Christelijke jaartelling

Uit Theowiki

1 Inleiding

De Christelijke jaartelling gaat terug op Dionysius Exiguus die rond 525 uitrekende in welk jaar Jezus geboren was.

2 De telling van Dionysius Exiguus.

Dionysius Exiguus was een Scytische monnik, kennelijk afkomstig uit het deltagebied van de Donau, vestigde zich rond 500 in Rome. Waar hij als een geleerde en astronoom bekend stond. Hij vervaardigde een nieuw paastabel voor de jaren 532-625 en presenteerde die aan paus Johannes I (523-526), zonder onmiddellijk succes trouwens. Hij maakte deze berekening omdat Rome en Alexandrië verschilden van mening over de juiste paasdatum. Dionysius leerde dat Pasen ten vroegste op 22 maart en ten laatste op 25 april kan vallen.

Hij kreeg van paus Johannes I de opdracht om uit te rekenen hoelang geleden Jezus precies geboren werd. De incarnatie zag hij als het begin van de tijdrekening.

Zijn tijdrekening werd pas algemeen in het Westen vanaf Beda's Historia Ecclesiastica Gentis Anglorum uit 731, waarin deze jaartelling consequent gevolgd werd.

3 Klopt Dionysius' berekening?

Dionysius uitgangspunt was Lk. 3,1-2. Deze tekst laat toe de tijd van de prediking door Johannes de Doper te bepalen. Wij vinden daar zes aanduidingen over de tijdstip waarop Johannes begint op te treden:

  • "(1) In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tiberius, toen (2) Pontius Pilatus landvoogd van Judea was, (3) Herodes viervorst van Galilea, diens broeder (4) Filippus viervorst van het gewest Iturea en Trachonitus, en (5) Lysanias viervorst van Abilene, (6) onder het hogepriesterschap van Annas en Kajafas, kwam het woord van God over Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn."

Over Jezus wordt gezegd dat hij bij het begin van zijn optreden, dit is omtrent zijn doop door Johannes Lc. 3,23: "ongeveer dertig jaar" (ὡσεὶ ἐτν τριάκοντα) was. Dit wordt ook bevestigd in Hand. 10,37-38.
Dionysius vertrok van deze gegevens en telde 30 jaar terug vanaf het 15de regeringsjaar van keizer Tiberius (= 782 A.U.C.[1] of het huidige 29 na Christus). Hij telde er één jaar bij, immers Jezus' Openbaar leven begon niet gelijk met Johannes optreden maar waarschijnlijk een jaar later Hij dateerde vervolgens Jezus' geboorte vóór 754 A.U.C.

Wij mogen bij onze beoordeling niet vergeten dat het getal 0 nog compleet onbekend was.[2]
Nu loop je hier onmiddellijk tegen een probleem aan, immers Mt. 2,1 beweert dat Jezus tijdens het bewind van Herodes de Grote geboren werd en dat lijkt niet het geval in de telling van Dionysius.

Het is essentieel om te weten in welk jaar Herodes de Grote stierf.

Dionysus maakte de volgende redenering:

  • het "vijftiende jaar van Tiberius". Men weet niet precies hoe Lucas telt is dit getedl vanaf de dood van Augustus in +14 toen Tiberius alleen keizer werd of telt Lucas vanaf +11/12: het begin van Tiberius mederegentschap.

Dionysius leest dat Lucas telt vanaf Dionysius gaat uit van de eerste opvatting uit (vanaf de dood van Augustus in +14).

Het begin van het optreden van Johannes kunnen wij uitgaande van de teksten hierboven proberen te dateren. Indien vanaf +14 geteld wordt dan kan men het optreden van Johannes in laat 28 - begin 29 plaatsen.

Indien men telt vanaf Tiberius' mederegentschap dan kan ook 26-27. Nergens anders in de literatuur vindt men echter deze laatste deze telling. Tacitus, Suetonius en Cassius Dio tellen vanaf +14. Jezus lijkt mij -gezien de tijdsduur van zijn optreden, zoals verhaald in de evangelies- beslist niet later gedoopt dan in 29. Kennelijk is Johannes onthoofd in 29.

Opmerking: Volgens het evangelie van Johannes vierde Jezus minstens driemaal Pasen tijdens zijn Openbaar optreden (28-29-30). Bij de synoptici is het na de dood van Johannes de Doper één tocht naar Jeruzalem.

