De concilies van Efese en Chalcedon

Uit Theowiki
Versie door th>Pastacht op 7 jan 2022 om 17:21 (→‎Het concilie van Chalcedon (451).)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)


Einde van de Christologische strijd Efese (431) en Chalcedon (451)

Literatuur.

J.N.D. Kelly, Early Christian Doctrines, London, A & C Black, 1977, 310-317.

Het einde van de Christologische strijd.

Het Nestorianisme.

De beslissende periode voor de Christologie is de tijd tussen het begin van de Nestoriaanse controverse in 428 en de concilie van Chalcedon in 451. In het conflict dat wij nu beschrijven werden theologische vraagstukken vermengd werden met politieke conflicten, persoonlijke interesses, vooroordelen, enz. Het is niet altijd even verkwikkend.
Nestorius (+451) werd als patriarch van Constantinopel afgezet op 10 april 428. Zijn Christologie was Antiocheens van opzet en stond sterk onder de invloed van de ideeën van Theodorus van Mopsuestia (geb. Ant. ca 350-428). Het was de schuld van de onbezonnen en niet erg diplomatische Nestorius dat de controverse zulke vormen aannam.
Reeds bij het begin van zijn ambt had hij de vraag gesteld naar de geschiktheid van de term moeder-van-God (θεοτοκος) als titel voor de heilige maagd. Hij stelde dat de titel moeder-van-Christus (χριστοτοκος) geschikter was. De titel Theotokos werd in zijn tijd al algemeen geaccepteerd in de Alexandrijnse school, dit was een gevolg van hun leer over de communicatio idiomatum. Dit laatste betekent dat, omdat de persoon van Jezus gevormd wordt door het Woord, diegene die mens geworden is aangeduid kan worden als God. Nestorius gebruikte echter aanstootgevende en ongenuanceerde taal als hij over dit onderwerp sprak, waardoor hij stevige oppositie opriep. Zo stelde hij dat Maria een mens ter wereld bracht, die de drager van de godheid was, maar die niet God is. Immers de godheid kon niet negen maanden in de schoot van een vrouw gedragen worden, of in luiers gewikkeld zijn, gestorven en begraven zijn.
Zijn voornaamste opponent, Cyrillus van Alexandrië (patr. 412; +444), zag in Nestorius een herleving van de theorie die in de 4de eeuw werd afgewezen: nl. de twee zonen die enkel door een morele eenheid worden samen behouden. Op basis van Cyrillus' weergave van Nestorius wordt en werd het Nestorianisme gezien als de heresie die de Godmens in twee personen scheidde. Nestorius wees echter deze interpretatie resoluut af. Tot het huidige dag zijn de geleerden het niet eens over de precieze interpretatie van de visie van Nestorius. Sommigen zien hem als wezenlijk orthodox en als een slachtoffer van kerkelijke intriges, anderen houden met een minder meerdere mate bij de traditionele beeld over hem.

De basisprincipes van Nestorius zijn echter duidelijk. Hij benadrukte hij dat de twee naturen van Christus onveranderd en onderscheiden bleven in hun vereniging. "Ik hou de naturen apart (χωριζω τας φυσεις), maar ik verenig de aanbidding", was één van zijn geliefde uitdrukkingen. (Erm. 1, Loofs, 262). Zijn redenen hiervoor zijn duidelijk:

  • 1. Hij wilde onderlijnen dat de incarnatie niet geleid heeft tot verandering of lijden van het Woord, dat immers niet kan lijden. Volgens hem leidt de theorie van Cyrillus over de hypostatische unie onvermijdelijk ertoe om het Woord te zien als subject van het lijden van de Godmens. Daarom was hij tegenstander van de Alexandrijnse gewoonte om te spreken over God alsof hij geboren werd en zou sterven en alsof Maria het goddelijk Woord gedragen zou hebben.
  • 2. Het was van wezenlijk belang dat Christus een volledig menselijk leven leidde met daarin groei, lijden, bekoring enz. om ons de kunnen verlossen. De tweede Adam moest immers werkelijk mens zijn. Echte menselijke ervaring in Christus was onmogelijk als in zijn ogen, als de mensheid van de Heer opgegaan was en beheerst werd door zijn godheid. Toch was Nestorius tegelijk absoluut zeker van de eenheid van het geïncarneerde Woord, of de Godmens. Het was één enkele persoon (prosopon).

