1 Athanasius, Redevoering tegen de heidenen (excerpt). Oratio contra Gentes
1.1 Het Woord van de Vader siert, ordent en omvat alles.
40,2 De Vader van Christus, geheel heilig en boven al het geschapene verheven, is de opperste bestuurder. Met zijn eigen wijsheid en zijn eigen Woord geeft Hij overal leiding voor onze bestwil. Hij ordent en regelt zoals het volgens Hem goed is. En het is goed, zoals het geschapen is en zich voor onze ogen ontwikkelt. Want God wil dat zo. Niemand kan dat ontkennen.[1]
3 Als nu de beweging in de schepping ondoordacht zou zijn en alles zo maar voortsnelde, dan zou men met recht aan mijn woorden twijfelen. Maar als de wereld met verstand, met wijsheid en kennis is gemaakt en van alle schoonheid voorzien is, dan volgt daaruit dat er Iemand is die deze orde gemaakt heeft. En dit is het verstand, het Woord van God.
4 Ik bedoel: de levende en werkzame God, het Woord dat op zich bestaat, het Woord van de goede God, Schepper van al het bestaande. Hij onderscheidt zich van het geschapene en van heel de schepping. Hij is het eigen en enige Woord van de goede Vader. Hij heeft het al geordend en met zijn voorzienigheid verlicht.
5 Als het goede Woord van de goede Vader heeft Hijzelf de orde, die in alle dingen bestaat, gevormd doordat Hij de uitersten met elkaar verbonden heeft en tot een harmonisch geheel gemaakt heeft. Hij is de éne en eniggeboren God die uit de Vader als uit een goede bron voortkomt, die goed is en het al ordent en samenhoudt.
Hij nu, die door zijn eigen eeuwig Woord alles heeft gemaakt en aan elk schepsel het bestaan heeft gegeven, wilde niet dat elk ding zo door zijn eigen natuur werd geteisterd dat het weer tot het niets zou terugkeren. Maar in zijn goedheid bestuurt Hij door zijn Woord, dat zelf ook God is, de hele schepping en houdt haar in stand.
Zo kan alles, door de leiding, de voorzienigheid en de ordening van het Woord verlicht, ongeschokt blijven bestaan. Want de schepping heeft deel aan het Woord dat waarachtig uit de Vader voortkomt, en heeft door zijn hulp het bestaan ontvangen. Zo overkomt haar niet wat haar overkomen zou zijn - namelijk de terugkeer tot het niets - als zij niet door het Woord in stand gehouden zou worden. Dit Woord "is het beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van de gehele schepping" (Kol 1,15). Want door Hem en in Hem bestaat alles, "het zichtbare en onzichtbare. Hij is het hoofd van de kerk". Zo onderwijzen het de dienaren van de waarheid in de heilige geschriften (vgl. Kol. 1,16-18).
42,1 Dit almachtige en allerheiligste Woord van de Vader doordringt alles, ontplooit overal zijn krachten, verlicht al het zichtbare en onzichtbare, omvat het en bindt het in zich samen. Niets laat Hij buiten zijn macht. Hij schenkt leven aan alles en door alles, aan ieder afzonderlijk en aan allen tezamen, en Hij beschermt het. ...
1.2 De harmonie in de schepping is het werk van Gods woord.
42,2 Alles wat is of wordt, is er en bestaat in Hem en door Hem. Daarom zegt Johannes: "In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden" (Joh. 1,1-3).
3 Een muzikant stemt zijn lier en kunstvaardig mengt hij de lage met de hoge tonen en de middelste met de overige om een harmonische klank ten gehore te brengen. Zo houdt Gods wijsheid de hele wereld bijeen als een lier. Wat zich in de lucht bevindt, verbindt Hij met wat op aarde is, het hemelse met wat er in de lucht is en het geheel met elk van zijn delen. Hij geeft leiding naar eigen wil en wenk. De ene wereld en de ene orde in de wereld brengt Hij in een prachtige harmonie tot stand. Terwijl Hij zelf onbewogen bij de Vader blijft, zet Hij door zijn onveranderlijkheid alles volgens het plan van de Vader in beweging.
4 Aan alles geeft Hij volgens de eigen natuur leven en orde. Een wonderlijke en werkelijk goddelijke harmonie ontstaat zo door Hem.
...
43,1 Proberen wij een zo groot probleem met een voorbeeld duidelijk te maken. Neem het beeld van een groot zangkoor, een koor dat bestaat uit allerlei mensen, kinderen, vrouwen, mannen en jongens. Er is één dirigent die de leiding heeft; ieder zingt volgens zijn eigen aanleg en vermogen, een man als man, een kind als kind, een oude man als een oud man en een jonge man als een jonge: samen brengen zij één harmonisch geheel tot stand.
2. Of neem onze eigen ziel. Die zet op hetzelfde ogenblik bij ons verschillende zintuigen in beweging, ieder naar eigen vermogen, zodat zij zich allen op een en hetzelfde voorwerp richten. Het oog ziet, het oor hoort, de hand grijpt, de reuk ruikt, de smaak proeft, en vaak bewegen ook nog de andere ledematen, zodat bijvoorbeeld de voeten lopen.
...
4. Op deze manier gaat het ook in de hele schepping. Al is het gegeven voorbeeld klein, het is nodig om zich een groter plan in te denken. Gods woord ordent alles tegelijk met één enkele wenk van zijn wil. Zo ontwikkelt ieder ding zichzelf en vormen alle dingen samen een harmonisch geheel.
2 Voetnoten
- ↑ Naar Getijdenboek deel VIII, jaar 2, 47 en 50. 40-42 (PG 25,80-84). Deze tekst handelt over de Voorzienigheid.
|