Het getuigenis van leven in Christus.

Uit Theowiki


Van deze les bestaat geen diaserie.

1 Literatuur.

  • Rino Fisichella, “Il martirio come testimonianza: contributi per una riflessione sulla definizione di martire”, in: Portare Cristo all'uomo, Roma, 1985, vol. 2, 747-767.
  • S. Breton, Philosophie et témoignage, in: E. Castelli, La testimonianza, Roma, 1972, 190-199.
  • C. Geffré, Le témoignage comme expérience et comme langage, in: E. Castelli, La testimonianza, Roma, 1972, 291-294.
  • René Latourelle, Le Christ et l'Eglise, Tournai, Desclée, 1971, H. X, 255-284.
  • René Latourelle, “Évangélisation et témoignage”, in: M. Dhavamony (ed.), Évangélisation (Doc. Missionalia 9), Roma, 1975, pp. 75-110.
  • Paul Ricoeur, “L'herméneutique du témoignage”, in: E. {[sc|Castelli}}, La testimonianza, Roma, 1972, 35-71.
  • Paul Ricoeur, “Evénement et sens”, in: E. Castelli (ed.), Révélation et histoire, Aubier, 1971, 15-34.
  • "De evangelisatie van de hedendaagse wereld, Bisschoppensynode 27 september - 26 oktober 1974", in: Archief van de kerken, 1975.

2 Inleiding.

De mensen van onze tijd lijken te worden aangesproken door getuigen en heiligen. We willen hier stilstaan bij de betekenis van het getuigenis

  • (1) van de Kerk en van
  • (2) een persoonlijk heilig leven.

De heilige is degene die zijn leven bouwt op (engageert op basis van) het evangelie. Het evangelie is de zin van zijn bestaan en van zijn hele menselijk bestaan.

Getuigenis en getuigen zijn woorden die progressief in het kerkelijk woordgebruik zijn binnengedrongen. Men vindt ze a.h.w. schoorvoetend al in de documenten van Vaticanum I, op Vaticanum II wordt het een veel gebruikte categorie. In oudere kerkelijke documenten werden m.n. wonderen en profetie genoemd als argumenta credibilitatis (argumenten van geloofwaardigheid) maar zelden de heiligheid (van personen).

Pius IX wijst in Qui pluribus (1846) erop dat het Christelijk geloof altijd bevestigd is door heiligen en martelaars. (DS 2779)

Vaticanum I spreekt over de “eminente heiligheid” van de Kerk als motief van geloofwaardigheid. Hier wordt gesproken over het getuigenis van het motief van de Kerk. (DS 3013) Vaticanum I heeft het niet over het individuele getuigenis door een heilig leven.

Op Vaticanum II is het thema van “getuigenis” alomtegenwoordig en het wijst op de noodzaak van Christenen om te getuigen met hun leven van hun geloof, op het getuigenis van Christus, van de Kerk en van de individuele Christen. Voorheen was er vrijwel uitsluitend aandacht voor het wonder en (te) weinig voor het teken van Christus zelf, als teken van liefde. Op de Synode van 1974 vinden we het opnieuw en is het één van de belangrijkste thema's van evangelisatie.

De encycliek Fides et Ratio (1998) spreekt m.n. in nrs 32-33 over het getuigenis van de martelaren en over de zoektocht van de mens naar “de waarheid en de zoektocht naar een persoon aan wie hij zich kan toevertrouwen” (n. 33).

3 Vaticanum II over “getuigen” en “getuigenis”.

In de documenten van Vaticanum II komen “getuigenis”, “getuigen” en “getuige” meer dan 100 keer voor. Vaticanum II spreekt van het getuigenis van Christus, de Kerk, de diverse groepen binnen de Kerk en van de individuele Christen. Nieuw is de personalisatie: het verdergeven en teken van het Heil.[1]Het concilie wijst ook op het martelaarschap en het getuigenis van een authentiek Christelijk leven. De Openbaring van Christus gebeurde immers door Zijn getuigenis: “door heel zijn aanwezigheid en door de manifestatie die Hij van zichzelf geeft” (DV 2,4,14). Ook bij het verdergeven van de Openbaring vinden we eenzelfde economie van getuigenis nl. de prediking en het leven van de apostelen, en verder het beleden en beleefde geloof van de Kerk. Hier neemt de Openbaring en het verdergeven ervan de vorm van een getuigenis aan. Als Vaticanum II (LG 35) over Jezus spreekt dan wordt bv. de uitdrukking “woord en daad” uit het evangelie van Johannes gebruikt: “én door het getuigenis van zijn leven én door de kracht van zijn woord”. Toegepast op de Christenen betekent de term de overeenstemming die er moet zijn tussen het verkondigde en het beleefde Evangelie. Het leven volgens het Evangelie wordt gezien als een “motief van geloofwaardigheid”. Het zijn de Christenen zelf die door hun persoonlijk heilig leven en de Christelijke gemeenschappen die door hun leven van eenheid en liefde het teken van de Kerk stellen. Heel het Godsvolk moet getuigen. Door het beleven van het ontvangen Heil wordt dit door hen uitgestraald. (AG 21,15,37; LG 12)

  • De martelaar is inderdaad de betrouwbaarste getuige van de waarheid over het bestaan. Hij weet, dat hij in de ontmoeting met Jezus Christus de waarheid over zijn leven heeft gevonden; niets en niemand zal hem ooit van deze zekerheid kunnen beroven. Noch het lijden noch de gewelddadige dood zullen hem ertoe kunnen brengen, de instemming met de waarheid te herroepen, die hij in de ontmoeting met Christus heeft ontdekt. Daarom fascineert ons tot de dag van vandaag het getuigenis van de martelaren, het wekt instemming op, vindt gehoor en navolging. Dat is de reden waarom men op hun woord vertrouwt: men ontdekt in hen heel duidelijk een liefde, die geen lange redeneringen nodig heeft om te overtuigen, omdat zij tot ieder spreekt over hetgeen hij in zijn binnenste reeds als waar heeft beluisterd en sinds lang heeft gezocht. Tenslotte roept de martelaar bij ons een diep vertrouwen op, omdat hij zegt wat wij reeds ervaren, en openbaar maakt, wat ook wij, als we de kracht daartoe zouden vinden, graag zouden uitdrukken.” (Fides et Ratio, 32)

Elke groep Christenen is uitgenodigd om in de Kerk te leven en om te tonen dat het Heil de mensheid beroerd heeft om het te veranderen en te doen leven: bisschoppen, priesters, religieuzen, leken. (GS 43; LG 28,35,38,41; AG 11,24). Ze hebben deze zending krachtens hun doopsel. (AG 6) De Christenen (leken) getuigen van Christus

  • om door het vervullen van hun eigen opdracht, bezield met de geest van het evangelie, bij wijze van zuurdeeg als het ware van binnen uit tot de heiliging van de wereld bij te dragen: zo komt het, dat zij vooral door hun levensgetuigenis, hun geloof, hoop en liefde uitschitteren en Christus aan de anderen bekendmaken.” (LG 31)

M.n. “worden de leken moedige verkondigers an het geloof in de toekomstige goederen, indien zij bij hun geloofsleven zonder aarzelen ook de geloofsbelijdenis voegen.” (LG 35)

Als Vaticanum II spreekt over evangelisatie dan spreekt het concilie eerst over de proclamatie van evangelie door de prediking en wijst erop dat deze verkondiging zijn kracht krijgt door het getuigenis door een leven volgens het evangelie. (AG 11,24).

