Het Sanhedrin of de hoge raad.
Sanhedrin (συνέδριον) is in het N.T. de term om het hoogste bestuursorgaan van het Joodse volk aan te duiden.
Misschien bestond er reeds iets als het sanhedrin in de Perzische tijd. In elk geval is het bekend sedert de tijd van de Makkabeeën. Er bestond in Jeruzalem een "gerousia" of senaat, d.w.z. een raad van oudsten, die vooral op godsdienstig gebied grote invloed had.
Onder Herodes de Grote verloor het sanhedrin veel van zijn macht. De Romeinen erkenden het weer als hoogste rechtbank van de Joden, mits inachtneming van de door de bezetter opgelegde beperkingen. Onder de macht van het sanhedrin stonden eigenlijk alle Joden, ook zij die verspreid leefden in de diaspora.
Het sanhedrin bestond uit 71 leden (naar analogie met Ex. 24,1.9; Num. 11,16), waarvan de hogepriester van dat jaar voorzitter was.
Aanvankelijk maakten alleen oudere invloedrijke aristocraten (= oudsten) deel uit van deze raad. Ongetwijfeld waren niet alle oudsten leken, gezien het feit dat ook heel wat priestergeslachten toonaangevend waren in Jeruzalem.
Aan de groep van de hogepriesters en oudsten werd onder Alexandra (76-67) en onder druk van de Farizeeën de groep van de schriftgeleerden toegevoegd.
Zo waren er drie klassen in het 71 leden tellende sanhedrin in het N.T.: nl. de oudsten (= πρεσβυτεροι); de hogepriesters (ἀρχιερεις) en de schriftgeleerden (= γραμματεις; meestal van de partij van de Farizeeën).
|