De concilies van Efese en Chalcedon: verschil tussen versies
th>Pastacht |
|||
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 1: | Regel 1: | ||
− | {{ | + | {{Kerkvaderstekst}} __NUMBEREDHEADINGS__ |
=Einde van de Christologische strijd Efese (431) en Chalcedon (451)= | =Einde van de Christologische strijd Efese (431) en Chalcedon (451)= | ||
Huidige versie van 12 jul 2024 om 18:19
1 Einde van de Christologische strijd Efese (431) en Chalcedon (451)1.1 Literatuur.J.N.D. Kelly, Early Christian Doctrines, London, A & C Black, 1977, 310-317. 1.2 Het einde van de Christologische strijd.1.2.1 Het Nestorianisme.De beslissende periode voor de Christologie is de tijd tussen het begin van de Nestoriaanse controverse in 428 en de concilie van Chalcedon in 451. In het conflict dat wij nu beschrijven werden theologische vraagstukken vermengd werden met politieke conflicten, persoonlijke interesses, vooroordelen, enz. Het is niet altijd even verkwikkend. De basisprincipes van Nestorius zijn echter duidelijk. Hij benadrukte hij dat de twee naturen van Christus onveranderd en onderscheiden bleven in hun vereniging. "Ik hou de naturen apart (χωριζω τας φυσεις), maar ik verenig de aanbidding", was één van zijn geliefde uitdrukkingen. (Erm. 1, Loofs, 262). Zijn redenen hiervoor zijn duidelijk:
Nestorius was zeker geen Nestoriaan in de klassieke zin van het Woord. Hij wees immers de leer van 'de twee zonen' af. Het centrale probleem in zijn leer blijft dat hij de onafhankelijkheid en volledigheid van de beide naturen zozeer benadrukte dat hij moeite had, om de persoon, het metafysieke subject van de Godmens, duidelijk te zien. Als hij beweerde dat de mensheid van Christus een persoon (hypostase of prosopon) was bedoelde hij daar niet mee dat de mensheid een onafhankelijke persoon was, maar enkel dat het objectief een echte realiteit bezat. Hij leerde dat de eenheid van de Godmens te vinden was in het 'gezamenlijke prosopon'. Het moge dan ook geen verbazing wekken dat veel tijdgenoten, die de Christologie vanuit de eenheid van de persoon benaderden, eerder dan vanuit het onderscheid van de naturen, concludeerden dat Nestorius' leer erin bestond Jezus te zien als een mens die enkel met het Woord verbonden was door de wil ofwel door goddelijke uitverkiezing. Nestorius was niet in staat de diepere eenheid in de Godmens uit te leggen. 1.2.2 Cyrillus van Alexandrië (+444).De oppositie tegen Nestorius werd geleid door de weinig scrupuleuze Cyrillus van Alexandrië. Ook al reageerde hij vaak waren niet al te liefdevol, toch was zijn belangrijkste zorg de theologische waarheid. Hij interpreteerde de leer van Nestorius, die culmineerde in het verzet tegen de Theotokos, als een louter externe vereniging tussen het Woord en een gewone mens. In Nestorius' visie werd de incarnatie een illusie. Ook de verlossing werd ondermijnd want het lijden van Christus en zijn reddende daden, zouden dan niet die van de geïncarneerde God zijn maar van een gewone mens. Met name ergerde hij zich over het feit dat Nestorius de eucharistie beroofde van haar levengevende kracht en heretisch herleidde tot kannibalisme, immers in zijn visie lag enkel het lichaam van een man op het altaar er was het vlees dat de gelovigen ontvingen niet langer het vlees van de Godmens, in wie het Woord woont. Achter alle verschillen ging ook een terminologisch probleem schuil. In Antiochië werd natuur (φυσις) gebruikt om de mensheid alsook om de godheid van Christus aan te duiden. Cyrillus aanvaardde deze betekenis van het natuur, maar zijn normale gebruik was dat van