief en indignation: "Are you an absolutist?," the only alternative they know, uttered in the same tone as "Are you a monarchist?" ord "Do you really believe in witches?" ... The danger they have been taught to fear from absolutisme is not error but intolerance. Relativism is necessary to openness; and this is the virtue the only virtue, which all primary education for more than fifty years has dedicated itself to inculcating. Openness - and the relativism that make it the only plausible stance in the face of various claims to truth and various ways of life and kinds of human beings - is the greatest insight of our times."
  5. John Hick van Claremont Graduate School in California, formuleerde dit als eerste in zijn boek God and the Universe of Faiths,McMillan, 1973.
    Voor een weerlegging zij McGrath, 113-119 en Keller, 7-13.
  6. Er is hierover een bekende versie in het gedicht van John Godfrey Saxe (1816-1887): The Blind Men and the Elephant (1873). De laatste strofe luidt:
    So oft in theologic wars,
    The disputants, I ween,
    Rail on in utter ignorance
    Of what each other mean,
    And prate about an Elephant
    Not one of them has seen!
  7. Vgl. Kreeft, 352-353.
  8. Vgl. Kreeft, 343v.