Mc. 4,35-41

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 feb 2023 om 14:21 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Drie wonderen. (4,35-5,43)

Het onderricht van Jezus in parabels wordt gevolgd door drie of vier wonderverhalen waarin Hij zijn macht over de Satan toont zowel w.b. de natuur (4,35-4,1), bezetenheid (5,1-20), ziekte (5,25-34) en dood (5,21-24.35-43).

Het stillen van de storm. (4,35-41)

4,35 Op diezelfde dag tegen het vallen van de avond sprak Jezus tot hen: 'Laten we oversteken.'
36 Zij stuurden het volk weg en namen Hem mee zoals Hij daar in de boot zat; andere boten begeleidden Hem.
37 Er stak een hevige storm op en de golven sloegen over de boot, zodat hij al vol liep.
38 Intussen lag Hij aan de achtersteven op het kussen te slapen. Ze maakten Hem wakker en zeiden Hem: 'Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?'
39 Hij stond op, richtte zich met een dwingend woord tot de wind en sprak tot het water: 'Zwijg, stil!' De wind ging liggen en het werd volmaakt stil.
40 Hij sprak tot hen: 'Waarom zijn ge zo bang? Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?'
41 Zij werden door een grote vrees bevangen en vroegen elkaar: 'Wie is hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen?'

Dit eerste wonder voegt het normale patroon: een probleem dat opgelost moet worden (storm), Jezus' machtsdaad (een woord), de bevestiging ervan (grote stilte en vrees van de leerlingen). De vraag van de leerlingen aan het einde: Wie is hij toch, dat zelfs wind en water Hem gehoorzamen? is een teken van de nadruk die Mc. legt op de identiteit van Jezus. Het is een impliciete Christologische uitspraak, immers het beweert dat Jezus doet wat alleen God kan doen.

4,35 "Op diezelfde dag tegen het vallen van de avond". Let op de dubbele tijdsaanduiding van Mc. Waarom Hij wil oversteken wordt niet gezegd. Kennelijk wil hij ook tijdens de een paar uur durende overtocht rusten. Wil hij groeiende tegenstand ontvluchten, zoekt Hij een nieuw arbeidsveld om te preken? Dat is niet duidelijk. Het feit dat de storm tijdens de duisternis plaats vond vergroot nog het angstwekkende karakter van het gebeuren.
4,36 "zoals Hij daar in de boot zat". Deze zin verwijt naar het kader voor het onderricht in parabels in 4,1-2, waar Jezus in een boot zit terwijl het volk zich op oever bevindt.
"andere boten begeleidden Hem". Als het verhaal verder gaat dan verdwijnen deze boten uit het verhaal. Sommige commentatoren maken een vergelijking met Ps. 107,23-32 waar God een storm stilt.
4,37 "Er stak een hevige storm op". Het plotse opsteken van stormwinden is een vaak voorkomend gebeuren bij het meer van Genezaret.
4,38 "lag Hij ... te slapen". Het feit dat Jezus zelfs in deze storm kon slapen laat iets zien van zijn totaal godsvertrouwen (vgl. Ps. 4,9; Spr. 3,24-26).
"Meester, raakt het U niet dat wij vergaan?" Het is een stevige manier om Jezus aan te spreken, bij Mt. 8,25 en Lc. 8,24 is de vraag van de leerlingen veel milder.
4,39 "sprak tot het water". Jezus' vermogen om de zee te bevelen is een impliciete uitspraak over zijn goddelijke kracht, want God alleen kan de zee bevelen (vgl. Ps. 74,13-14; 89,10-12).
"Zwijg, stil!" Jezus richt zich hier tot de zee, niet tot de leerlingen. Een zelfde formule in 1,25 -waar Jezus een exorcisme doet- suggereert dat Jezus hier zijn macht over de boze geesten toont.
"volmaakt stil". Deze uitspraak geeft aan hoe totaal Jezus' controle over wind en zee zijn. Normaliter zou de golfslag nog uren aanhouden. Nu hield die meteen op, hetgeen een grote indruk op de aanwezigen gemaakt moet hebben.
4,40 "Hoe is het mogelijk dat ge nog geen geloof bezit?" Dit is de strengste terechtwijzing van de leerlingen tot nu toe (vgl. 8,14-21). Hebben ze een gebrek aan geloof in God of in Jezus? Indien ze niet genoeg geloof in God hebben dan wordt hen verweten dat ze Jezus' voorbeeld van vertrouwen in God niet volgden. Indien het een gebrek aan geloof in Jezus is dan slaat het verwijt op het feit dat ze niet genoeg geloven in de macht van Jezus de wonderdoener. Het feit dat Jezus zich eerst tot de natuur richt en pas dan tot de leerlingen onderlijnt nogmaals het feit dat Hij de hele situatie in Zijn macht heeft.
4,41 "Wie is hij toch?" Omdat alleen God wind en zee kan bevelen sluit deze vraag van de leerlingen een impliciete belijdenis van het geloof in Jezus' godheid in. D.w.z. Hij doet dingen die volgens het O.T. alleen door God gedaan kunnen worden.