Ook de apostelen (LG 19,24,50; DH 11) en martelaren hadden de functie van getuigen te zijn (LG 42,50; GS 21). De functie van evangeliseren kan niet zonder een intieme band tussen de aankondiging van het Evangelie en het leven volgens het Evangelie.[2]

3.1 De bijzondere bisschoppensynode 1974.

“Evangelisatie” staat dan voor het “geheel van activiteiten waardoor de mensen gebracht worden tot deelnamen aan het mysterie van Christus” in de verkondiging van het evangelie (n. 24) en verder: “Onder het woord evangelisatie, verstaat men elke activiteit, waardoor het Volk Gods een leven geloof opwekt en voedt. Drie voornaamste functies van de Kerk hangen hiermee samen:

  • (1) de prediking van het woord,
  • (2) het getuigenis van het leven en
  • (3) de bediening van de sacramenten”.

Over het getuigenis wordt gezegd dat het een teken is van geloofwaardigheid, een illustratie van het gepreekte Evangelie, m.n. getuigenis van liefde op persoonlijke en gemeenschappelijk vlak.

Het document wijst op het belang heden van de verkondiging. Kardinaal Wojtyla wijst op het belang van het “getuigenis” bij begin van synode okt. 1974. Het getuigenis (met prediking en viering van de sacramenten) is de ziel van de evangelisatie en de mensen van alle tijden (apostelen en hun opvolgers, en het hele Volk Gods) nemen deel aan dit getuigenis in kracht van de Geest.

Openbaring, evangelisatie en getuigenis zijn begrippen die samen horen. De Openbaring is een getuigenis van God naar de mens toe. Het verdergeven van de Openbaring gebeurt door prediking en getuigenis van het leven, zij wordt geloofwaardig door het getuigenis van het leven van de gelovigen. De evangelisatie moet gezien worden als een deelname aan het getuigenis van Christus die zelf een trouw getuige van de Vader is. De inhoud van het getuigenis is de liefde van de Drievuldigheid en de drager van de evangelisatie en getuigenis is de hele Kerk. De synode zegt niets over de wijze waarop, noodzaak, voorwaarden voor efficiëntie, enz. van het getuigenis.

4 Het getuigenis en zijn context.

4.1 Het getuigenis in een profane context.

Latourelle[3]wijst erop dat getuigenis een van de analogieën is die in de Schrift gebruikt worden om over het goddelijk geheim te spreken. Andere zulke categorieën zijn het verbond, het woord, het vader-zijn en het zoon-zijn.

Gezien het feit dat de Openbaring het mensenwoord getuigenis gebruikt kan een reflectie hierover ons verstaan van de Openbaring helpen verdiepen. Immers indien er geen overeenkomst zou zijn tussen getuigenis in de Openbaring en getuigenis in het dagelijkse leven dan zou het zinloos zijn dit begrip te gebruiken. Let wel in deze reflectie is het belangrijkste wat de Openbaring zelf ons leert over het getuigenis geven over God. Het mag niet zo zijn dat een filosofische reflectie over het abstracte begrip “getuigenis” ons begrip van de Openbaring zou gaan normeren.

Als we over getuigenis spreken dan moeten we hierin verschillende niveaus onderscheiden.

  • (1) Op het laagste niveau betekent getuigenis: het rapporteren wat men gezien en gehoord heeft. De getuige kan informatie geven over gebeurtenissen waaraan hij heeft deelgenomen (horen en/of zien), over feiten of personen. Vaak is de context van een getuigenis een proces. Reeds op dit eerste niveau is er iets dat de rede (ratio) te boven gaat, en is er sprake van een zeker vertrouwen, want het woord van de getuige wordt voor degenen die niet gezien of gehoord hebben een soort vervanging van de eigen ervaring of waarneming.
In een juridisch context heeft een getuigenis niet enkel de waarde van informatie: het is ook een relaas bedoeld om een oordeel te vormen over de feiten, het motief van een daad, het karakter van iemand. Het getuigenis dient ook om te jury te beïnvloeden. Het feit van een getuigenis is daarom meer dan een mentaal feit van vaststellen en beschrijven, het is een moreel feit: een “verklaring”, waaraan de eed een bijzondere ernst toeschrijft.
  • (2) We kunnen een tweede niveau van getuigenis onderscheiden. Op dit niveau engageert de getuige zich helemaal in zijn woord, compromitteert hij zich ermee. Hij zeg “ik verklaar deze persoon onschuldig m.a.w. wie die onschuld ontkent, ontkent mij”. Hier vallen zijn en zeggen samen. Hier is het geen relaas van feiten maar een zich helemaal stellen achter of tegen een persoon.
  • (3) Soms kent getuigen ook een derde niveau: dan het zover tot het geven van zijn leven en wordt iemand martelaar voor zijn overtuiging. Hier kunnen we zeggen dat we een andere dimensie hebben het getuigenis van het woord wordt een getuigenis metterdaad. Dit laatste vinden we ook in de Schrift, m.n. in het getuigenis van de Heer.

4.2 Het getuigenis als een mogelijke toegang tot het mysterie van personen.

Als de getuige zichzelf engageert in zijn boodschap dan krijgt zijn getuigenis een diepgang, een nieuwe dimensie: de getuige wordt één met wat hij zegt. Hij kan zich vergissen, maar zijn getuigenis kan niet verworpen worden. Hier laten wij de wereld van de evidentie achter en treden wij de wereld van het getuigenis binnen.

Het getuigenis laat iets zien van het mysterie van een andere menselijke persoon. We hebben geen ander toegang tot een andere persoon dan via het getuigenis waarin hij zichzelf om zo te zeggen onthult of openbaart.

Merk op dat kennis die door een getuigenis verkregen is, enkel op die plaatsen inferieur is aan de ratio, waar we door de aard van het object ook een directe kennis kunnen hebben. Maar het is niet inferieur op het vlak van personen, want daar is het getuigenis de enige manier om in contact met de persoon te treden en deel ten krijgen aan het mysterie dat hij/zij is. Enkel aan de daden van iemand kan men immers zijn innerlijk aflezen. Het getuigenis behoort tot het mysterie van de vrijheid. Het behoort tot de autonomie en vrijheid van de waarde van de mens. Enkel God kan aan een getuigenis de absolute garantie van waarheid geven. Een mens, zelfs een goedwillende kan dwalen in zijn getuigenis. Maar ondanks dat behoort het getuigenis tot de grootheid en waardigheid van de mens. Het doet hem deelnemen aan de autonomie en aan de vrijheid van God.[4] Er bestaat in het getuigenis een eenzaamheid die de getuige kwetsbaar maakt. Zelfs Jezus wiens getuigenis door God bekrachtigd werd is (menselijkerwijze) niet zeker dat zijn getuigenis ontvangen en begrepen zal worden. Immers het getuigenis doet een beroep op de vrijheid van de ontvanger. Terwijl het bewijs een beroep doet op de intelligentie, doet het getuigenis een beroep (in verschillende mate) op de wil en liefde. Het getuigenis doet een beroep op het “vertrouwen”

  • (1) de getuige engageert zich (minstens impliciet) om de waarheid te zeggen en
  • (2) het ontvangen van een getuigenis van iemand anders betekent hem vertrouwen.[5]

Er is dus binnen de context van het getuigenis aan de ene kant het morele engagement van de getuige en aan de andere kant het vertrouwen in hem. In het extreme geval waar de mens zijn hele leven engageert op het getuigenis van een getuige, manifesteert hij een vertrouwen, een totaal geloof, dat bekent een diepe liefde voor de getuige. Geloof in Jezus Christus is daarmee een totale gave aan de persoon van Jezus Christus die de getuige van God is. Uiteraard is Jezus de getuige bij uitstek die zich helemaal geëngageerd heeft in Zijn getuigenis tot de dood toe. We hoeven ons niet te verbazen dat het Christendom de religie van het getuigenis en van het geloof is. Het Christendom is de religie van het getuigenis net omdat het een manifestatie is van het mysterie van de goddelijke personen in één persoon. Datgene wat Jezus openbaart is uiteindelijk het geheim van de goddelijke personen. De apostelen op hun beurt zijn weer getuigen vanuit hun intimiteit met Christus.

