Mc. 3,1-6

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 feb 2023 om 13:21 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De genezing op een sabbat. (3,1-6)

3,1 Op een andere keer ging Hij naar de synagoge waar een man aanwezig was met een verschrompelde hand.
2 Zij hielden Hem in het oog of Hij hem op sabbat zou genezen, met de bedoeling Hem daarvan te beschuldigen.
3 Hij zei nu tot de man met de verschrompelde hand: ‘Kom in het midden staan.’
4 Daarop stelde Hij hun de vraag: ‘Mag men op sabbat goed doen of kwaad, iemand redden of doden?’ Maar zij zwegen.
5 Toen liet Hij toornig, maar tegelijkertijd bedroefd om de verstoktheid van hun hart, zijn blik rondgaan en zei tot de man: ‘Steekt uw hand uit.’ Hij stak zijn hand uit en deze was weer gezond.
6 En de Farizeeën gingen naar buiten en aanstonds smeedden zij met de Herodianen plannen om Hem uit de weg te ruimen.

In de vijfde controverse vinden we net als in de eerste (2,1-12) een combinatie van een wonder en een controverse die aantoont dat Jezus krachtig is in woord en daad. Ook hier is het punt van controverse de sabbatsrust. De reacties van de tegenstanders zijn wel duidelijk harder geworden van de eerste tot de laatste controverse.

3,1

de synagoge”.

Dat hier de synagoge van Kafarnaüm bedoeld is wordt bevestigd door het begin, hier vertaald met “op een andere keer”, lett. opnieuw (παλιν).

met een verschrompelde hand”.

Wat voor soort aandoening hier bedoeld is kan men uit deze algemene aanduiding niet opmaken, bv. of ze van de geboorte is of later opgelopen.

3,2

of Hij hem op sabbat zou genezen”.

Het probleem is de timing (op een sabbat) en ook de aard van de ziekte (niet levensbedreigend). Rabbi's stonden alleen een genezend optreden toe als men in echt levensgevaar was. De vraag is dus of Jezus een man die duidelijk niet in levensgevaar verkeert op sabbat zal genezen.

3,4

Mag men op sabbat goed doen of kwaad, iemand redden of doden?

De vraag van Jezus treedt heel duidelijk buiten het kader van de rabbijnse vraagstelling (vgl.3,2). Hij maakt er een kwestie van niet of men een zieke (die niet in levensgevaar verkeert) mag genezen, dan wel of het geoorloofd is op sabbat goed of kwaad te doen. Het verhaal claimt impliciet dat Jezus, de mensenzoon, gezag heeft over de sabbat. (2,27-28)

3,5

toornig, maar tegelijkertijd bedroefd”.

Andere verwijzingen naar emoties van Jezus vinden we in 1,41.43; 7,34; 8,12; 10,14.21.

3,6

de Herodianen”.

Deze mensen waren aanhangers van Herodes Antipas, tetrarch van Galilea. Ze vormden echter geen hechte of sektarische groep zoals de Farizeeën of de leerlingen van Johannes. Ze waren veeleer een soort politieke beweging.

om Hem uit de weg te ruimen”.

In de loop van de vijf controverses in 2,1-3,6 verandert de houding van de tegenspelers van verbazing (2,12) tot openlijke vijandigheid. Zelfs al tijdens de openbaring van Gods kracht in Galilea begint de tegenstand die zal voeren tot de kruisdood van Jezus.