Nestorius was zeker geen Nestoriaan in de klassieke zin van het Woord. Hij wees immers de leer van 'de twee zonen' af. Het centrale probleem in zijn leer blijft dat hij de onafhankelijkheid en volledigheid van de beide naturen zozeer benadrukte dat hij moeite had, om de persoon, het metafysieke subject van de Godmens, duidelijk te zien. Als hij beweerde dat de mensheid van Christus een persoon (hypostase of prosopon) was bedoelde hij daar niet mee dat de mensheid een onafhankelijke persoon was, maar enkel dat het objectief een echte realiteit bezat. Hij leerde dat de eenheid van de Godmens te vinden was in het 'gezamenlijke prosopon'. Het moge dan ook geen verbazing wekken dat veel tijdgenoten, die de Christologie vanuit de eenheid van de persoon benaderden, eerder dan vanuit het onderscheid van de naturen, concludeerden dat Nestorius' leer erin bestond Jezus te zien als een mens die enkel met het Woord verbonden was door de wil ofwel door goddelijke uitverkiezing. Nestorius was niet in staat de diepere eenheid in de Godmens uit te leggen.

Cyrillus van Alexandrië (+444).

De oppositie tegen Nestorius werd geleid door de weinig scrupuleuze Cyrillus van Alexandrië. Ook al reageerde hij vaak waren niet al te liefdevol, toch was zijn belangrijkste zorg de theologische waarheid. Hij interpreteerde de leer van Nestorius, die culmineerde in het verzet tegen de Theotokos, als een louter externe vereniging tussen het Woord en een gewone mens. In Nestorius' visie werd de incarnatie een illusie. Ook de verlossing werd ondermijnd want het lijden van Christus en zijn reddende daden, zouden dan niet die van de geïncarneerde God zijn maar van een gewone mens. Met name ergerde hij zich over het feit dat Nestorius de eucharistie beroofde van haar levengevende kracht en heretisch herleidde tot kannibalisme, immers in zijn visie lag enkel het lichaam van een man op het altaar er was het vlees dat de gelovigen ontvingen niet langer het vlees van de Godmens, in wie het Woord woont.

Achter alle verschillen ging ook een terminologisch probleem schuil. In Antiochië werd natuur (φυσις) gebruikt om de mensheid alsook om de godheid van Christus aan te duiden. Cyrillus aanvaardde deze betekenis van het natuur, maar zijn normale gebruik was dat van Alexandrië nl. natuur werd daar gebruikt voor de eenheid van Christus, datgene wat wij nu persoon (ὑποστασις) noemen. Cyrillus die Alexandrijns dacht zag Christus als het goddelijk Woord dat op aarde als echte mens verbleef. De Jezus van de geschiedenis is God zelf die in menselijk vlees geleefd heeft en gestorven is en die voor allen verrezen is. Vanuit dit licht is zijn afkeer tegenover Nestorius' verwerping van de Theotokos te begrijpen. Vóór het begin van de controverse met Nestorius gaf Cyrillus nauwelijks aandacht aan de betekenis van de menselijke ziel van Christus. Hij plaatste het lijden en de beproevingen van de Heer in Zijn vlees, de enige toename in kennis die hij toegaf was de geleidelijke ontsluiting van de alwetendheid van het Woord. Als gevolg van zijn studie en nadenken, gevoed door de controverse, realiseerde de hij zich dat het de redelijke ziel was die het principe van lijden vormde en dat het Jezus' ziel was die de voornaamste rol speelde in zijn daad van gehoorzaamheid en zelfgave. Hij sprak steeds over de eenheid van de natuur in het Woord en wees de leer over de twee naturen van af. Dit deed hij enkel omdat de twee-naturen-leer zou leiden dat een scheiding van de naturen. Toen hij inzag dat dit niet langer een gevaar was werd een compromis over de te gebruiken terminologie mogelijk.

Van het derde oecumenisch concilie van Efese (431) naar eenheid.

De strijd tussen Cyrillus en Nestorius was aanvankelijk zeer hevig. Cyrillus veroordeelde Nestorius' opvatting over het moeder-van-God-zijn van Maria in zijn paasbrief van 429 en in een brief aan de monniken van Egypte. Cyrillus begreep dat hij keizer Theodosius II (408-450) moest behoeden voor het Nestorianisme, daartoe schreef hij zijn verhandelingen de recta fide. In het midden van 430 nam hij contact op met paus Coelestinus. Hij stuurde hem een dossier met uittreksels uit de preken van Nestorius. Nestorius had ook naar de paus geschreven. De paus hield een synode in Rome in augustus 430 waarin hij de titel Theotokos verdedigde. Nestorius werd opgeroepen om binnen tien dagen na het ontvangen van de besluiten van de synode zijn leer af te zweren op straffe van excommunicatie. Cyrillus werd belast met de uitvoering van deze uitspraak.