4.3 Getuigenis in een bijbelse context.

Het Bijbels getuigenis heeft de kenmerken van een menselijk getuigenis, zij het dat het verdiept wordt.

4.3.1 Het O.T.

In het O.T. is de getuige bij uitstek de profeet. Hij is uitgekozen en gezonden door God in een bijzondere ervaring. Hij heeft het woord van God ontvangen, niet om het te houden maar om het uit te dragen en te dienen. Hij is de mond van Jahwe, dienaar van het woord, getuige ...

Ook het volk Israël is gekozen en geroepen door Jahwe. Deutero-Jesaja beschrijft in één tekst alle kenmerken van Israël als getuige (Jes. 43,8-13)[6]We vinden vier kenmerken van het volk dat getuigen moet: *1. de getuige is niet wie zichzelf presenteert, maar wie gekozen en gezonden is om te getuigen.*2. het getuigenis gaat niet over geïsoleerde feiten, maar over de fundamentele zin van de menselijke ervaring: “er is geen andere redder dan Jahwe” (Jes. 43,11).*3. het getuigenis is gericht op de verkondiging, de verspreiding... voor alle volkeren. Het heeft dus een sociale betekenis.*4. deze proclamatie vereist een totaal engagement, niet enkel in woorden, maar in daden en in leven.

Kortom de hierboven geanalyseerde profane betekenissen zitten erin:

  • (1) het aspect van engagement;
  • (2) het juridisch aspect van contestatie (in een soort proces tussen Jahwe en de afgoden) en
  • (3) impliciet het verhalend aspect (God is een God die zich laat kennen door zijn heilsdaden in de geschiedenis).

Nieuw in het O.T. is dat het gezag van de getuige niet van de menselijke getuige zelf komt maar van zijn roeping en zijn zending.

Eenzelfde beschouwing zouden we bij Jes. 43 kunnen maken, waar dan m.n. de daden van God onderlijnd worden. Het volk kan niet Jahwe's godheid als van een absolute betekenis belijden zonder ook een verteller te zijn van de daden van bevrijding.

4.3.2 Het N.T.

In het N.T. benadrukt de taal van de synoptici m.n. de activiteit van verkondigen als belangrijkste middel van verkondiging. Johannes de Doper is gekomen om te verkondigen, ook Jezus preekt, proclameert, evangeliseert, getuigt ...

4.3.2.1 Bij Lucas.

De leerlingen zijn getuigen in de Handelingen en m.n. de apostelen worden “getuigen” genoemd, immers: *1. net als profeten zijn ze gekozen door God (Hand. 10,41).*2. ze hebben geleefd in de intimiteit met Christus (zoals profeten in intimiteit met God) (Hand. 1,22) Ze betuigen wat ze gehoord en gezien hebben.*3. ze hebben een zending van Christus gekregen om te getuigen (10,41) en hebben daarom de gave of garantie van de Geest ontvangen (1,8).*4. ze betonen in hun getuigenis een absolute trouw aan Jezus Christus en Zijn onderricht (net zoals de profeten). “Het is voor ons onmogelijk niet te spreken over hetgeen wij gezien en gehoord hebben.” (Hand. 4,20)

De apostelen zijn ooggetuigen van het leven van Jezus van zijn doopsel tot en met de verrijzenis. Maar ze getuigen ook van de diepe zin van het aardse bestaan van Christus (Hand. 5,34; 10,41). In het N.T. net als in het O.T. is het verhalen van de geziene en gehoorde dingen onlosmakelijk verbonden met de belijdenis van wat gebeurd is. In het N.T. meer dan in het O.T. gaat het getuigenis van belijdenis (woord) naar het getuigenis van leven, net zoals in de zelfgave van de Heer.

4.3.2.2 Bij Johannes.

Bij Johannes vindt het getuigenis zijn hoogtepunt als verhaal, belijdenis, engagement en als verinwendiging. Het evenwicht verplaatst zich van de pool van vertelling naar die van belijdenis, ook al blijft het verhalende karakter van het evangelie bewaard.[7] De getuige is Christus (Ap. 1,5; 3,14), en getuigen voor Christus betekent de Vader openbaren. Getuigen duidt de openbarende functie van Christus aan en dit getuigenis heeft als object Christus zelf. Heel zijn leven (woorden, daden en houdingen) zijn een activiteit van openbaren. Jezus is getuige van de waarheid in het openbaren van zijn eigen mysterie met als hoogtepunt het kruis.

“Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon... heeft Hem doen kennen (ἐξηγήσατο)”. De “exegese” (het doen kennen) van God en het getuigenis van de Zoon zijn hetzelfde (Joh. 1,18). Het getuigenis van de Heer heeft meer dan dat van de profeten een publiek en juridisch karakter. Zijn getuigenis is als het ware een publieke getuigenverklaring in het grote proces tussen het Rijk Gods en de prins van de wereld. Vanaf het begin is deze dramatisch oppositie aanwezig: “Hij kwam in het zijne en de zijne namen Hem niet aan” (Joh. 1,5) Johannes de Doper, de Schrift, de apostelen en de H. Geest geven getuigenis over en voor Jezus. Christus is de absolute getuige. Hij draagt in zichzelf de garantie van zijn eigen getuigenis. De mens moet dit getuigenis in geloof aannemen, maar enkel via de inwendige aantrekkingskracht. (Joh. 6,44: “Niemand kan tot Mij komen, als de Vader die Mij zond, hem niet trekt.” cf. 1 Joh. 5, 9-10)[8] De getuigenis-belijdenis staat nooit los van de getuigenis-vertelling bij Johannes. De band met de ooggetuige wordt niet verbroken. De werken leggen getuigenis af van Christus (μαρτυρια των ἐργων) het is geen getuigenis van een idee maar van de geïncarneerde persoon. Vgl. Joh. 19,35: “Die het gezien heeft getuigt hiervan; zijn getuigenis is waar en hij weet, dat hij de waarheid zegt, opdat ook gij zoudt geloven.”

Het getuigenis van Jezus bewerkt een onderscheid (κρισις) van de harten. Sommigen volgen Hem terwijl velen Hem afwijzen.