Indien Jezus in 28/29 gedoopt is en wij daar ongeveer dertig jaar aftrekken dan is Hij ten laatste geboren in -2. Gezien het feit dat men toen geen interesse had voor exacte leeftijden en zo is een leeftijd enkele jaren boven de 30 heel plausibel. Belangstelling voor de exacte leeftijd en geboortedatum is iets vanaf de 13de eeuw.

Er lijkt een andere mogelijkheid te zijn om de datum te berekenen. Nl. terugrekenen vanaf de opmerking in Joh. 2,2: "Zesenveertig jaar is aan deze tempel gebouwd; zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?" om te kijken in welk jaar dit gezegd werd voert ons naar Josephus, Antiquitates 15,11,1 die zegt dat Herodes in het 18de jaar van zijn regering begon met de bouw van de tempel. Hier is weer een groot probleem van hoe Josephus de regeringsjaren van Herodes telde en of hij telde vanaf het begin van de tempel of van de binnenste tempel. Het meest waarschijnlijke is dat deze woorden in 29 gesproken werden.[3]

3.1 Het stervensjaar van koning Herodes.

Sedert het werk van Emil Schürer (1844-1910) Geschichte des jüdischen Volkes im Zeitalter Jesu Christi, 1890, 360-417 wordt de dood van Herodes vrij algemeen eind maart/begin april -4 geplaatst.

De voornaamste bron over Herodes (-40 (37) - -4) is de Joodse schrijver Flavius Josephus (37/8 - na 100). Uit zijn werken leren wij het volgende*1. Herodus stierf vlak na een maansverduistering, maar vóór Pasen*2. Herodus regeerde 37 jaar na zijn aanstelling als koning door keizer Marcus Antonius.*3. Herodus regeerde 34 jaar vanaf zijn troonsbestijging en afzetting van zijn voorganger Antigonus. (Antiquates XVII vi 4 - ix 3, viii 1, Bellum Iudaicum I xxxiii 8)

De maansverduisteringen die in aanmerking komen zijn die van 13 maart -4 (29 dagen voor Pasen) en 10 januari -1 (92 dagen voor Pasen). Er waren ook twee totale maansverduisteringen in -5, maar geen enkele in -3 of -2.

Er is veel hierover geschreven. Enkel deze eclipsen van -4 en -1 zijn theoretisch mogelijk.

Er zijn hier twee mogelijkheden waarvan de eerste mij het meest waarschijnlijke lijkt.

3.1.1 De eclips van -4.

De eclips van -4 is het meest waarschijnlijke:*1. omdat Josephus vertelt dat Herodes stierf kort voor Pasen, vlak na een eclips: die van 10 jan. -1, waardoor Jezus dan in 0 geboren zou zijn lijkt veel te ver van Pasen af.*2. omdat de telling van zijn zonen van het moment waarop zijn rijk verdeeld werd van -4 wordt gerekend. Josephus vermeldt dat de tetrach Filippus (een van deze zonen) stierf in het 20ste jaar van Tiberius nadat hij 37 jaar geregeerd had. (Zelfs in de late telling vanaf zijn alleenheerschappij in +14 kom je dan in -4 uit). Let op er werd inclusieve telling gebruikt.*3. wij weten dat Archelaüs, de zoon van Herodes, in -4 heerser werd van Samaria en Judea. Wij weten dat hij in 759 a.u.c. (= 6 na Christus) werd afgezet door Casear, in het tiende jaar van zijn regering.[4] Verder zijn er nog munten van Herodes Antipas (nog een andere zoon ook van Herodes de Grote), die een rol speelde in het proces van Jezus (Lc. 23,7-12) en die Johannes de Doper liet terechtstellen (Mc. 6,14-29). Enkele munten spreken over zijn 43ste regeringsjaar en wij weten dat hij tot 39 na Christus regeerde.

3.1.2 De eclips van -1.

Er is ook nog de datering van Filmer en Steinmann.[5] Filmer argumenteert dat de eclips van 9 jan. -1 de eclips is die aan Herodes' dood voorafging en klopt ongeacht of Josephus Nisan of Tishri jaren nam om de regeringstijd te berekenen. Zijn bepaling van het stervensjaar van Herodes wordt sedertdien ook door een grote groep gevolgd.

