Farizeeën
InleidingFarizeeën zijn Joden die bijzondere wetten in acht nemen, bv. de traditie van de ouden (Mt. 15,2). Hun naam wordt meestal afgeleid van het Hebr. “perusim” (of Aramese “perissajja) en betekent dan de “afgescheidenen”. Maar zelfs als men hierover overeenstemming heeft is het nog niet duidelijk, waarvan men gescheiden is. Is Israël gescheiden van de andere volkeren? zijn zij gescheiden van de andere Joden? Zijn ze vrij van rituele onzuiverheid? OntstaanZij zijn volgens Flavius Josephus ontstaan in de tijd van de Makkabeeën (1 Makk. 2,42;7.13; 2 Makk. 14,6), onder de hogepriester Jonathan (-144). Het waren aanvankelijk trouwe en gelovige Joden die de traditie van de vrome Joden uit de tijd van de ballingschap en van de terugkeer (458) verderzetten. Omdat er tijdens de ballingschap geen eredienst mogelijk was, hadden vrome Joden hun kracht gezocht in het vervullen van de wet. Zij waren degenen die zich verzetten tegen de hellenisering van Israël. Vanaf -76 ongeveer kregen zij aanzien bij het volk. Toen moesten de Hasmoneeën m.n. Alexandra (78-69) en Johannes Hyrcanus. Zij verwierpen Hyrcanus’ recht om zowel hogepriester als koning te zijn. Alexandra moest toestaan na een verbeten strijd dat de leiders van de Farizeeën toegang kregen tot de Hoge Raad. We mogen aan deze Farizeeën niet de leerstellingen toeschrijven die hun latere nakomelingen hielden. Ten tijde van JezusHun aanhangers bedroeg ten tijde van Jezus als we Flavius Josephus mogen geloven (Antiq. xvii, 2,4; § 42) niet meer dan 6000 dat op een bevolking van een half miljoen mensen. Niettemin was hun invloed, m.n. dat van hun leiders de schriftgeleerden behoorlijk groot in Jeruzalem. Hun opvattingenIn tegenstelling tot de Sadduceeën geloofden zij in het hiernamaals, in het bestaan van engelen. Zij verwachten een Messias, maar erkenden Jezus niet. Zij gingen Jezus bv. proberen te vangen op het schenden van de sabbat (vgl. Mt. 12,1-21). Door hun invloed en door het feit dat zij schriftgeleerden waren die meestal het woord namen in de synagoge werd hun leer min of meer de officiële leer van het Jodendom. Conflict met Jezus en het ChristendomJohannes de evangelist voegt daar nog een ding aan toe (Joh. 5,18): “Om die reden waren de Joden (= Farizeeën e.d.) er nog meer op uit om Hem te doden; Hij tastte immers niet slechts de sabbat aan, maar Hij noemde zelfs God zijn eigen Vader en maakte daardoor zichzelf aan God gelijk”. Hun invloed na de ondergang van JeruzalemOok na de ondergang van Jeruzalem in 70 hebben zij zich verzameld in Jamna (Yavneh) aan de kust ten zuiden van Jaffa en nog eeuwenlang hebben ze zo een enorme invloed uitgeoefend op het volk. Blijkbaar waren de erfgenamen van de Farizese traditie degenen die de toon aangaven in deze ontwikkeling. |