4.3.3 Samenvatting.

Het getuigenis in de Bijbel is wezenlijk religieus. Het is een getuigenis over Iemand: de God redder (O.T.) of de God die redt in Jezus Christus (N.T.). Het is tegelijk de uitwendige verkondiging van de Blijde Boodschap van het heil en van de inwendige overtuiging die het engagement van de hele persoon omvat. Het uitwendige getuigenis staat naast een inwendig getuigenis van de Geest, waardoor de mens in staat gesteld wordt om zich te openen voor het evangelie en erin te geloven.

We mogen opmerken dat onder het getuigenis van het N.T. nog niet expliciet het getuigen in het bloed (martelaarschap) verstaan wordt, behalve in de Apocalyps (12,11): “Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, want zij hebben hun leven geminacht ten dode toe.

5 De relatie tussen Openbaring, evangelisatie en getuigenis.

5.1 De noodzaak van het getuigenis.

Het evangelie is een boodschap van heil die ten nauwste verbonden is met het Christus-gebeuren. Het evangelie moet tonen dat Jezus het mens-zijn en heiligheid door zijn dood en verrijzenis wezenlijk veranderd heeft en dat Hij leeft en redt. De Blijde Boodschap is niet enkel een eenvoudig weten maar het is een boodschap van Heil gebonden aan een gebeurtenis die de betekenis van het mens-zijn in het algemeen en het hele persoonlijke bestaan van wie het ontvangt gewijzigd heeft. Kortom, de Christenen moeten (aan)tonen dat het offer van Christus werkelijk de mensheid gered heeft en dat de genade die Hij verdiend heeft werkelijk in staat is om ons zonen van de Vader te maken en een leven te leiden in de Geest. M.a.w. dit veranderd leven of deze heiligheid moet bestaan en zal herkenbaar moeten zijn aan de vruchten van “liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid, ingetogenheid.” (Gal. 5,22) Indien het Christendom deze vruchten niet kan toen dan geeft het zijn falen toe.

Merk op dat de boodschap van Christus een boodschap is van absolute Liefde. Het is de liefde van God die zich manifesteert in Zijn Zoon en in Diens totale overgave aan de Vader in zijn gehoorzaamheid tot in de dood toe. In de liefde van Christus hebben de apostelen Gods liefde voor hen erkend. Vgl. 1 Joh. 4,16: “Zo hebben wij de liefde leren kennen die God voor ons heeft.

Door hun manier van liefde te betonen aan hun medemens (ook in geestelijk opzicht) hebben ze die boodschap uitgedragen. Het Christendom is een gebeurtenis (God die mens wordt), een aanwezigheid (God onder ons) en een uitnodiging tot een deelname met het eigen leven. Er moet een gemeenschap (de Kerk) zijn waarin deze liefde van God voor de mens uitgedragen en beleefd wordt. Jezus heeft tussen ons geleefd, d.w.z. hij heeft de ervaringen van de mensen beleefd en geleefd maar er tevens een andere, nieuwe zin aan gegeven. Na Christus kan men God, de mens, het lijden, het leven niet meer met dezelfde ogen zien. Deze nieuwe manier van leven/bestaan, geïnspireerd door de Geest van liefde, oefent op de mensen, in wie de H. Geest woont, een geheimzinnige aantrekkingskracht uit. Deze nieuwe bestaanswijze heeft een invloed op de mens daarom zijn er of moeten er heiligen zijn, die in de Kerk deze manier van leven als kind van God voorleven en zichtbaar maken voor en in elke generatie.

5.2 De Openbaring als getuigenis.

De Openbaring is een getuigenis. De titel die aan Jezus toekomt is die van de Getuige. Het getuigenis is de enige vorm die het woord (spreken) van God kan aannemen als Hij aan de mens het geheim van het mens-zijn zelf wil meedelen. Christus presenteert zichzelf als een / dé gekwalificeerde Getuige, want Hij is het Woord van God (Joh. 1,2) en de Zoon van de Vader (Joh. 1,18). Hij alleen kent de Vader, want van bij Hem komt Hij (Joh. 6,46; 7,29; 8,55; 16,27; 17,8). Hij kent de Vader (Joh. 7,29) zoals de Vader Hem kent (Joh. 10,15), want Hij is in de Vader en de Vader is in Hem. (Joh. 10,30; 17,21.23) Hij deelt mee wat Hij heeft gezien en gehoord bij de Vader (Joh. 3,11; 8,38; 3,32) Zijn getuigenis is absoluut uniek: het vindt zijn oorsprong en steun in het bewustzijn dat Jezus heeft van zijn relatie met de Vader als Zoon.[9]Hij is in persoon de Absolute die getuigenis aflegt van zichzelf en van zijn aanwezigheid onder ons. De wonderen (die het werk zijn van Vader en Zoon samen) hebben als doel om de mensen te leiden tot het ontdekken van de heerlijkheid die Jezus toekomt. Het getuigenis van Jezus die mens geworden is maakt de omweg via de menselijke of contingente tekens die God in de geschiedenis geeft. Als de apostelen Jezus belijden dan maken zij geen onderscheid tussen Jezus' persoon en Jezus' getuigenis. Zij belijden Jezus tegelijk als Christus en Heer. Zijn getuigenis is niet enkel een mondelinge boodschap maar ook een onderricht door Zijn leven. (DV 4).[10] Christus is de garant van Zijn aanwezigheid tussen ons als de Absolute. Toch zou zijn getuigenis in woord en daad zinloos zijn zonder de werking van de H. Geest die een inwendig getuigenis geeft in de harten van hen tot wie zich de boodschap van de Heer richt. Het uiterlijke getuigenis van Christus in woord en leven is dus altijd verbonden met het innerlijke getuigenis van de Geest. Als het getuigenis van de Kerk zich zou reduceren tot een verdergeven van een geheel van eens gegeven geloofsgegevens dan zou “getuigenis-geven” herleid worden tot het verleden en zou de Kerk niet meer in staat zijn te leven of leven te geven. Kortom het getuigenis van Christus is tegelijkertijd een docere en een facere, een leren en beleven.

5.3 Evangelisatie en getuigenis.

In de context van evangelisatie heeft “getuigen” een dubbel niveau:

  • (1) het getuigenis is één van de onderdelen van de evangelisatie en
  • (2) in een algemener perspectief, gezien tegenover de Openbaring als geheel, is de evangelisatie in haar geheel een getuigenis dat de Kerk met Christus verbindt.

De evangelisatie richt zich tot de hele mens en omvat alle activiteiten die de mens helpen om deel te krijgen aan het mysterie van Christus. Het helpt ons of om tot de gehoorzaamheid van het geloof te komen of om het reeds aanwezige geloof te verdiepen. Het veronderstelt de verkondiging van het Evangelie, de toediening van sacramenten en een getuigenis van leven. De prediking is altijd een wezenlijk onderdeel bij het uitdragen van het geloof bv. Paulus (1 Kor. 9,16; 1,17). De prediking moet men niet reduceren tot de gesproken activiteit. Het moet behalve een aangekondigd heil ook een gerealiseerd heil zijn. De overeenstemming tussen het Evangelie en een leven vanuit dit Evangelie geeft aan de verkondiging een geloofwaardigheid en werkzaamheid. Het Evangelie wordt ahw zichtbaar in de getuige.

