Mc. 14,26-31

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 feb 2023 om 14:29 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De voorspelling van de verloochening van Petrus. (14,26-31)

14,26 Nadat zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij naar de Olijfberg.
27 Toen sprak Jezus tot hen: 'Allen zult gij ten val komen, want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden.
28 Maar na mijn verrijzenis zal ik u voorgaan naar Galilea.'
29 Toen zei Petrus: 'Al komen allen ten val, ik zeker niet.'
30 Jezus antwoordde hem: Voorwaar, Ik zeg u: nog heden, nog deze nacht, voordat de haan tweemaal kraait, zult juist gij Mij driemaal verloochenen.'
31 Maar met nog meer nadruk verzekerde hij: 'Al moest ik met U sterven, in geen geval zal ik U verloochenen.' In diezelfde geest spraken allen.

De derde gebeurtenis keert terug naar het eerste incident (14,17-21). Het is onvoorstelbaar dat de jonge Kerk die verhaal verzonnen zou hebben.

14,26 "Nadat zij de lofzang gezongen hadden". De lofzang of hymne is waarschijnlijk Ps. 113-118 geweest.
14,27 "Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden." Zie voor deze identificatie met Jezus 6,34. Zach. 13,7 voorspelt zowel de dood van Jezus als de vlucht van de leerlingen.
14,28 "zal ik u voorgaan naar Galilea". Deze uitspraak wijst vooruit naar Mc. 16,7 waar de verschijningen van de verrezene in Galilea gesitueerd worden. Sommige exegeten zien hierin een niet voltooid plan van de aardse Jezus of een voorspelling van de parousie (vgl. 13,24-27).
14,30 "voordat de haan tweemaal kraait, zult juist gij Mij driemaal verloochenen". Deze voorspelling wijst vooruit naar de drievoudige verloochening van Petrus in 14,66-72, en dat in contrast met zijn bewering dat hij niet ten val zal komen (14,29) en Hem niet zal verloochenen (14,31).