Mc. 11,20-26

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 feb 2023 om 14:29 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Meer onderricht op de derde dag. (11,20-13,37)

Na een uitleg over de verdorde vijgenboom (11,20-26) vinden we vijf controversen en een parabel (11,27-12,37), de confrontatie van twee verschillende houdingen (12,38-44) en een eschatologische rede (13,1-37). Het doel van dit stuk is om aan te geven wie de tegenstanders van Jezus zijn en waarom men Hem wilde doden.

Uitleg. (11,20-26)

11,20 's Morgens kwamen zij langs de vijgenboom en zagen dat hij tot op de wortel verdord was.
21 Petrus dacht weer terug aan het gebeurde en zei: 'Meester, kijk!' De vijgenboom die Gij vervloekt hebt, is verdord.'
22 Jezus antwoordde hun: 'Hebt geloof in God.
23 Voorwaar, Ik zeg u: Als iemand tot deze berg zegt: Hef u op en stort u in de zee, en als hij in zijn hart niet twijfelt, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, voor hem zal het werkelijkheid worden.
24 Daarom zeg Ik u: Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen.
25 Hebt ge iets tegen iemand, terwijl ge staat te bidden, vergeeft het dan, opdat ook uw Vader in de hemel u uw tekortkomingen moge vergeven.'
26 -

De derde dag begint met het vervolg op de vervloeking van de vijgenboom. Omdat Mc. dit incident interpreteert als een machtsdaad van Jezus voegt hij er bij wijze van uitleg drie uitspraken over geloof en gebed aan toe (11,23.24.25). De uitspraken worden kunstmatig met elkaar in verband gebracht door sleutelwoorden. waarschijnlijk vormden deze teksten in de pre-marcaanse traditie een catechese over het gebed. De leer dat gebeden verhoord worden schijnt een typisch eigen leer van Jezus te zijn geweest, vgl. Mt. 7,7-11; Lc. 11,9-13.

11,20 "dat hij tot op de wortel verdord was". Deze verdorring ging duidelijk verder dan het geen vruchten meer dragen uit 11,14.
11,21 "Petrus dacht weer terug aan het gebeurde". Petrus is weer de zegsman van de leerlingen, die de vloek die door Jezus geuit werd in 11,14 gehoord hebben.
11,22 "Jezus antwoordde". De woorden van Jezus in 11,22-25 worden voorgesteld als uitleg van het incident met de vijgenboom. Mc. plaatst deze woorden hier om de aandacht te vestigen op God, de bron van Jezus' macht.
"Hebt geloof in God". De zin πιστιν Θεου lett. "geloof van God" moet vertaald worden als een obj. gen. "geloof in God".
11,23 "Als iemand tot deze berg zegt: Hef u op en stort u in de zee". Parallellen vinden we bij Mt. 17,20; Lc. 17,6; 1 Kor. 3,2. Hier kon het de berg zijn waarop Jeruzalem stond of de Olijfberg. Het verdorren van de vijgenboom is slechts een kleinigheid vergeleken met wat Zijn macht, gebaseerd op Zijn band met God, kan. Hij wil dat zijn leerlingen hierin delen.
11,24 "Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen". Deze tweede uitspraak over bidden is verbonden met de vorige via het sleutelwoord "geloof" en de derde via "bidden".
11,25 "Hebt ge iets tegen iemand, terwijl ge staat te bidden, vergeeft het dan". Deze derde uitspraak gaat eigenlijk over vergeving (Mt. 6,14) en is kennelijk via zijn opening "als ge iets ..." met het vorige verbonden.