|
Jezus zegent kinderen. (10,13-16)
10,13 De mensen brachten kinderen bij Hem met de bedoeling dat Hij ze zou aanraken. Maar bars wezen de leerlingen ze af.
14 Toen Jezus dat zag, zei Hij verontwaardigd: 'Laat die kinderen toch bij Mij komen en houdt ze niet tegen. Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods.
15 Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan.'
16 Daarop omarmde Hij ze en zegende hen, terwijl Hij hun de handen oplegde.
|
Na een tekst over het huwelijk volgt bijna vanzelf een tekst over kinderen. In feite gaat deze tekst niet direct over kinderen maar over het Rijk Gods en wat mensen ervan kunnen verwachten. Alleen zij die het rijk Gods erkennen en ontvangen als een gift/gave (zoals een kind giften krijgt) kunnen verwachten dat zij deel zullen krijgen aan Gods koninkrijk. het Rijk Gods is voor hen die geen beroep doen op macht en status, omdat het Rijk alle menselijke macht en status overstijgt.
10,13
|
"dat Hij ze zou aanraken".
|
Op het einde van het verhaal (10,16) wordt duidelijk dat men verwachtte dat Jezus de kinderen zou zegenen door hen de handen op te leggen. De kinderen kunnen tussen 0 en 12 jaar zijn.
|
10,14
|
"zei Hij verontwaardigd".
|
Hier wordt verwezen naar Jezus' gemoedstoestand (vgl. 1,43; 3,5; 8,12; 14,33-34). Zijn verontwaardiging is het gevolg van het niet-verstaan van zijn leerlingen. Zij begrijpen Jezus niet en ook niet welk Rijk Hij eigenlijk verkondigt.
Het onbegrip van de leerlingen is hier weer de aanleiding voor Jezus om zijn eigen leer uiteen te zetten.
|
|
"Want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods".
|
Het belangrijkste kenmerk van kinderen is hun ontvankelijkheid. Zonder fysieke kracht en legale status weten kinderen maar al te goed hoe/dat ze moeten krijgen. Het Rijk Gods moet ontvangen worden als een gave, want er is geen menselijke macht of status die het kan scheppen of dichterbij kan brengen.
|
10,15
|
"wie het Koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind".
|
Dit is een verdere uitleg van 10,14, waarin gesteld wordt dat enkel wie het Rijk als een gave aanneemt het kan binnengaan.
|
10,16
|
"zegende hen, terwijl Hij hun de handen oplegde".
|
In de geschriften uit die tijd worden kinderen of als voorbeelden van onredelijk gedrag gepresenteerd of als objecten die men moet trainen. Hier evenals in 9,33-37 worden ze ernstig genomen en als personen behandeld, die ook een relatie hebben met Jezus en het Koninkrijk.
|
|