Mc. 16,9-20

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 feb 2023 om 13:30 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Het tweede einde. (16,9-20)

16,9 Nadat Hij in de vroege morgen van de eerste dag van de week verrezen was, verscheen Hij het eerst aan Maria Magdalena, uit wie hij zeven duivels had uitgedreven.
10 Deze ging het vertellen aan hen die zijn metgezellen waren geweest en nu rouwden en weenden.
11 Maar toen die hoorden, dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet.
12 Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen, toen deze te voet op weg waren, naar buiten.
13 Nadat dezen teruggekeerd waren, vertelden ze het aan de overigen, maar zelfs zij werden niet geloofd.
14 Later verscheen Hij aan de elf, terwijl zij aan tafel aanlagen. Hij maakte hun een verwijt van hun hardnekkig ongeloof, omdat zij geen geloof hadden geschonken aan degenen die Hem gezien hadden, nadat Hij verrezen was.
15 Daarop sprak Hij tot hen: 'Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het evangelie aan heel de schepping.
16 Wie gelooft en gedoopt is, zal gered worden, maar wie niet gelooft zal veroordeeld worden.
17 En deze tekenen zullen de gelovigen vergezellen: in mijn Naam zullen ze duivels uitdrijven, nieuwe talen spreken,
18 slangen opnemen; zelfs als ze dodelijk vergif drinken zal het hun geen kwaad doen; en als ze aan zieken de handen opleggen, zullen deze genezen zijn.'
19 Nadat de Heer Jezus aldus tot hen gesproken had, werd Hij ten hemel opgenomen en zit aan de rechterhand van God.
20 Maar zij trokken uit om overal te prediken, en de Heer werkte met hen mee en schonk kracht aan hun woord door de tekenen die het vergezelden.

Het langere of tweede einde verschilt in woordgebruik en stijl van de rest van het Evangelie en is niet te vinden in de beste en oudste manuscripten en ontbrak ook in de tekst die de kerkvaders gebruikten. Het is waarschijnlijk een samenvatting van verrijzenisverhalen uit de tweede eeuw en gebaseerd op Lc. 24, met wat invloed van Joh. 20.
Het feit dat de manuscripten van Mc. eindigen bij 16,8 hoeft niet te betekenen dat Mc. oorspronkelijk niet langer was. Mogelijk is het deel met de verschijningen al heel vroeg verloren gegaan.

16,9-10

Dit is een abrupte overgang, want het onderwerp (Jezus) wordt niet genoemd. Maria Magdalena wordt genoemd zoals in Joh. 20,1 e.v.. In deze verzen staat hier een samenvatting van Joh. 20,1.11-18.

16,11-13

vers 11 herinnert aan Lc. 24,11. De rest wijst naar het Emmaüs-verhaal in Lc. 24,13-35. De "andere gedaante" gaat er kennelijk over dat Jezus eerst als "tuinman" aan Maria Magdalena verscheen, en als "reiziger" aan de Emmaüsgangers.
Nieuw, tegenover Lc., in vers 16,13 is het feit dat de Emmaüsgangers niet geloofd werden bij hun terugkeer.

16,14

Hier worden kennelijk Lc. 24,36-39 (=Joh. 29,19-23) en Mt. 28,16-20 naast elkaar gebruikt. Opvallend is de vermelding van het ongeloof van de leerlingen en hun terechtwijzing. Dit is mogelijk een echo van de moeilijkheden of het ongeloof dat de jonge Kerk bij haar verkondiging ontmoette.

16,15-16

Deze tekst is een vrije weergave van Mt. 28,19. De noodzaak van doopsel en geloof worden onderlijnd.

16,17-18

Dit is een samenvatting van diverse tekens en wonderen die de prediking van de apostelen, zowel tijdens het leven van de Heer (vgl. bv. Mc. 6,7-12), als erna (Hand. 2,43, 4,16.30, Rom 15,19 enz.) begeleidden.

16,19

"werd Hij ten hemel opgenomen"

Dit is de enige plaats waar de uitdrukking (ἀνελήμφθη εἰς τὸν οὐρανὸν) gebruikt wordt. De andere tekst over het naar de hemel gaan in Hand. 1,9-10.

"zit aan de rechterhand van God"

// uitwerken. De uitdrukking verwijst naar de ereplaats bij God. Dit is uiteraard figuurlijk te lezen.

16,20

"Maar zij trokken uit om overal te prediken"

Dit kon men schrijven na een langere periode waarin de Blijde Boodschap verkondigd was.