Mc. 8,11-21

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 feb 2023 om 14:28 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Controverse over tekens. (8,11-21)

11 Toen daagden de Farizeeën op, die met Hem begonnen te redetwisten. Om Hem op de proef te stellen verlangden ze van Hem een teken uit de hemel.

12 Hij slaakte een zucht uit het diepste van zijn hart en zei: 'Wat verlangt dit geslacht toch voor een teken? Voorwaar, Ik zeg u: in geen geval zal aan dit geslacht een teken gegeven worden.'
13 Hij liet hen staan, stapte weer in de boot en keerde naar de overkant terug.
14 Zij hadden echter vergeten brood mee te nemen, zodat zij niet meer dan een brood bij zich in de boot hadden.
15 Toen gaf Hij hun deze waarschuwing: 'Let op, wacht u voor het zuurdeeg van de Farizeeën en het zuurdeeg van Herodes!'
16 Zij spraken daarover onder elkaar: 'Dat zegt Hij omdat we geen brood hebben.'
17 Maar Hij bemerkte het en sprak: 'Wat bespreekt ge daar onderling? Dat Ik dit gezegd heb, omdat ge geen brood hebt? Begrijpt en verstaat ge het dan nog niet? Is uw geest dan zo verblind?
18 Ge hebt toch ogen: ziet ge dan niets? ge hebt toch oren: hoort ge dan niets? En herinnert ge u niet,
19 hoeveel korven vol brokken gij hebt opgehaald, toen Ik voor de vijfduizend die vijf broden heb gebroken?' Zij antwoordden Hem: 'Twaalf.'
20 'En hoeveel manden vol brokken hebt gij opgehaald, toen met die zeven voor de vierduizend?' En zij antwoordden: 'Zeven.'
21 Daarop zei Hij hun: 'Begrijpt ge het dan nog niet?'

De controverse waarmee deze sectie afsluit begint met de vraag van de Farizeeën om een teken van de hemel (8,11-13). Dan volgt een nogal vreemde vraag van Jezus aan zijn leerlingen (8,14-21). Jezus weigert om de Farizeeën een spectaculair publiek teken te geven van zijn Messias-zijn en laat zien dat zijn eigen leerlingen hem niet eens begrepen.

8,11 "Om Hem op de proef te stellen". Deze zin suggereert hun kwade wil al. Het is hetzelfde woord dat gebruikt wordt voor het op de proef stellen door de Satan. Zo worden ze al min of meer met de Satan geassocieerd.
"een teken uit de hemel". Het normale woord voor een wonder bij Mc. is δυναμις en niet σημειον. M.a.w. de Farizeeën vroegen een spectaculair teken. Ze verwachten uiteraard dat Jezus dit niet zal kunnen en hopen dat Hij dan ook de steun en bewondering van het volk zal verliezen. "uit de hemel" is een andere manier om te zeggen dat het van God moet komen.
8,12 "Wat verlangt dit geslacht toch voor een teken?" Jezus weigert om zo'n teken te geven, vgl. Mc. 8,38; 9,19; 13,30) Vgl. Mt. 16,4 waar alleen het teken van Jona beloofd wordt, vgl. ook Mt. 12,39; Lc. 11,29.
8,13 "stapte weer in de boot". Deze geografische opmerking leidt het volgende deel in waarin Jezus' leerlingen zijn tegenstanders zijn.
8,14 "zodat zij niet meer dan een brood bij zich in de boot hadden". De aanwezigheid van slechts een brood wordt het punt van misverstand tussen Jezus en zijn leerlingen. Hij wil hen iets leren op geestelijk vlak, maar zij blijven op materieel vlak steken.
8,15 "wacht u voor het zuurdeeg van de Farizeeën en het zuurdeeg van Herodes!" Zuurdeeg staat voor iets met een innerlijke vitaliteit. Het verwijst hier naar een slechte invloed die zich kan verspreiden als een infectie of als een lopend vuurtje. Deze uitspraak is een commentaar op de vraag van de Farizeeën om een teken. (8,12)
8,16 "Dat zegt Hij omdat we geen brood hebben". De commentaar van de leerlingen onderlijnt nogmaals hun slecht verstaan en schept het kader voor de volgende reeks vragen. Na alles wat de twaalf al gezien en gehoord hebben is hun verstaan kennelijk nog achteruit gegaan.
8,18 "Ge hebt toch ogen: ziet ge dan niets?" Hier past Jezus het taalgebruik dat hij voorheen voor hen die niet-verstonden gebruikte in de parabels (vgl. 4,11-12). Hier horen de leerlingen bij hen die buiten stonden en niet begrepen.
8,19 "toen Ik voor de vijfduizend die vijf broden heb gebroken?" Dit vers en het volgende verwijzen respectievelijk naar 6,35-44 en 8,1-10. De leerlingen zouden beter moeten weten en ze zouden moeten weten dat Jezus kan zorgen voor hun materiële nood.
8,21 "Begrijpt ge het dan nog niet?" Deze laatste vraag vat de hele serie samen en wijst vooruit naar het volgende deel van het Evangelie waarin de leerlingen zullen worstelen met het geheim van het kruis, dat een wezenlijk onderdeel is van Jezus' identiteit.