Steinmann stelt dat de zonen van Herodes bewust het begin van hun rijk antedateerden in -4 omdat Herodes in -4 de status van vriend van Caesar (amicus Caesaris) verloor en gewoon onderdaan werd. (Josephus, Antiq. xvii,2) Herodes executeerde toen zijn eigen zoon Antipater, die mederegent was om zijn trouw aan de keizer te tonen. Archelaüs volgde uiteindelijk Herodes op, maar Josephus (Bell. II,26) zegt dat hij toen al "lang koninklijk gezag uitoefende", hetgeen kan betekenen dat hij later zijn regeringsperiode vanaf -4 telde. Herodes rijk eindigt in deze opinie in -4, maar zijn dood is in -1.

De positie van Filmer e.c. is plausibel, maar lijkt mij minder aannemelijk dan die van Schürer.

Als Matteüs bericht klopt dat Jezus pas terugkeerde uit Egypte na de dood van Herodes, dan moet hij uiteraard vóór of in -4 (als je Filmer volgt eventueel voor -1) geboren zijn.

3.2 Het geboortejaar van Jezus.

Jezus werd waarschijnlijk tussen -6 en –4 (eventueel tussen -6 en -1) geboren. De tijdspanne van 2 jaar eerder dan -4 neemt men aan mede naar aanleiding van het feit dat Herodes in Mt. 2,16 beval jongetjes jonger dan 2 jaar te doden op basis van de informatie die hij van de wijzen had.

Ik weiger te speculeren over de datum of aard van de "ster van Bethlehem"of het hemelse verschijnsel dat de wijzen naar Jeruzalem bracht. Speculeren over conjuncties tussen diverse planeten en of sterren, retrograde (achterwaartse) beweging van Jupiter enz. heeft geen enkele basis in de bronnen en is pure speculatie.

Kortom ons jaar 0 is niet het geboortejaar van Jezus. Hij werd waarschijnlijk enkele jaren eerder geboren. De facto heeft het geen belang voor de betekenis en waarheid van het evangelie.
Los hiervan kunnen wij opmerken dat de geboortedag van de Heer (kerstmis) vanaf 350 op 25 december gevierd wordt.[6] Speculaties over de juiste geboortedatum zijn puur giswerk. Er zijn geen historische bronnen.

4 De datering van Jezus' kruisiging.

De kruisiging van Jezus was in elk geval onder het de prefectuur van Pontius Pilastus (26-36) .
Alle evangelies zijn het erover eens dat Jezus stierf een paar uur voor het begin van de sabbat, m.a.w. dat hij stierf op vrijdag (Mt. 27,62; Mc. 15,42; Lc. 23,54, Joh. 31,42). Nu werden de paaslammeren geslacht tussen 15.00 en 17.00 uur op de 14de Nissan (grofweg maart/april), ongeacht welke dag dit was. Het paasmaal begon bij het opgaan van de maan (volle maan) op de avond van de 14de Nissan, d.w.z. bij het begin van de 15de Nissan. Johannes plaatst de kruisiging op de dag voor de 15de Nissan, de synoptici zijn hierin niet duidelijk. Dit leidt tot de vraag in welke jaren onder Pilatus viel 14 of 15 Nissan op een vrijdag. Men komt dan tot 7 april 30 of 3 april 33 en 23 april 34. De laatste datum is vrijwel niet te verenigen met de tijdlijn van Paulus' bekering.

Een complicerende factor is dat de Joden de paasdatum niet bepaalden op basis van astronomische berekeningen maar op concrete observaties. Men kende de zogenaamde schrikkelmaand, waardoor de paasdatum, een maand werd opgeschoven op basis van de waarneming van de stand van de oogst/plantengroei. Dit schept de mogelijkheid dat mogelijk 11 april 27 de 14 Nissan was. Deze datum lijkt in elk geval te vroeg.
Vrijwel alle auteurs dateren het op 7 april 30 (een kleinere groep: 3 april 33).

