Kerkvaders, Felicitas en Perpetua

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 11 apr 2023 om 12:15


1 Literatuur.

Noord Afrika
  • Jacqueline Amat, Passion de Perpétue et de Félicité, suivi des Actes, Paris, Ed. du Cerf, 1996 (= Sources Chrétiennes 417).
  • Corn. I.M.I. van Beek, Passio Sanctarum Perpetuae et Felicitatis, Bonn, P. Hanstein, 1938.
  • Martelaren van de oude Kerk. vertaald ... door Dr. J. N. Bremmer en Dr. J. den Boeft, Kok, Kampen, 1988, 55-73.
  • L. Robert, Une vision de Perpétue martyre à Carthage en 203, in Académie des Inscriptions et Belles-Lettres, Comptes rendus 1982, 228-276.
  • P. Dronke, Women Writers of the Middle Ages. A Critical Study of Texts from Perpetua (+203) to Marguerite Porete (+1310), Cambridge, 1984.

2 Inleiding.

Van alle martelaarsacten is dit prachtige document ongetwijfeld de beroemdste. Het is de oudste in zijn soort. Het geeft een goede kijk op de opvattingen over christelijk geloof en martelaarschap in de kerk van Noord-Afrika aan het begin van de derde eeuw. In deze gemeenschap speelden visioenen kennelijk een grote rol. Het document wordt echter bovenal beheerst door de hoofdpersoon Vibia Perpetua, wier persoonlijkheid in heldere trekken wordt geschetst.
De martelaarsacte beschrijft de gevangenschap en de executie van een groep jonge catechumenen en hun leermeester. Ze verhaalt de marteldood van Felicitas en Perpetua met hun drie gezellen Revocatus, Secundulus, Saturninus en de Christen Saturus die hen tot het geloof bracht (4,5). Onder hen neemt Perpetua, afkomstig uit een familie die in haar woonplaats - die ons onbekend is - groot aanzien genoot, de meest vooraanstaande plaats in. Zij is gehuwd en moeder van een baby. De zorg om haar kind, waarvan ze enkele malen duidelijk blijk geeft, wordt overstegen door haar keuze voor het christelijk geloof, waarmee ze absoluut niet wenst te schipperen. Dat laatste ervaart ook haar vader die door de eigenzinnige beslissing van zijn dochter zijn lokale prestige aangetast ziet.
Het document bestaat uit vier delen:

  • hh. 1-2: Inleiding door een redacteur
  • hh. 3-10: datgene wat Perpetua eigenhandig geschreven (2,3) heeft tot de dag voor het gevecht/marteldood (10,15)?
  • hh. 11-13: het visioen van Saturus dat hijzelf opschreef (11,1)
  • hh. 12.14-21: zijn van de hand van een schrijver of redacteur die de opdracht van Perpetua uitvoerde (16,1)

De kern van het document wordt gevormd door de zelf geschreven verslagen en visioenen van respectievelijk Perpetua (3-10) en Saturus, die de groep in de geloofsleer had onderricht (11-13). Opvallend is dat in Perpetua's visioenen moeite en strijd een belangrijke plaats innemen, terwijl die van Saturus veeleer een sfeer van kalme sereniteit uitstralen. De inleidende hoofdstukken (1-2) en de rest van het verslag (14-21) zijn van de hand van een redacteur, die men wel heeft willen identificeren als Tertullianus van Carthago. Er zijn sterke redenen om dit te betwijfelen, maar dit behoeft niet het ontbreken van iedere relatie in te houden: een belangwekkende en zeker niet onhoudbare hypothese oppert dat Tertullianus' korte geschrift, Aan de martelaren gericht is tot Perpetua's groep. In ieder geval is het verslag van de marteling geschreven door een tijdgenoot.

2.1 De datum van de marteldood.

Het document vermeldt niet de elders overgeleverde datum van Perpetua's marteldood van 7 maart 202 of 203. Er wordt vermeld dat hij plaatsvond onder keizer Septimus Severus (193-211) en diens mederegent en zoon Caracalla (vgl. het meervoud keizers in 6,3), op de verjaardag van één van zijn andere jonge zonen Geta (7,9). Hierdoor komen we in de periode na 198 en vóór 209. Door een rescript van keizer Septimus Severus uit 202 was het alle onderdanen verboden op straffe van de dood om Christen te worden. De vijf catechumenen waarover sprake in de passio werden in Carthago gevangen gehouden
De passio was bekend aan Tertullianus toen die in 210 zijn boek De Anima (h. 55) schreef. Uit Tertullianus' werk Ad Scapulam 3, uit 212, blijkt dat de plaatselijke procurator Hilarianus (6,3) die het vonnis over deze groep martelaren velde reeds jaren eerder (dan 212) Christenen vervolgd had.
Deze datum klopt met een aantal gegevens extern aan de tekst, vooral betreffende de gebeurtenissen in het amfitheater. Dit ondersteunt de authenticiteit die de bestudering van het stuk oproept. Het lijkt alleszins gerechtvaardigd aan te nemen dat het betrekkelijk kort na de gebeurtenissen in zijn huidige vorm tot stand gekomen is.
Nog steeds wordt hun gedachtenis op 7 maart gevierd.

2.2 De plaats van de marteling.

De plaats van de marteldood is volgens de passie Carthago. In de tekst is sprake van een pretorium (3,9), een proconsul (6,3), een gevangenis (carcer castrensis) (7,9) en een amfitheater (18,1). Volgens de Griekse tekst (2,1) zijn de martelaren gevangen genomen in Thuburbo minus (= Tebourba op 34 km. ten Westen van Tunis).
De oudste tekst bekende tekst is in het Latijn. Hij werd ontdekt door Holstenius, bibliothecaris van het Vaticaan (+1661) en gepubliceerd door Poussines.[1] De Griekse tekst werd in 1889 ontdekt door Harris. Kennelijk is de Latijnse tekst de oudste en is de Griekse een vertaling ervan.

2.3 Enkele bijzonderheden.

Perpetua is een 22 jarige vrouw die pas een kind gekregen heeft. Kennelijk was zij nog niet heel lang doopleerling. Ze wordt gedoopt in de gevangenis (3,5) tezamen met de anderen. Haar zwangere slavin Felicitas was als een zus voor haar. Felicitas beviel na een paar dagen in de gevangenis. Drie keer werd Perpetua door haar vader benaderd en gesmeekt om van gedachte te veranderen en om hem geen publieke vernedering aan te doen. Zeker in die tijd was dat een zeer zwaarwegend iets. Haar trouw aan de Heer was groter dan die aan haar familie.
Voor ze stierf vroeg ze nog een haarspeld om te voorkomen dat men zou denken dat ze rouwde (dat deed men met los haar) omwille van haar marteldood (20,5).
Deze pasgedoopten werden heldinnen van het geloof.
De manier waarop een vrije Christin (Perpetua) met haar slavin (Felicitas) omging is een illustratie van de uitwerking van het Christendom in het dagelijkse leven. Het is dé fundamentele reden waarom op de duur de slavernij in een Christelijke context onmogelijk was.

3 Voetnoten

  1. Holstenius, Passio SS. MM. Perpetuae et Felicitatis, ed. Possinus (Rome, 1663).