1 Basilius de Grote (Caesarea in Cappadocië (329-379))
1.1 Literatuur.
- Anthony Meredith, The Cappadocians, London, Chapman, 1995.
1.2 Inleiding.
De achtergrond van het leven van Basilius was de bekering van het keizerrijk tot het Christendom. We mogen dit evenwel niet zien als een ogenblikkelijk gebeuren. Nog eeuwen zou het heidendom een grote invloed hebben. Ook was Nicea in 325 zeker niet het eindpunt van de strijd rond het Arianisme. Deze zou nog zeker 50 jaar voortduren.
Basilius, aartsbisschop van Caesarea, kerkleraar werd waarschijnlijk in 329 geboren en stierf op 1 januari 379. Hij is na Athanasius de belangrijkste verdediger van de kerk in het Oosten tegen de heresieën van de vierde eeuw. Samen met zijn vriend Gregorius van Nazianze (330-390) en zijn broer Gregorius van Nyssa (334-394) worden vormt hij het trio van de "drie Cappadociërs". Zelf staat hij op een veel hoger plan dan de andere twee wat betreft praktisch inzicht en de verdiensten die hij verworven heeft.
1.3 Zijn leven.
De vader van Basilius de H. Basilius de oudere, kwam uit een Christelijk gezin van hoge afkomst en was de zoon van de H. Macrina. Macrina en haar man, de grootouders van Basilius de grote, leden zwaar onder de vervolging van Maximinus Galerius (305-314) en verbleven noodgedwongen in de wildernis in de bergen van Pontus. Basilius' vader, die geen priester of zo was, was bekend omwille van zijn deugd en was een leraar in Caesarea. Hij was gehuwd met Emmelia, de dochter van een martelaar. Hij werd de vader van tien kinderen, waarvan Basilius de oudste was, er drie als heiligen vereerd worden: Macrina, Basilius, en Gregorius (van Nyssa). Drie zonen: Petrus, Gregorius, en Basilius werden bisschop, een andere zoon Naucratius werd monnik en stierf jong. Basilius' ouders hadden onderricht in het geloof gekregen van Gregorius Thaumaturgus (210/3-270/5; de Wonderdoener). Basilius de Grote en zijn broer Gregorius van Nyssa noemen deze Gregorius, een leerling van Origines: de apostel van Cappadocië.[1]
Onder de zorgen van hun vader en grootmoeder (Macrina) werden Basilius en zijn broers en zusters gevormd in studie en vroomheid. Basilius was nog jong toen zijn vader stierf en het gezin verhuisde naar de grootmoeder Macrina in Annesi in Pontus, aan de oever van de Iris.
Als jongen kreeg hij in Caesarea zijn opleiding. In 349 vertrok hij naar Constantinopel om aan de redenaarsopleiding te beginnen en vervolgens naar Athene (349 of 350). Daar ontmoette hij Gregorius van Nazianze, een landgenoot van zijn moeder. Deze Gregorius (ca 330-390) studeerde tien jaar in Athene. Hij werd een onafscheidelijke kameraad van Basilius.
Basilius was een uitstekende student, ijverig, ernstig. Hij studeerde de zogenaamde artes. Hij leerde echter nooit Latijn. Na het beëindigen van zijn studie keerde hij terug naar Caesarea (355-6) om hier onderricht te geven. Hier komt hij in contact met Dianius, de bisschop van Caesarea. Deze schijnt hem gedoopt te hebben. Hij werd gedoopt rond 357. Hij kwam nu ook onder de invloed van zijn zus Macrina, die een religieuze gemeenschap gesticht had op het familiegoed in Annesi. M.n. haar brieven hadden een grote invloed op hem.