Men mag evangelisatie niet verwarren met de openbarende werking van God die men wel getuigenis kan noemen. Evangelisatie wordt gebruikt om de activiteit van verdergeven en verspreiding van de Openbaring (een onderdeel van de categorie getuigenis) aan te duiden. Evangeliseren is een deelname aan het getuigenis van Christus. Door de evangelisatie verlengt de Kerk het getuigenis van Christus en van de apostelen. Het is een oproep tot engagement. Getuigen lijkt ons daarom de meest geschikte term om het geheel van evangeliserende activiteiten van de Kerk aan te duiden. Het veronderstelt:

  • de verkondiging en het engagement van ieder individu en van de Kerk als groep.
  • de uitnodiging tot bekering en tot geloof.
  • de inwendige werking, een getuigenis van de Geest.

De evangelisatie gaat via een uitwendige uitnodiging (heel het leven van de Kerk) en inwendige uitnodiging.

5.4 Het hedendaagse getuigenis.

Vaticanum II, de synode van 1974 en vele auteurs wijzen op de kansen en risico's van het getuigenis heden:

  • 1. er is een crisis van het woord heden. Mensen worden overgoten met woorden en informatie
  • 2. een crisis van het milieu waarin de evangelisatie zich afspeelt: dubbel:
  • 2a. het traditionele milieu van een Christelijke cultuur wordt gekenmerkt door een enorm relativisme.
  • 2b. of zelfs totaal onverschillig: de vraag naar God wordt niet eens gesteld: agnosticisme.
  • 3. crisis die gaat over de zin van de mens en van het menselijke bestaan.[11]

De nieuwe kans voor het getuigenis bestaat hierin dat het menselijk bestaan zijn eigen garantie van authenticiteit bezit. Het evangelie is niet neutraal, maar inspireert houdingen, opties en een levensstijl. Het leven van de Christenen is uiterlijk niet anders dan dat van andere mensen, met lijden, pijn enz. . Het unieke is het geloof in Christus dat alles in het leven van een Christen zin geeft en bepaalt. Dit geloof inspireert een levenshouding, inzet voor de medemens, liefde voor de naaste, zelf voor zijn vijanden. Het bepaalt de houding t.o.v. de dood en lijden.[12] Het getuigenis van een leven in Christus kan een middel worden om in contact te treden met ongelovigen. Het werkt door de aantrekkingskracht en verleiding van het goede.[13] De 21ste eeuw staat hiervoor open. Let wel er bestaat ook het gevaar om het belang van het getuigenis te overtrekken. Een getuigenis dat niet van de Geest komt is steriel en ijdel. Een ander gevaar is dat soms de prediking verwaarloosd dreigt te worden.

5.5 De kenmerken van het hedendaagse getuigenis.

Om efficiënt te zijn moet het getuigenis over de volgende kenmerken beschikken:

  • 1. de tijdgenoten zijn gevoelig voor menselijke waarden die door seculiere wereld erkend worden: professionaliteit, efficiëntie van werk, verlangen naar waarheid, er is een openheid en oprechtheid in menselijke contacten... .
  • 2. Veel tijdgenoten hebben respect voor wie zich engageert in een taak (religieus, priester, leek) en wie die trouw en gewetensvol doet.
  • 3. Vroeger werd de taak om het geloof uit te dragen teveel bij missionarissen gelegd. Nu is het veel meer het getuigenis van de hele Kerk, van het hele Volk Gods. De Kerk presenteert zich als geheel in deze grote wereld die door de communicatiemiddelen heel klein geworden is.
  • 4. Een bijzondere kans heeft het getuigenis van Christenen als zij zich inzetten voor rechtvaardigheid en vrede in de wereld en m.n. voor de zwaksten (ongeborenen enz.).

De heiligheid van de Kerk zal steeds maar ten dele zijn en steeds een zekere spanning en onvolkomenheid in zich dragen.

5.6 Het getuigenis in de Geest.

Het getuigenis heeft een inwendige dimensie: de genade. Het omvat de zelf-mededeling van God aan een mens (ook buiten context van verkondiging) Evangelisatie is een drievoudig getuigenis of drievoudige uitnodiging tot geloof:

  • 1. Kerk roept op tot bekering via de verkondiging of het uitwendig getuigenis
  • 2. en door engagement van leven volgens het evangelie (een uitwendig getuigenis dat geïnterioriseerd wordt).
  • 3. De Geest nodigt de mens van binnenuit uit om zich aan de onzichtbare God toe te vertrouwen.

Het is de Geest die deze drie getuigenis onderling verbindt tot één enkel: het woord-geleefd-in de Geest.

6 Heiligheid, een leven volgens het Evangelieeen teken van redding.

Zoals hierboven al vermeld wordt de heilige en de martelaar gezien als de getuige bij uitstek voor het evangelie.

6.1 De actualiteit van het teken van heiligheid.

Heden zullen velen wonderen ontkennen maar het handelen van God in mensen niet. Denk aan de vele romans en films over inspirerende personen en heiligen.[14]

  • 1. de mens uit onze tijd domineert natuur. De wereld is geen persoon met wie hij kan spreken. Hoe meer mens de grenzen van kennis verlegt hoe eenzamer hij wordt. Hoe eenzamer de mens in dit heelal lijkt te worden.

De heilige is een mysterie van een persoon die uitnodigt. Hij is een mysterie dat tegelijk transcendent: het gaat uit boven deze kille wereld en heel nabij (immanent) is. Hij is een medemens.

  • 2. De mens uit de twintigste eeuw heeft de zwakheid van de mens meer dan ooit te voren ervaren, denk aan de oorlogen, concentratiekampen, de psychoanalyse. De heilige is degene die dit kwaad, dit slechte overstijgt. Ieder mens zoekt oprechtheid, waarheid, authenticiteit, loyauteit.
  • 3. Temidden van een veelheid van opinies, ideologieën enz. zoekt de mens de betekenis (zin) van zijn bestaan.

In deze duisternis heeft de getuige van Christus iets gevonden dat zin geeft aan het leven: het evangelie. De mensen worden niet zozeer door verkondigers maar door heiligen aangetrokken. Zonder twijfel trekt het getuigenis van het leven vele tijdgenoten aan.

  • er is niet zo vaak een heilige aanwezig.
  • vele heiligen worden bij hun leven niet opgemerkt. Immers iets wat goed is valt veel minder op dan iets wat slecht is.[15]
  • In de 20e eeuw loopt het contact met Christus normaliter via de Kerk. Hieruit volgt dat de heiligheid van de kerk (die deelt in Christus...) een zichtbare aanwezigheid van genade en heil zijn moet.

De mensen vragen geen dogma's en prekers maar getuigen... van de liefde van Christus.

6.2 Het getuigenis van bekeerlingen uit de twintigste eeuw.

Uiteraard zijn er vele vormen van bekering en is het proces van bekering uniek en zeer complex. Het omvat de hele mens, verstand, wil, enz.

Vaak wordt een bekering in gang gezet of versneld door een ontmoeting met een heilige.[16]Het getuigenis van een heilig leven is nog groter als het gedragen wordt door een gemeenschap. Uit de getuigenissen van veel bekeerlingen blijkt dat het Christendom (R.K. Kerk) zich presenteert als de ontdekking van een Blijde Boodschap die hem aangaat en die hem met heel zijn persoon en bestaan engageert.

6.3 De heiligheid bekeken vanuit het geloof.

In de theologie hebben we twee manieren om de heiligheid te benaderen:

  • (1) dogmatisch: de heiligheid wordt gezien als een mysterie van genade en van geloof en
  • (2) apologetisch: de heiligheid wordt gezien als een waarneembaar fenomeen en dan wordt gevraagd naar de betekenis, enz. ervan en als teken voor de waarheid van het Christendom.

