Martelaarsacte, martelaren van Scili: verschil tussen versies

Uit Theowiki
k (1 versie geïmporteerd)
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
{{Kerkvaders}}
+
{{Kerkvaderstekst}}
 
== Akten van de martelaren van Scili. (180)==
 
== Akten van de martelaren van Scili. (180)==
 
===Inleiding===
 
===Inleiding===

Huidige versie van 12 jul 2024 om 16:58



Akten van de martelaren van Scili. (180)

Inleiding

Zes martelaren, afkomstig uit de stad Scillium, een verder onbekende stad in Numidië stierven op 17 juli 180 in Carthago door onthoofding. Dit gebeurde op bevel van Vigellius Saturninus, Proconsul van Afrika. De tekst van deze martelaarsakte is de oudste overgeleverde Latijnse Christelijke tekst uit Noord-Afrika. De eerste daaropvolgende tekst is de Passie van Felicitas en Perpetua (202/203).
Het is opmerkelijk dat deze martelaren niet gefolterd werden vóór hun terechtstelling. De dialoog tussen de proconsul en de martelaren suggereert dat deze geen vooroordelen tegen de Christenen lijkt te hebben. Hij wil enkel dat zij de wet gehoorzamen.
Deze eerste martelaren uit Afrika stonden in hoog aanzien en werden zeer vereerd, vgl. Tertullianus, Ad Scap. 3. Waarschijnlijk werd hun sterfdag, hun geboortedag voor de hemel, vanaf het eerste jaar na hun dood in Carthago gevierd. Er werd een basiliek boven hun graf gebouwd waar St. Augustinus vaker preekte.[1] Hun verering heeft zich in het Westen verspreid.[2]

De tekst

Onder het tweede consulaat van Praesens en dat van Claudianus, op 17 juli (A.D. 180), zei proconsul Saturninus tot Speratus, Nartzalus, Cittinus, Donata, Secunda en Vestia, die allen in een geheime verhoorkamer in Carthago gebracht waren om voor het gerecht te verschijnen: "Jullie kunnen vergiffenis krijgen van de keizer, indien jullie weer je gezond verstand gebruiken".
2. Speratus zei: "Nooit hebben wij iets misdaan, wij zijn aan geen enkele slecht werk medeplichtig geweest, nooit hebben wij een vervloeking uitgesproken. Terwijl we slecht behandeld werden, hebben wij onze dank betuigd, omdat wij onze keizer eren".
3. Proconsul Saturninus zei: "Ook wij zijn godsdienstig, en onze godsdienst is eenvoudig, wij zweren bij de genius van de heer onze keizer, en bidden voor zijn heil. Dat hoort ook gij te doen."
4. Speratus zei: "Indien u even wilt luisteren, zal ik u een mysterie van eenvoud leren".
5. Saturninus zei: "Ik zal niet luisteren wanneer u slechte dingen zegt over wat ons heilig is, zweer liever bij de genius van onze heer, de keizer."
6. Speratus zei: "Ik erken geen keizerschap van deze wereld; veeleer dien ik die God, die geen mens gezien heeft of zien kan met deze ogen. Ik heb niets gestolen, en over wat ik koop zal ik de belasting die daarop staat, betalen, omdat ik mijn Heer ken, de keizer van alle koningen en volkeren".
7. Proconsul Saturninus zei tot de rest: "Laat u niet langer door deze man overreden."
Speratus zei: "Het is verkeerd zich te laten overreden tot een moord of tot een vals getuigenis".

8. Saturninus zei: "Volg hem toch niet in zijn waanzin".
Cittinus zei: "Er is niemand anders die wij vrezen moeten dan God onze Heer, die in de hemel is".
9. Donata zei: "Wij eren de keizer, omdat hij keizer is, wij vrezen echter God".
Vestia zei: "Ik ben Christin".
Secunda zei: "Wat ik ben, wil ik zelf zijn".
10. Proconsul Saturninus zei tegen Speratus: "Blijft gij als Christen volharden?"
Speratus zei: "Ik ben Christen", en allen zeiden hetzelfde.
11 . Saturninus, de proconsul zei: "Wilt ge soms bedenktijd?"
Speratus zei: "In een zó rechtvaardige zaak is er geen bedenktijd nodig."
12. Proconsul Saturninus zei: "Wat zit er in uw tas?"
Speratus zei: "De boeken en de brieven van Paulus, de rechtvaardige".
13. Proconsul Saturninus zei: "Jullie krijgen dertig dagen uitstel om je te bedenken."
Speratus zei weer: "Ik ben Christen", en allen zeiden hetzelfde. 14. Proconsul Saturninus las het besluit van de oorkonde: "Speratus, Nartzalus, Cittinus, Donata, Vestia, Secunda, die bekennen als Christenen te leven, en die hardnekkig bij hun besluit blijven, hoewel zij de gelegenheid gehad hebben om terug te keren tot de Romeinse levenswijze, worden hierbij veroordeeld tot de dood door het zwaard."
15. Speratus zei: "Wij danken God".
Nartzalus zei: "Vandaag zullen wij martelaren in de hemel zijn. God zij dank."
Proconsul Saturninus liet door een bode afkondigen: "Er is bevel gegeven Speratus, Nartzalus, Cittinus, Veturius, Felix, Aquilinus, Laetantius, Januaria, Generosa, Vestia, Donata en Secunda ter dood te brengen."
Allen zeiden: "God zij dank."
En zo werden allen tegelijk met het martelaarschap gekroond en heersen zij met de Vader en de Zoon en de Heilige Geest in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Voetnoten

  1. Sermo 299D-F PL 38. (Victor Vit., Persecut. Vandal. I, 3, 9; Augustinus, Serm. 155, ed. Migne)
  2. De originele tekst: "Passio sanctorum Scilitanorum", in: Rudolf Knopf (ed.), Ausgewählte Märtyrerakten, Tübingen, J.C.B. Mohr, 1910, 28-29. De vertaling is uit: J.N. Bremmer en J. den Boeft, Martelaren van de oude Kerk, Kampen, Kok, 1988, 51-54.