Mc. 10,35-45

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 feb 2023 om 14:28 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De consequenties voor het leerling-zijn. (10,35-45)

10,35 Toen kwamen de zonen van Zebedeüs, Jakobus en Johannes naar Hem toe en zeiden: 'Meester, wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen.'
36 Hij antwoordde hun: 'Wat wilt ge dan dat Ik voor u doe?'
37 Zij zeiden Hem: 'Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter - en de ander aan uw linkerhand moge zitten.'
38 Maar Jezus zei hun: 'Ge weet niet wat ge vraagt. Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink en met het doopsel gedoopt te worden waarmee Ik gedoopt wordt?'
39 Zij antwoordden Hem: 'Ja, dat kunnen wij.' 'Inderdaad' gaf Jezus toe,' de beker die Ik drink, zult gij drinken, en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word, zult gij gedoopt worden;
40 maar het is niet aan Mij u te doen zitten aan mijn rechter - of linkerhand, omdat alleen zij dit verkrijgen voor wie dit is bereid.'
41 Toen de tien anderen dit hoorden, werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.
42 Jezus echter riep hen bij zich en sprak tot hen: 'Gij weet dat zij die als heersers der volkeren gelden, hen met ijzeren vuist regeren en dat de groten misbruik maken van hun macht over hen.
43 Dit mag bij u niet het geval zijn; wie onder u groot wil worden, moet dienaar van u zijn,
44 en wie onder u de eerste wil zijn moet de slaaf van allen zijn,
45 want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.'

Een incident onderweg laat nogmaals de verstoktheid van de leerlingen zien. Op de vraag van Jacobus en Johannes (10,37) geeft Jezus met drie antwoorden: een plaats in het Rijk vereist lijden (10,38-39), het komt niet aan Jezus toe om de plaatsen in het Rijk toe te wijzen (10,40) en de leidinggevende functies in Jezus' groep betekent "dienen" (10,41-45).

10,35 "Jacobus en Johannes". Samen met Petrus vormden zij de binnenste kring van de apostelen 9vgl. bij 5,37). Zeker zij twee zouden beter hebben moeten weten dan deze vraag.

"wij willen dat U voor ons doet wat wij U vragen". Bij Mt. is het de moeder van de twee apostelen die de vraag stelt. Kennelijk probeerde Mt. hun slechte beurt op deze manier te verzachten.

10,37 "Geef dat in uw glorie een van ons aan uw rechter - en de ander aan uw linkerhand moge zitten." Ze willen duidelijk status in het komende Rijk. Misschien is het beeld dat van Jezus als eschatologische rechter, maar waarschijnlijker dat van de Messias die het eschatologische feestmaal voorzit.
10,38 "Zijt ge in staat de beker te drinken die Ik drink en met het doopsel gedoopt te worden". In deze context betekenen de beker en het dopen lijden en dood vgl. Jes. 51,17-22; Ps. 69,2-3.15. Als beker en dopen verwijzen naar de Eucharistie en naar het doopsel dan komt dit toch pas vanuit de verwijzing hier naar het lijden en de dood van Jezus. Voor de kelk als beeld in het lijdensverhaal zie Mc. 14,23;4,36.
10,39 "Ja, dat kunnen wij." Deze stevige uitspraak van de twee is in duidelijk contrast met de laffe houding van de leerlingen tijdens het lijden en de dood van de Heer. Jezus' antwoord is een belofte van martelaarschap of intens lijden zoals Hij geleden heeft en omwille van Hem.
10,40 "het is niet aan Mij u te doen zitten". Mt. 20,33 kent dit prerogatief toe aan de Vader. Deze uitspraak veronderstelt een zekere ondergeschiktheid van Jezus aan de Vader. Deze tekst werd dan ook m.n. gebruikt door de Arianen in hun christologische debatten.
10,41 "Toen de tien anderen dit hoorden, werden ze kwaad". Hier wordt nogmaals de leer verkondigd dat de leiders van de Kerk haar dienaars moeten zijn.
10,42 Jezus schildert de mogelijkheid om leiderschap als een ruwe machtsontplooiing te zien.
10,43 "Dit mag bij u niet het geval zijn; wie onder u groot wil worden, moet dienaar van u zijn". Vgl. 9,3. Het kernwoord hier is dienaar διακονος. Het staat in scherp contrast met de woorden over macht in de vorige zin.
10,44 "moet de slaaf van allen zijn". Hier wordt het woord slaaf δουλος gebruikt, dat nog nederiger is dan dienaar.
10,45 "de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen". Dit deel is de conclusie van de leer die besloten ligt in 10,42-44, waardoor alles gebaseerd wordt op het voorbeeld van Jezus.
"zijn leven te geven als losprijs voor velen". "Zijn leven geven" verwijst naar het martelaarschap in 1 Mac. 2,50; 6,44.
"losprijs" (λυτρον) verwijst naar het idee van het vrijkopen van een gevangene, een slaaf of een veroordeelde. Het "voor velen" is een echo van Jes. 53,11-12.

Het slot toont de dood van Jezus als een middel dat verlossing brengt, een verlossing die niet gebracht kan worden door "velen".