Beide aspecten zijn complementair. Heiligheid wordt enkel begrepen door te verwijzen naar Jezus Christus, die het principe en voorbeeld van alle heiligheid is. Zijn morele heiligheid bestaat in de voortdurende en perfecte eenheid van zijn menselijke wil met die van de Vader. De wil van de Vader is de wet van Jezus':

  • apostolisch handelen: “Mijn spijs is, de wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft”. (Joh. 4,34)
  • onderricht: “Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem die Mij gezonden heeft”. (Joh. 7,16)
  • zending: “Ik ben immers uit de hemel neergedaald, niet om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft.” (Joh. 6,38 ook 39-40)
  • offer: “Hierom heeft de Vader Mij lief, omdat Ik mijn leven geef, om het later weer terug te nemen. Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf. Macht heb Ik om het te geven en macht om het terug te nemen: dat is de opdracht die Ik van mijn Vader heb ontvangen.” (Joh. 10,17-18)[17]

De wil van de Vader is een realiteit die leeft in Christus. Ja, het is de Vader zelf die in Hem leeft. De wil van de Vader is de liefde van de Vader in Hem. Deze liefde is de H. Geest. Het wonder aller wonderen is dat wij, Christenen, opgeroepen zijn om te delen in Zijn zoonschap. God heeft “ons voorbestemd zijn kinderen te worden door Jezus Christus.” (Ef. 1,5) De Christen is hij die de geest van Christus heeft en die leeft onder de leiding van de H. Geest. (Rom. 8,14) Wij Christenen zijn geroepen om net zoals de Zoon de Wil van de Vader te volbrengen.

  • Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik, die de geboden van mijn Vader heb onderhouden, in zijn liefde blijf.” (Joh 15,10; cf. 14,21)

De heilige is hij die in alle dingen de wil van God doet, bewogen door de Geest.[18]De heilige is de nieuwe mens, wedergeboren door God, levend in de Geest, voorzien van een nieuw principe van kennis (geloof) en van liefde (hij houdt van alle dingen zoals God ervan houdt). Hij wil niet het centrum van de wereld zijn.

6.4 Waarneembare kenmerken van heiligheid.

Welke zijn de meest duidelijk waarneembare kenmerken van heiligheid?

  • 1. Een teken van heiligheid is de discretie. De heilige eist niets, vraagt niets. Heiligheid werkt zonder geweld en zonder dwang. De aantrekkingskracht is zijn discretie zelf.

De heiligheid presenteert zich als een waarde of als een geheel van waarden. Als een hoogste goed dat te beminnen en na te streven is. De heiligheid werkt als een waarde, door aantrekkingskracht en de verleiding van het goede. De vrijheid blijft bestaan. Heiligheid is een appèl.

  • 2. De heiligheid legt een harmonie bloot tussen ideaal en leven. De boodschap van het evangelie wordt één met het getuigenis, het aangekondigde heil komt ahw tegenwoordig. De heilige toont het vermogen van het evangelie om het menselijk bestaan te veranderen. Deze overeenstemming tussen Evangelie en leven is noodzakelijk voor het Christendom:
  • a. het Christendom is geen filosofisch systeem, maar een boodschap van heil die de menselijke conditie veranderd heeft en verandert: immers wij delen nu reeds -zij het niet ten volle- in het leven van de goddelijke personen.
  • b. omdat het wezenlijk van de Christelijke boodschap de openbaring is van de oneindige liefde van God voor de mens via Christus. In de liefde van de heilige voor God en voor zijn broeders kan de mens een spoor herkennen van God die bemind wordt en die bemint. Bij de heilige wordt de liefde van mens een teken van de liefde van God.
  • c. het Evangelie is de Openbaring van een nieuwe bestaanswijze, een nieuwe levensstijl.
  • 3. De harmonie tussen evangelie en leven die gerealiseerd wordt in de heiligheid wordt ook overstegen. Het ideaal (=evangelie) en de werkelijkheid worden overstegen. In een wereld waar zonde, verdeeldheid, egoïsme, geweld, enz. heersen wordt een ideaal werkelijk en tastbaar. Bv. men weet dat een mens edelmoedig kan zijn maar de edelmoedigheid van bv. Charles de Foucauld voor de Toearegs overstijgt de menselijke voorstelling.

Opdat een gedrag het normale menselijke handelen overstijgt moet het de volgende kenmerken vertonen*een zekere psychologische totaliteit en intensiteit, die zich uit in een zich opofferende liefde voor God en mensen

  • een continuïteit in de duur en constantheid van de wil
  • een zekere sociologische dimensie: nl. in de Kerk.

Het is niet enkel een verticaal en simpel overstijgen (zoals bij martelaar kan zijn) maar het is een veelvoudig en paradoxaal overstijgen. De heilige reproduceert ahw in miniatuur de paradoxen van het leven van Christus. Zo is de heilige die leeft in uiterste puurheid en boetedoening ervan overtuigt dat hij de grootste zondaar is. Kortom: de kenmerken van heiligheid: *een waarde die aantrekt en het verlangen naar deelname opwekt.

  • vertoont een diep harmonie tussen de boodschap van het Evangelie en de geleefde heiligheid.
  • een overstijgen van de mens, complex en paradoxaal.

6.5 Het onderscheiden van het teken van heiligheid.

Hoe kunnen we de aanwezigheid van heiligen in deze door zonde getekende wereld uitleggen?

De heiligen wijten het aan Christus en Zijn Kerk. Alles krijgen ze hiervan. Het is de Geest van Christus die in hen handelt, hen zuivert, heiligt, verandert. Van de Kerk krijgen zij de heiligheid. De heilige is als een korte samenvatting van de leer en het leven van de Kerk. Enkel door de band met Christus en Kerk kan men uitleggen:

  • (1) het overstijgen... eigen aan de heiligheid;
  • (2) de vruchtbaarheid in de liefde;
  • (3) de aantrekkingskracht en
  • (4) de paradoxen die zich in haar voltrekken.

Boodschap en heiligheid zijn van zelfde niveau, het een in de orde van het ideaal, het ander in de orde van het bestaan. De heilige is de nieuwe mens aangekondigd door het evangelie. De heiligheid is een werkelijk teken.

  • het is een aanwezigheid van een werkelijkheid waarvan de kracht van de betekenis veelvoudig is en zich uitoefent op vele manieren.
  • het teken is niet te scheiden van de persoon. Het is een expressief teken van liefde. Maar het trekt aan als een teken van een nog grotere liefde. De heiligheid werkt als een schets of afstraling van de brandende, pure goddelijke liefde, die de mens absoluut overstijgt.
  • op het niveau van de Kerk is de heiligheid het teken van het evangelie, in de zin dat het het evangelie “tastbaar” maakt en het laat overgaan naar de existentiële orde. Het aangekondigde heil is er als het ware in zichtbaar.
  • De heiligheid bewijst het evangelie niet, maar toont het in actie of in levende lijve. Ze toont een ziel waarin de H. Geest woont en die geworden is tot een aankondiging van de boodschap. De schoonheid van het evangelie wordt overwogen in het beleefde evangelie.
  • heiligheid als overstijging is een teken. Niet zozeer op de manier van een teken-bewijs, maar op de manier van teken om te interpreteren, een raadsel om te ontcijferen een mysterie om te doordringen. Er bestaat een bewonderenswaardige coherentie tussen het getuigenis van de woorden van Christus, van de Kerk en heiligen enerzijds en hun daden anderzijds.