Basilius beschrijft hoe hij gericht werd op de waarheid van het Evangelie. (Brief 223) Hoe hij weende over zijn miserabel leven en hoe hij bad om leiding. Basilius maakte nu een lange reis op zoek naar een geestelijk leidsman, door Egypte, Palestina, Syrië en Mesopotamië. Hij keerde terug vol bewondering voor de vroomheid en levenswijze van de kluizenaars en stichtte een klooster in Pontus, op de oever van de Iris, aan de overkant van Annesi.
Er bestonden al kluizenaars in Klein-Azië, sinds Eustathius van Sebaste. Basilius voegt er een cenobitische levenswijze aan toe. Zijn voorbeeld werd door vele mannen- en vrouwenkloosters gevolgd. Hij is zo de vader van het monachisme in het oosten en de voorloper van St. Benedictus.
In 360 werd hij uit in het klooster gehaald vanwege een theologische controverse. Hij begeleidde twee gezanten van Seleucië naar de keizer in Constantinopel (Synode van Constantinopel), en steunde hierbij Basilius van Ancyra. Basilius volgde zijn bisschop Dianius niet toen deze de heretische geloofsbelijdenis van Rimini (361) ondertekende. In 361 besteeg keizer Julianus de afvallige de troon.
In 362 stierf bisschop Dianius, na verzoend te zijn met Basilius en door hem op zijn sterfbed te zijn bijgestaan. Dianius werd opgevolgd door Eusebius. Eusebius drong aan op de priesterwijding van Basilius. Na zijn wijding (363) kreeg Basilius een belangrijke plaats in het bestuur van het bisdom. Basilius was zoveel bekwamer dan zijn bisschop dat er hier een zekere wrijving tussen die twee ontstond. Basilius trok zich om twist te voorkomen terug in de eenzaamheid van Pontus.
Toen in 365 keizer Valens probeerde om de clerus en het volk tot het arianisme te verleiden werd Basilius teruggehaald en met Eusebius verzoend door Gregorius van Nazianze. Valens dwong bisschoppen op straffe van verbanning de formule van Rimini[2] te ondertekenen. Er schijnen zich verder geen moeilijkheden te hebben voorgedaan en in de praktijk leidde Basilius het bisdom. Hij had een ongehoorde ijver: sprak recht, gaf onderricht, stond de armen, vreemdelingen, slaven bij, schreef regels voor het monastieke leven, ordende dat, richtte de liturgie in, verfraaide de kerkgebouwen, enz.
In 370 werd hij bisschop van Caesarea. Dit gebeurde niet zonder strijd. Keizer Valens wilde een ariaanse bisschop. M.n. door de bemoeienis van Gregorius van Nazianze de oudere, vader van zijn gelijknamige vriend werd hij bisschop. Hij werd metropoliet van Cappadocië en exarch van Pontus, dat meer dan de helft van Klein-Azië omvatte en 11 provincies. De zetel van Caesarea stond samen met die van Efeze onmiddellijk onder de patriarchen op de concilies. Hij had grote invloed.
Niet al zijn suffragaanbisschoppen waren even gelukkig met zijn uitverkiezing. Athanasius juichte zijn uitverkiezing toe. De ariaanse keizer Valens werd zijn tegenstander. Basilius' brieven getuigen van zijn inzet. Hoe hij ervoor ijverde om ongeschikte kandidaten voor de wijding te verwijderen en de bisschoppen te vrijwaren van simonie. Hoe hij van leken en clerici een correcte observatie van alle regels verlangde, de zondaars corrigeerde enz.
Hij verdedigde de rechten van de clerus en de bisschoppen en tegelijk vormde hij hen zo strikt dat zij een voorbeeld voor allen werden. Basilius nam ook deel aan de theologische disputen die de eenheid van het christendom bedreigden. Hij schreef een samenvatting van het geloof, schreef brieven, reisde rond, zette zich in voor iedereen.. . Weinigen konden tegen hem op, want hij was een koele, volhardende, onbevreesde vechter voor geloof en principes. Hij werkte ondanks zijn zwakke gezondheid. Hij schrijft voortdurend dat hij gebroken is.