5 Enkele losse eindjes.

Maria en Jozef moesten volgens Lc. 2,2 naar Bethlehem voor een volkstelling en deze was de eerste die plaatsvond onder Quirinius, de landvoogd van Syrië. Quirinius van landvoogd vanaf +6. Omdat Lc. expliciet stelt dat het de eerste is moet er minstens een tweede geweest zijn. Uit Josephus weten wij van een belastingtelling (Antiq. 18,1,1) "Quirinus deed taxaties terwijl hij over Syrië heerste in het 37ste jaar van Caesars overwinning op (Marcus) Antonius in Actium in -31." Dit is +6/+7.
Quirinius was voor zover bekend geen landvoogd ten tijde van koning Herodes. In Hand. 5,37 is er overigens ook sprak van "Judas de Galileeër, die optrad ten tijde van de volkstelling". Mogelijk is Lucas hier historisch niet helemaal correct.
Een andere oplossing is dat Quirinius in +6 voor de tweede keer landvoogd was.[7] Immers in 1784 werd in Tivoli een insciptie gevonden, bekend als de Lapis Tiburtinus, die volgens Finegan de tekst bevat van een landvoogd van Syrië die voor de tweede keer (iterum=opnieuw) dit ambt bekleeede. Dit kan Quirinius zijn. Maar indien niet is het duidelijk dat iemand het ambt twee keer kon bekleden. De waarde van dit argument is echter twijfelachtig.
Jezus moet in elk geval lang voor +6 geboren zijn.

6 Voetnoten

  1. = ab urbe condita; vanaf de mythologische stichting van de stad Rome. 753 a.u.c. = 0 A.D. Over het ontstaan van de Christelijke jaartelling en de berekening van Dionysius, zie: Georges Leclerq, Anno Domini. Les origines de l'ère chrétienne, Turnhout, Brepols, 2000.
  2. Dit blijkt telkens weer uit de manier van tellen. Bv. Jezus die op de derde dag verrezen is, is op de tweede dag, maar als je 0 niet kent is het de derde dag. Of Pinksteren de 50ste dag is de facto de 49ste.
  3. vgl. https://en.wikipedia.org/wiki/Chronology_of_Jesus#cite_note-46
  4. Dio Cassius, Hist. Rom., 55,27,6 en Josephus, Antiq. 17,13,2)
  5. William Filmer, "The Chronology of the Reign of Herod the Great," in: Oxford's Journal of Theological Studies, October, 1966.
    Andrew E. Steinmann, From Abraham to Paul: A Biblical Chronology, St. Louis: Concordia, 2011, pp. 235–238; en "When Did Herod the Great Reign?" in: Novum Testamentum 51 (2009), pp. 1–29.
  6. Oorsprong van het kerstfeest; zie: K. Adam, "Weihnachten", in: Das Kirchenjahr mitfeiern, Freiburg, Herder, 1980.
    Uit de kalenderlijsten van de sterfdagen van de Romeinse bisschoppen (depositio episcoporum) en van de martelaren (depositio martyrum) van F.D. Filocalus uit 354 blijkt dat op 25 december 336 in Rome reeds het feest van de geboorte van Christus gevierd werd. Er zijn twee theorieën om deze datum te verklaren:
    1. (apologetisch-religionsgeschichtliche): het zou een reactie van de kerk van Rome zijn op het heidense staatsfeest "Natale Solis invincti" door keizer Aurelianus ingevoerd in 274 t.e.v. de Syrische zonnegodin Emesa. Waartegenover men Christus de "zon van gerechtigheid" (Mal. 3,20) en "Licht der wereld" (Joh. 8,12) zou plaatsen.
    2. (Berechnungshypothese) door in de zon een symbool voor Christus te zien besloten sommigen in derde eeuw dat Hij bij winterzonnewende geboren moest zijn.
    Het is -gezien het gebrek aan bronnen- evenwel goed mogelijk dat er een andere reden was om het feest op deze datum te plaatsen. Let wel: aanvankelijk stond niet enkel de geboorte maar het hele werk van Christus centraal op deze dag. Sedert die tijd is dit gebruik zeer snel verspreid over hele wereld.
  7. Jack Finegan, Handbook of Biblical Chronology: Principles of Time Reckoning in the Ancient World and Problems of Chronology in the Bible, Revised Edition (Peabody, MA: Hendrickson Publishers, 1998), p. 304. Zie ook William Ramsay, Bearing of Recent Discoveries on the Trustworthiness of the New Testament, 4th Ed., London, 1920, pp. 275-300.