De oorzaak van de heiligheid is de persoonlijke en handelende kracht van Christus door zijn Geest.

We hebben hier een aantal elementen van de heiligheid en de overtuigingskracht van de heilige bekeken. In werkelijkheid is heiligheid een geheel.

6.6 De werkzaamheid van het teken en de subjectieve voorwaarden.

Het concrete onderscheiden van het teken van de heiligheid kan enkel in een klimaat van genade. Het zou tegenstrijdig zijn dat God mensen op het bovennatuurlijk leven zou richten zonder hen ook bij te staan om er te komen. De heiligheid werkt niet ex opere operato net zomin als andere tekens (wonderen, profetieën). Het teken is gegeven, maar de mens is niet altijd voorbereid om het te interpreteren. Net zoals men een wonder kan zien zonder het te zien, zo ook heiligheid. Nodig zijn:

  • een intellectuele openheid, m.n. voor de mogelijkheid van een eventueel ingrijpen van God in het leven van mensen.
  • intellect disposities: oprechtheid, verlangen naar waarheid en naar het licht, nederigheid (cf. N.T.-citaten om dit te staven).
  • een zeker gevoel voor morele waarden. Iemands opvoeding enz. kan al voldoende zijn om dit (quasi) onmogelijk te maken.

Het teken van heiligheid veronderstelt een aantal disposities bij degene die de heilige ziet. De heiligheid is een teken, maar opdat het teken echt zou spreken is een sociale dimensie nodig: collectief beleefde heiligheid. De heroïsche heiligheid kan pas echt werkzaam zijn als het de top is van een piramide waarvan de basis gevormd wordt door de algemene heiligheid van het Christenvolk. De kracht van de heiligheid is een teken van het bovennatuurlijke dat de mens verandert. Het teken is hier de schittering zelf van de bewerkte omvorming door het worden van de nieuwe mens in Christus. Bij het onderscheiden van de heiligheid gaat men ahw direct van de weerspiegeling naar de bron. Zoals in het wonder de natuur geraakt wordt door God, zo wordt in de heiligheid de mens die veranderd en levend gemaakt door de Geest van liefde.

7 Het martelaarschaphet hoogste getuigenis van liefde.

7.1 Inleiding.

Reeds Tertullianus maakte de beroemde opmerking: “Het bloed (van de martelaren) is het zaad van de Christenen”. (1 Apol. 50) Een martelaar is niet enkel een figuur uit het verleden. In de martelaar kan iedereen een perfecte identificatie zien tussen geloof en leven, tussen mondelinge belijdenis en dagelijks handelen. Let wel de Kerk, verbonden met Christus is een ecclesia martyr meer nog dan een Ecclesia martyrum. In bijbelse termen: de zending van de Kerk bestaat erin om de blik van allen te richten op degene die doorboord is. Vgl. Paulus in Gal. 4,19: “ik moet opnieuw weeën om u doorstaan, totdat ge de gestalte van Christus hebt aangenomen”. Paus Johannes-Paulus II spreekt over de 20ste eeuw als over de eeuw van de martelaren.

In de persoon van de martelaar heeft Kerk altijd gezien dat het getuigenis van het evangelie niet enkel verbaal was maar zich uit in daden tot het einde toe. Dit martelaarschap hoort thuis binnen de Kerk die de taak heeft om tot haar laatste ademtocht te getuigen van de Heer.

7.2 Het ontstaan van het huidige begrip van martelaarschap.

7.2.1 Het O.T.

  • a. Bij de figuur van de profeten bestond op de achtergrond steeds de mogelijkheid van een gewelddadige dood. We kunnen ze daarom “martelaar” noemen zonder dat ze het zijn.
  • b. de historische gebeurtenis van Israël.
  • Onder de vervolging onder Antiochus Epifanes IV (167-164) ontstaat de theologie van het martelaarschap, die vertrekt van een theologie van de geschiedenis.

In het O.T. staat het martelaarschap voor de dood van de onschuldige die sterft omwille van de trouw aan Jahwe. Het heeft een zuiverende en versterkende waarde voor het volk. Vgl. 2 Macc. 6,12-30:

  • het moment van de beproeving is een genade.
  • zo spoort de Heer het volk aan om te geloven
  • de martelaar moet de jongeren (anderen) bevestigen in het geloof van de vaders
  • de dood is aanvaard uit liefde voor de Heer
  • de martelaar is volledig vrij voor de beul.

7.3 Het N.T.

In het martelaarschap van het N.T. staat de band met Jezus centraal (vgl. Hand. 5,41) waar de leerlingen blij waren dat ze mochten lijden omwille van Christus.

  • a. Jezus heeft een betekenis aan zijn dood gegeven. Hij wist dat hem een gewelddadige dood te wachten stond.
  • b. De (geestelijke) eenheid van leerlingen met de meester...

Het N.T. heeft het idee van het martyrium niet met het aanvaarden van de dood verbonden. De martelaar is degene die geroepen is om getuigenis af te leggen. Stefanus is de eerste. Een getuige (μαρτυς) is in de eerste plaats een ooggetuige van het leven, dood en verrijzenis van de Heer. Later wordt μαρτυς m.n. gebruikt voor wie getuigenis aflegde van de Heer in gevaarlijke situaties, in lijden en dood.

7.4 De apostolische Kerk

Het huidige begrip van het martelaarschap vinden we in het Martyrium Polycarpi (Polycarpus +156). Hier vinden we drie elementen:

  • Christus werd zelf ook als martelaar gezien sedert dit Martyrium Polycarpi.
  • met Clemens van Alexandrië (216) begint de echte theologie van het martelaarschap.
  • een martelaar wordt gezien als een concrete getuige van de volmaakte liefde.

Er zou hier een hele lijst met martelaren vanaf de oudheid tot heden gepresenteerd kunnen worden.

We kunnen hier wijzen naar de beroemde tekst van Tertullianus: “Plures efficimur, quoties metimur a vobis: semen est sanguis Christianorum” (Apol. 50 = R. 285).

7.5 De theologie van het martelaarschap.

In de moderne fundamenteel-theologische literatuur wordt er vaak veel aandacht besteed aan het martelaarschap. Bv. Fisichella dat dan in een transcendentaal-thomistisch of taalfilosofisch perspectief gezien wordt. De auteur dezes houdt deze discussie voor een doodlopende straat.[19]

8 Het martelaarschap en de fundamentele theologie.

In de fundamentele theologie wordt het martelaarschap bestudeerd in de context van de geloofwaardigheid van de Openbaring.

8.1 Een definitie.

Thomas spreekt over het martelaarschap als een sterven omwille van de belijdenis van het geloof en voor elke andere ingestorte deugd die Christus als doel heeft.[20] De martelaar is een getuige van de Heer. Het is een persoon die gedood wordt omwille van zijn trouw aan het geloof of aan de wet van Christus.