De korte jaren van zijn episcopaat waren heel zwaar. In 373 begon de pijnlijke vervreemding van Gregorius van Nazianze In 373 stierf Athanasius en in 374 Gregorius van Nazianze.. Apollinaris werd een bedreiging voor de kerk en Eustathius van Sebaste een verrader. Eusebius van Samosata werd verbannen, Gregorius van Nyssa (334-394) veroordeeld en afgezet. Toen keizer Valentinianus (364-375) stierf en de Arianen opnieuw aan de macht waren leken zijn inspanningen vergeefs. Zijn gezondheid liet hem in de steek. De Goten stonden voor de poorten van het Rijk. Antiochië was in schisma, immers bisschop Meletius was door de keizer in ballingschap gezonden. Rome twijfelde aan zijn integriteit. De bisschoppen weigerden om samen te komen op zijn verzoek.[3]
Zijn confrontatie met keizer Valens (364-378) kan men enkle vergelijken met die tussen Ambrosius en keizer Theodosius.
De keizer was verbijsterd over de onverschilligheid van de bisschop voro zijn aanwezigheid en wensen. Dit laat iets zien van het karakter van Basilius en ook hoe het kwam dat het arianisme van het hof ondanks verwoede pogingen uiteindelijk het onderspit gedolven heeft. Hij richtte een instituut op het Ptochoptopheion, of Basileiad (de armenstad), waar men de zieke armen verzorgde, vreemdelingen en zwervers opving, en onopgeleide mensen een vak leerder. In andere steden werd dit idee overgenomen. Het idee komt van Eustathius van Sebaste, waar ook de eerste armenstad gebouwd werd. Zelf leefde hij arm en ascetisch. Basilius stierf op 1 januari 379.
Hij was maar een paar jaar bisschop maar hij deed een uitstekend werk, dat lang vruchten droeg. Zijn bisdom werd een model voor andere. Hij gaf het monachisme in het oosten zijn definitieve vorm. Op alle terreinen van het diocees gaf hij richtlijnen. Zijn grote verdienste is het bevechten van de onafhankelijkheid van het episcopaat.
In zijn contact met Rome is hij vaak ontgoocheld. M.n. als paus Damasus aarzelt om Marcellys en de Eustatianen te veroordelen en als hij Paulinus boven Meletius verkiest op de zetel van Antiochië. Basilius heeft in een privé-brief aan Eusebius of Samosata (Ep. 239) kritiek op de paus. Hij is ontgoocheld omdat hij niet voldoende steun uit het westen krijg. Feit is dat een aantal terminologische kwesties nog niet duidelijk waren. Newman beschouwt hem als arianiserend tijdesn de eerste dertig jaar van zijn leven. Let wel het gezag van paus, kerk en een heleboel terminologishce kwesties waren nog niet duidelijk.
Hij heeft gigantisch veel geschreven. Het zou hier te ver voeren alles op te sommen. De zogenaamde liturgie van St. Basilius bestaat in het Grieks en het Koptisch en gaat terug op de zesde eeuw. In hoeverre ze echt op Basilius teruggaat is niet duidelijk.
// te doen zijn verdiensten, Meredith, 102-125
1.4 Voetnoten
- ↑ We hebben overigens een opmerking van Tertullianus, waaruit blijkt dat op het eind van de tweede eeuw er een vervolging was in Cappadocië.
- ↑ De synode van Rimini 358 was het westelijk deel van een dubbelsynode. Het Oosters deel werd tegelijk in ?? gehouden. De formule van Rimini verving ὁμοουσιος (een in wezen) door ὁμοιουσιος (gelijkend).
- ↑ "The notes of the church were obscured in his part of Christendom, and he had to fare on as best he might,--admiring, courting, yet coldly treated by the Latin world, desiring the friendship of Rome, yet wounded by her reserve,--suspected of heresy by Damasus, and accused by Jerome of pride" (Newman, The Church of the Fathers).
|