|
De parabel van het mosterdzaadje. (4,30-32)
4,30 En verder: 'Welke vergelijking kunnen we vinden voor het Rijk Gods en in welke gelijkenis zullen we het voorstellen?
31 Het lijkt op een mosterdzaadje. Wanneer dat gezaaid wordt in de grond, is het wel het allerkleinste zaadje op aarde;
32 maar eenmaal gezaaid, schiet het op en wordt groter dan alle tuingewassen, en het krijgt grote takken, zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen.'
|
Het Rijk Gods wordt vergeleken met een klein zaadje dat uitgroeit tot een grote struik. De komst van het Rijk Gods is onvermijdelijk, men mag niet ontmoedigd worden en men hoeft niet ongeduldig te zijn over zijn komst. Het Rijk is een werkelijkheid vergelijkbaar met een zaadje dat groeit en het is duidelijk God die het doet groeien.
4,31
|
"Het gaat met het Rijk Gods als". . "Het lijkt op een mosterdzaadje".
|
Het mosterdzaadje was bij de Joden spreekwoordelijk als aanduiding voor het allerkleinste. Vgl. ook Mt. 17,20 = Lc. 17,7: "Een geloof als een mosterdzaadje". De moderne plantkunde kent kleinere zaden dan het mosterdzaad, bv. maanzaad. De volwassen mosterdstruik is een eenjarig plant die 3 tot 4 meter hoog wordt en daarmee vrijwel alle vergelijkbare gewassen overtreft. De betekenis van de parabel is duidelijk: zoals de mosterdstruik uit het kleinste zaadje tot een machte boom uitgroeit, zo zal ook het Rijk Gods ondanks zijn onaanzienlijk begin een wereldomvattende boom worden. De groeikracht krijgt het Rijk Gods heel duidelijk van God.
|
4,32
|
"groter dan alle tuingewassen".
|
Het is niet correct dat de mosterdstruik hoger is dan alle andere struiken.
|
|
"zodat de vogels in zijn schaduw kunnen nestelen."
|
Het is kennelijk niet heel zeker dat alle heidenen erbij zullen horen.
|
|