Zijn aanpak was wel apart. Hij hield eerst een synode in Alexandrië waarna hij een nieuwe brief naar Nestorius stuurde waarin hij twaalf anathema's toevoegde die Nestorius moest ondertekenen. Dit was duidelijk een provocatie. De veroordeelde stellingen gaven overigens zeker geen goed beeld van het denken van Nestorius.

Op 19 november 430 riep keizer Theodosius, op aandringen van Nestorius, een algemeen concilie samen in Efese voor Pinksteren 431 (7 juni). Omwille van het te laat komen van de Oosterse, lees Antiocheense, bisschoppen wegens extreem slecht weer begon Cyrillus reeds een synode met een zestigtal gelijkgezinde bisschoppen op 22 juni. Hij deed dit onder protest van de keizerlijke waarnemer. Nestorius die in Efese was weigerden natuurlijk om deel te nemen. Deze bijeenkomst zette hem af. Toen Johannes van Antiochië en de oosterse bisschoppen aankwamen op 26 juni hielden ze een eigen synode waarop zij Cyrillus en de plaatselijke bisschop Memnon afzetten en de twaalf anathema's veroordeelden.

De bijeenkomst van Cyrillus met de bisschoppen en de pauselijke legaten, die pas op 10 juli aankwamen, wordt het derde oecumenisch concilie genoemd. Nestorius werd niet gerehabiliteerd. Ogenschijnlijk bestond er een onoverbrugbare afstand tussen Alexandrijnen en Antiochenen. Toch begonnen beide partijen steeds duidelijker de argumenten en de precieze leer van de ander te begrijpen. Dit gebeurde met name na de dood van paus Coelestinus op 16 juli 432 en de komst van de nieuwe paus Xystus (Sixtus) III, die aanstuurde op verzoening, op voorwaarde dat de beslissingen van Efese aanvaard werden.

Het instrument dat de eenheid bewerkte was m.n. het "symbolum van de eenheid" dat door Johannes van Antiochië naar Cyrillus gezonden werd. Deze begroette die brief enthousiast met zijn bief Laetentur caeli. Hierin is sprake van één persoon (προσωπον) en twee naturen (φυσις) in Christus. (DS 271-3)

De zaak van Eutyches (+461). Monofysitisme.

Na het concilie was niet iedereen akkoord met de bereikte overeenkomst. De balans sloeg door naar de andere kant. Eutyches, een oude en verwarde abt uit Constantinopel (+461) leerde het monofysitisme. In Christus zijn er geen twee maar is er slechts één natuur. De menselijke natuur wordt a.h.w. als een druppel honing in de zee opgelost in de goddelijke natuur. Tenminste zo wordt zijn leer geschilderd. Wat hij werkelijk leerde is niet meer te achterhalen. Kennelijk begreep hij de problematiek niet en wilde hij enkel de eenheid van Christus verdedigen.
Zijn tegenstander is de H. Flavianus van Constantinopel (446-449). Flavianus veroordeelt Eutyches op de synode van Constantinopel in 448. Hij benadrukt dat de geïncarneerde Christus twee naturen heeft. Voor persoon gebruikt hij προσωπον (prosopon) en ὑποστασις (hypostasis) als synoniemen en bereidt daarmee de weg voor die naar Chalcedon (451) voert.
In 449 roept keizer Theodosius een concilie samen in Efese. In augustus houden de monofysieten dit concilie te Efese onder leiding van patriarch Dioscurus van Alexandrië. Het staat bekend als de roverssynode of Latrocinium. De drie pauselijke legaten kregen geen kans om paus Leo's Tomus voor te lezen. Eutyches werd hier gerehabiliteerd, de verenigingsformule werd afgewezen evenals alles wat verder ging dan het concilie van Efese in 431, ook de belijdenis van twee naturen in Jezus werd veroordeeld.

Het Westen en paus Leo de Grote (440-461).

Tot nu toe had behalve Tertullianus (160-222) in het Westen nauwelijks iemand een bijdrage geleverd aan de Christologische controverse. Het komende succes van de Tomus Leonis, het stuk van paus Leo dat grotendeels de uitkomst van Chalcedon zou bepalen, doet ons hier even de blik wenden naar het Westen. Men kan stellen dat het Westen weinig interesse had voor de speculatieve aanpak van het Oosten, maar anderzijds kan men ook wijzen op het feit dat Tertullianus reeds de beide aspecten van de Christologie in een duidelijk evenwicht plaatste.