  • Zoals Jezus, de Zoon van God, zijn liefde heeft betoond door voor ons zijn leven te geven, kan niemand hogere liefde betuigen dan door voor Hem en voor zijn broeders zijn leven te geven (cf. 1 Joh. 3,16; Joh. 15,13). Vanaf de eerste tijden werden sommige christenen geroepen om tegenover iedereen, en vooral tegenover de vervolgers, dit hoogste liefdesgetuigenis af te leggen; dit zal altijd zo blijven. De Kerk beschouwt de marteldood als een zeer verheven gave en de hoogste daad van liefde: daardoor immers wordt de leerling gelijk aan de Meester, die voor het heil van de wereld de dood vrijelijk aanvaardde, en volgt hij Hem na in het vergieten van zijn bloed. Dit wordt aan weinigen gegeven, maar allen moeten bereid zijn om Christus tegenover de mensen te belijden en Hem onder de vervolging, die de Kerk nooit bespaard zal worden, op zijn kruisweg te begeleiden.” (LG 42)[21]

In deze tekst vinden we de volgende elementen:

  • centraal staat de liefde
  • Christologisch principe: centraal staat Christus die Zijn leven gegeven heeft voor zijn broeders (Joh. 15,13).
  • de ecclesiale dimensie
  • de specificiteit van het martelaarschap: het is de gave van hoogste bewijs van liefde.
  • historische continuïteit.

9 Conclusie.

De heiligheid van de Kerk en van haar leden is een argument voor de waarheid van haar boodschap. In deze les hebben we m.n. stilgestaan bij de betekenis van het getuigenis als middel om het geloof uit te dragen, bij de persoonlijke heiligheid en het martelaarschap. De heilige en de martelaar zijn de Christelijke getuigen bij uitstek.

10 Voetnoten

  1. Een lijst van teksten van het concilie waarin sprake van “getuigenis” zie “témoignage”, in: Concile oecuménique Vatican II, Paris, Centurion, 1967, 954-956.
  2. Bijna alle bisschoppenconferenties hebben in hun observaties het belang van de band tussen de prediking en het leven volgens het evangelie onderlijnd want de verkondiging en het getuigenis zijn twee noodzakelijke facetten van een authentiek evangelisatie.
  3. “Evangélisation et témoignage”, 81.
  4. Latourelle, 84.
  5. Hier kan gewezen worden op wat in de les over geloven gezegd werd dat geloven twee aspecten omvat: zich bekennen tot een persoon en de inhoud van zijn boodschap aannemen. Uiteindelijk is een getuigenis aannemen: geloven.
  6. Laat nu het volk voorkomen, dat blind is en toch ogen heeft, en de doven, die toch oren hebben. Alle naties komen samen en de volkeren zijn vergaderd. Wie onder hen heeft zoiets aangekondigd, en ons doen horen wat vroeger is gebeurd? Laat ze komen met getuigen, die hun gelijk bewijzen; laat anderen naar hen luisteren om te kunnen zeggen: `Het is waar.' Gij zijt mijn getuigen, - zo luidt de godsspraak van Jahwe -, en mijn dienstknecht, die Ik heb uitverkoren, gij moet inzien en in Mij geloven, gij moet begrijpen dat Ik het ben. Eerder dan Ik werd er geen god gevormd, en ook na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik alleen ben Jahwe, en een redder buiten Mij is er niet. Ik kondig aan, red en doe Mij horen, Ik, en geen vreemde god in uw midden. Gij zijt mijn getuigen, - luidt de godsspraak van Jahwe -: Ik alleen ben God. Ik ben het ook nu nog; er is niemand, die aan mijn hand ontrukt. Als Ik iets doe, wie maakt het dan ongedaan?” (Jes. 43,8-12)
  7. We vinden bij Johannes μαρτυς 47 van de in totaal 77 keer dat het voorkomt in het N.T. en μαρτυρια 30 van 37 maal.
  8. Als wij het getuigenis van mensen aannemen, dan zeker dat van God, dat zoveel groter gezag heeft; God zelf waarborgt het getuigenis, dat Hij heeft afgelegd aangaande de Zoon. Wie in de Zoon van God gelooft, draagt Gods getuigenis in zijn hart."
  9. Hier kan verwezen worden naar de vreemde Christologie van Jacques Guillet, La Foi de Jésus-Christ, Paris, Desclée, 1980 die spreekt over het Jezus die gelooft, dit in tegenstelling tot de gegevens van de Schrift die de Heer als “wetend” voorstellen.
  10. “Hij... vervult de openbaring, brengt haar tot voltooiing en bekrachtigt haar met goddelijk getuigenis door geheel zijn tegenwoordigheid en verschijning, door woorden en werken, door tekenen en wonderen, vooral echter door zijn dood en glorievolle opstanding uit de doden en tenslotte door de zending van de Geest der waarheid: de openbaring namelijk, dat God met ons is om ons te bevrijden uit de duisternis van zonde en dood en ons op te wekken tot het eeuwige leven.” (DV 4) Zoals in een eerdere les vermeld werd, bestond vóór het concilie de tendens om enkel te spreken over de woorden van Jezus. Men wijst nu ook op het getuigenis in de werken, bv. Zijn kruisdood.
  11. Zie hierover bij de les over het atheïsme.
  12. Vgl. De brief aan Diognetes (ca 150), hh. 5 en 6.
  13. Vgl. John Henry Newman, Fifteen Sermons Preached before the University of Oxford. (Between A.D. 1826 and 1843), [1843] (1871), 91: “Here... is to be taken into account the natural beauty and majesty of virtue, which is more or less felt by all but the most abandoned. I do not say virtue in the abstract, -virtue in a book. Men persuade themselves, with little difficulty, to scoff at principles, to ridicule books, to make sport of the name of good men; but they cannot bear their presence: it is holiness embodied in a personal form, which they cannot steadily confront and bear down...”.
  14. Latourelle, Le témoignage de la vie, 256v.
  15. Om een concreet voorbeeld te geven. Het duurde bijna negen jaar voor de inwoners van Ars in de vorige eeuw begonnen te ontdekken dat hun pastoor een heilige was.
  16. Bv. O'Brien, die honderden getuigenissen over bekeringen verzameld heeft meent dat dit zo is. Vgl. John A. O'brien, Bringing Souls to Christ, New York, 1960, 75 en 104; Roads to Rome, New York, All Saints Press, 1955, 228. Vgl. N. van Doornik (ed.), Pelgrims naar Una Sancta. Hedendaagse belijdenissen, Brussel, Spectrum, 1968.
  17. Vele andere schriftteksten, Latourelle, “Le témoignage de la vie”, 267-8.
  18. Het enige criterium van heiligheid is het voortdurend vervullen van Gods wil in de levensomstandigheden waarin men geplaatst is.
  19. Men kan dit nalezen bij R. Fisichella, “Il martirio come testimonianza: contributi per una riflessione sulla definizione di martire”, in: Portare Cristo all'uomo, Roma, 1985, vol. 2, 747-767. K. Rahner, “Über das Martyrium”, in: Zur Theologie des Todes, Freiburg, 1958, pp. 73-106. M.n. het heideggeriaanse principe dat de mens een “sein zum Tode” is kan auteur dezes niet onderschrijven.
  20. “Duplex est autem causa pro qua quis martyrii causam prosequitur. Una si patiatur pro fide christi, vel pro quacumque alia virtute.” In Eph. 3 lect. 1 pr.
  21. Cf. ook Pius IX (DS 2779) en Vaticanum I (DS 3013-4).