Alexandrië nl. natuur werd daar gebruikt voor de eenheid van Christus, datgene wat wij nu persoon (ὑποστασις) noemen. Cyrillus die Alexandrijns dacht zag Christus als het goddelijk Woord dat op aarde als echte mens verbleef. De Jezus van de geschiedenis is God zelf die in menselijk vlees geleefd heeft en gestorven is en die voor allen verrezen is. Vanuit dit licht is zijn afkeer tegenover Nestorius' verwerping van de Theotokos te begrijpen. Vóór het begin van de controverse met Nestorius gaf Cyrillus nauwelijks aandacht aan de betekenis van de menselijke ziel van Christus. Hij plaatste het lijden en de beproevingen van de Heer in Zijn vlees, de enige toename in kennis die hij toegaf was de geleidelijke ontsluiting van de alwetendheid van het Woord. Als gevolg van zijn studie en nadenken, gevoed door de controverse, realiseerde de hij zich dat het de redelijke ziel was die het principe van lijden vormde en dat het Jezus' ziel was die de voornaamste rol speelde in zijn daad van gehoorzaamheid en zelfgave. Hij sprak steeds over de eenheid van de natuur in het Woord en wees de leer over de twee naturen van af. Dit deed hij enkel omdat de twee-naturen-leer zou leiden dat een scheiding van de naturen. Toen hij inzag dat dit niet langer een gevaar was werd een compromis over de te gebruiken terminologie mogelijk. 1.2.3 Van het derde oecumenisch concilie van Efese (431) naar eenheid.De strijd tussen Cyrillus en Nestorius was aanvankelijk zeer hevig. Cyrillus veroordeelde Nestorius' opvatting over het moeder-van-God-zijn van Maria in zijn paasbrief van 429 en in een brief aan de monniken van Egypte. Cyrillus begreep dat hij keizer Theodosius II (408-450) moest behoeden voor het Nestorianisme, daartoe schreef hij zijn verhandelingen de recta fide. In het midden van 430 nam hij contact op met paus Coelestinus. Hij stuurde hem een dossier met uittreksels uit de preken van Nestorius. Nestorius had ook naar de paus geschreven. De paus hield een synode in Rome in augustus 430 waarin hij de titel Theotokos verdedigde. Nestorius werd opgeroepen om binnen tien dagen na het ontvangen van de besluiten van de synode zijn leer af te zweren op straffe van excommunicatie. Cyrillus werd belast met de uitvoering van deze uitspraak. Zijn aanpak was wel apart. Hij hield eerst een synode in Alexandrië waarna hij een nieuwe brief naar Nestorius stuurde waarin hij twaalf anathema's toevoegde die Nestorius moest ondertekenen. Dit was duidelijk een provocatie. De veroordeelde stellingen gaven overigens zeker geen goed beeld van het denken van Nestorius. Op 19 november 430 riep keizer Theodosius, op aandringen van Nestorius, een algemeen concilie samen in Efese voor Pinksteren 431 (7 juni). Omwille van het te laat komen van de Oosterse, lees Antiocheense, bisschoppen wegens extreem slecht weer begon Cyrillus reeds een synode met een zestigtal gelijkgezinde bisschoppen op 22 juni. Hij deed dit onder protest van de keizerlijke waarnemer. Nestorius die in Efese was weigerden natuurlijk om deel te nemen. Deze bijeenkomst zette hem af. Toen Johannes van Antiochië en de oosterse bisschoppen aankwamen op 26 juni hielden ze een eigen synode waarop zij Cyrillus en de plaatselijke bisschop Memnon afzetten en de twaalf anathema's veroordeelden. De bijeenkomst van Cyrillus met de bisschoppen en de pauselijke legaten, die pas op 10 juli aankwamen, wordt het derde oecumenisch concilie genoemd. Nestorius werd niet gerehabiliteerd. Ogenschijnlijk bestond er een onoverbrugbare afstand tussen Alexandrijnen en Antiochenen. Toch begonnen beide partijen steeds