Hilarius (ca 315-367/8) spreekt over de twee naturen (naturae) van Christus, die verenigd zijn in één persoon. (de Trin. 9,14) Iedere natuur is volledig, zo heeft de menselijke natuur een redelijke ziel (de Trin. 10,19). Dit leert hij tegen het arianisme dat de emoties en het lijden van de Heer aan de Logos toeschreef. De eenheid betekent geen verandering of verwarring. (Tract. in ps. 138,2). Tegelijk hield Hilarius wel dat het lichaam van Jezus niet aards was maar hemels (corpus coeleste; de Trin. 10,18): het kende dus geen menselijke zwakheden. Zo was ook het wandelen op het water en de gedaanteverandering geen wonder, maar natuurlijk voor dit lichaam. (de Trin. 10,23). We zien dat er tegelijk met de overtuiging van de werkelijkheid van de menselijke natuur van Jezus ook een neiging tot docetisme was. De persoon van de geïncarneerde is identiek aan de persoon van het Woord (de Trin. 9,14; 10,22).

Ambrosius (339-397) volgt dit denken. Augustinus (354-430) spreekt over "één persoon met twee substanties" (una persona geminae substantiae), die God en mens is.[1]
De Christologie van het Tomus Leonis (DS 290-295) leert niets nieuws, maar vat met meesterlijke scherpzinnigheid de ideeën van zijn voorgangers samen. De belangrijkste punten die hij wilde benadrukken zijn:

  • 1. De persoon van de Godmens is identiek met die van het Woord
  • 2. De goddelijke en menselijke naturen bestaan in deze ene persoon zonder vermenging of verwarring. Iedere natuur behoudt zijn natuurlijke eigenschappen.
  • 3. De twee naturen zijn twee principes van handelen, maar zij handelen steeds in harmonie met elkaar.
  • 4. De eenheid van de persoon is de basis voor de geldigheid van de communicatio idiomatum.

Deze vier thesen hebben zeker niet alle Christologische problemen behandeld en raken een aantal van de Griekse discussiepunten niet aan. Ze hadden echter wel de verdienste dat zij de wezenlijke punten leerden die allen konden aanvaarden. De Antiochenen konden de tweeheid, de werkelijkheid en onderscheid van de twee naturen erin vinden en de Alexandrijnen konden er de eenheid tussen de persoon het Woord en de persoon van de Godmens in lezen.

Het concilie van Chalcedon (451).

Keizer Theodosius II (408-450) wilde de beslissing van Efese uit 449 overeind houden tegen paus Leo en de orthodoxen. Het succes van de monofysieten was echter van korte duur omdat de keizer op 28 juli 450 verongelukte.
In 450 vroeg paus Leo I de grote (450-461) aan de nieuwe keizer Marcianus (450-457) om een concilie samen te roepen. De paus zond een brief om Flavianus te steunen, de zogenaamde Tomus Leonis I. Het was een reactie op Flavianus' verslag over de synode van Constantinopel uit 448. Het concilie werd aanvankelijk opgeroepen naar Nicea, maar vond plaats in Chalcedon, dichter bij de hoofdstad. Meer dan 500 bisschoppen namen deel, waaronder de gezanten van de paus. Het concilie begon op 8 oktober 451. De keizer wilde m.n. een geloofsbelijdenis voor het hele rijk. De vaders voelden niets voor een nieuwe geloofsbelijdenis.
De tekst van het concilie is een mozaïek van teksten uit twee brieven van Cyrillus, het Tomus Leonis, het verenigingssymbolum en de geloofsbelijdenis die Flavianus aflegde op het concilie. Kenmerkend is de erkenning van tegelijk de eenheid en de tweeheid in de God-mens. In hun definities spreekt het concilie over één persoon (προσωπον of ὑποστασις) en twee naturen (φυσεις). Deze twee naturen zijn "onvermengd en 'onverwisselbaar'" (indivise et incommunicabiliter) [tegen de monofysieten] en "onverdeeld en onlosmakelijk" (indivise et inseparabiliter) [tegen de nestorianen] met elkaar verbonden.
Dit concilie bracht eindelijk rust, zeker in het Westen. In het Oosten vestigde het Nestorianisme zich buiten de grenzen van het keizerrijk (m.n. in Perzië) en het monofysitisme bleef bestaan, vaak in een orthodoxe vorm, waarin men enkel weigerde te spreken over twee naturen. Het monofysitisme verspreidde zich m.n. in Egypte.

Voetnoten

  1. Kelly, 336-7.