duidelijker de argumenten en de precieze leer van de ander te begrijpen. Dit gebeurde met name na de dood van paus Coelestinus op 16 juli 432 en de komst van de nieuwe paus Xystus (Sixtus) III, die aanstuurde op verzoening, op voorwaarde dat de beslissingen van Efese aanvaard werden. Het instrument dat de eenheid bewerkte was m.n. het "symbolum van de eenheid" dat door Johannes van Antiochië naar Cyrillus gezonden werd. Deze begroette die brief enthousiast met zijn bief Laetentur caeli. Hierin is sprake van één persoon (προσωπον) en twee naturen (φυσις) in Christus. (DS 271-3) 1.2.4 De zaak van Eutyches (+461). Monofysitisme.Na het concilie was niet iedereen akkoord met de bereikte overeenkomst. De balans sloeg door naar de andere kant. Eutyches, een oude en verwarde abt uit Constantinopel (+461) leerde het monofysitisme. In Christus zijn er geen twee maar is er slechts één natuur. De menselijke natuur wordt a.h.w. als een druppel honing in de zee opgelost in de goddelijke natuur. Tenminste zo wordt zijn leer geschilderd. Wat hij werkelijk leerde is niet meer te achterhalen. Kennelijk begreep hij de problematiek niet en wilde hij enkel de eenheid van Christus verdedigen. 1.2.5 Het Westen en paus Leo de Grote (440-461).Tot nu toe had behalve Tertullianus (160-222) in het Westen nauwelijks iemand een bijdrage geleverd aan de Christologische controverse. Het komende succes van de Tomus Leonis, het stuk van paus Leo dat grotendeels de uitkomst van Chalcedon zou bepalen, doet ons hier even de blik wenden naar het Westen. Men kan stellen dat het Westen weinig interesse had voor de speculatieve aanpak van het Oosten, maar anderzijds kan men ook wijzen op het feit dat Tertullianus reeds de beide aspecten van de Christologie in een duidelijk evenwicht plaatste. Hilarius (ca 315-367/8) spreekt over de twee naturen (naturae) van Christus, die verenigd zijn in één persoon. (de Trin. 9,14) Iedere natuur is volledig, zo heeft de menselijke natuur een redelijke ziel (de Trin. 10,19). Dit leert hij tegen het arianisme dat de emoties en het lijden van de Heer aan de Logos toeschreef. De eenheid betekent geen verandering of verwarring. (Tract. in ps. 138,2). Tegelijk hield Hilarius wel dat het lichaam van Jezus niet aards was maar hemels (corpus coeleste; de Trin. 10,18): het kende dus geen menselijke zwakheden. Zo was ook het wandelen op het water en de gedaanteverandering geen wonder, maar natuurlijk voor dit lichaam. (de Trin. 10,23). We zien dat er tegelijk met de overtuiging van de werkelijkheid van de menselijke natuur van Jezus ook een neiging tot docetisme was. De persoon van de geïncarneerde is identiek aan de persoon van het Woord (de Trin. 9,14; 10,22). Ambrosius (339-397) volgt dit denken. Augustinus (354-430) spreekt over "één persoon met twee substanties" (una persona geminae substantiae), die God en mens is.[1]
Deze vier thesen hebben zeker niet alle Christologische problemen behandeld en raken een aantal van de Griekse discussiepunten niet aan. Ze hadden echter wel de verdienste dat zij de wezenlijke punten leerden die allen konden aanvaarden. De Antiochenen konden de tweeheid, de werkelijkheid en onderscheid van de twee naturen erin vinden en de Alexandrijnen konden er de eenheid tussen de persoon het Woord en de persoon van de Godmens in lezen. 1.2.6 Het concilie van Chalcedon (451).Keizer Theodosius II (408-450) wilde de beslissing van Efese uit 449 overeind houden tegen paus Leo en de orthodoxen. Het succes van de monofysieten was echter van korte duur omdat de keizer op 28 juli 450 verongelukte. 1.3 Voetnoten
|