Pentateuch

Uit Theowiki
Versie door th>Pastacht op 24 mrt 2017 om 10:22
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Literatuur.

Dr. Jan Liesen, uit zijn lessen.
Georg Fohrer, Einleitung in das Alte Testament, Heidelber, Quelle & Meyer, 1969, 159v.

De Pentateuch

De naam Pentateuch wordt gebruikt voor de vijf eerste boeken van de H. Schrift: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Zij worden (ten onrechte) aan Mozes toegeschreven. Men noemt deze boeken ook de Thora. Zij werden reeds door de profeet Esra tot heilige boeken geproclameerd rond -389 in Jeruzalem. (Vgl. Esra 7,10.12.14.25v; Neh. 8.)

De bronnen van de Pentateuch

Inleiding

Men heeft ontdekt dat men verschillende teksten uit de eerste vijf boeken van het OT, Gen-Ex-Lev-Num-Deut, kan herleiden op verschillende afzonderlijke verhalen die ieder wel ongeveer hetzelfde behandelen maar eigen karakteristieke trekjes vertonen. Eeuwenlang werden deze vijf boeken aan Mozes toegeschreven, maar er waren enkele feiten die bij de opkomst van de historisch-kritische methode om een andere interpretatie vroegen.
Het was vooral de voortdurende wisseling van de naam van God (JHWH, Elohîm) die de aanleiding werd voor een grondig onderzoek. Men slaagde erin om die verschillende Godsnamen te verbinden met bepaalde karakteristieke woorden, stijlen, en zelfs inhoudelijke feiten. Een grote rol speelde nl. ook het feit dat bij aandachtige lezing er verschillende versies van dezelfde gebeurtenis in de tekst staan. De "dokumenten-hypothese" geïntroduceerd door Julius Wellhausen (1844-1918), gaat uit van vier geschriften/tradities: J (Jahwist, -10e-9e eeuw), E (Elohist, -8e eeuw), D (Deuteronomist, -7e eeuw) en P (priestercodex, na de ballingschap).
Deze vier afzonderlijke, geschreven documenten zouden na de ballingschap zijn samengevoegd tot een doorlopend verhaal (waarschijnlijk door P, wellicht later nog bewerkt door een redacteur, R). Deze hypothese is tamelijk algemeen aanvaard; soms wordt getwijfeld of iedere afzonderlijke traditie ook werkelijk een volledig geschrift was, of misschien alleen een collectie verhalen. Deze theorie vormt de basis voor het huidige verstaan van de Pentateuch.
Samengevat: de "vijf boeken van Mozes" zijn in etappes ontstaan: a) aan de basis liggen de historische persoon van Mozes en de uittocht, b) vervolgens ontstaan verschillende kleinere teksten: verhalen, wetten, liturgische vieringen etc, c) in verschillende periode van de geschiedenis grijpen schrijvers terug op dit materiaal om de geschiedenis en met name hun eigen tijd opnieuw te overdenken en zij maken van de verschillende kleinere fragmenten 4 grote geschreven teksten, d) na de ballingschap worden deze geschriften samengebracht in één werk / uitgave van 5 verschillende boeken, dit wordt vaak toegeschreven aan Ezra ± 400 vChr.

De verschillende bronnen

De Jahwist

In de Jahwist is de uittocht uit Egypte en de sluiting van het verbond op de berg Sinaï (en de verovering van het beloofde land) het fundamentele gegeven. De schrijvers aan het koningshof in Jeruzalem hebben gebruik gemaakt van enkele heel oude teksten uit de periode waarover ze schreven en die hun ter beschikking stonden, mn. de centrale tekst, de verbondsbepaling: de 10 geboden (Ex 20,1-17; Deut 5,6-21), en waarschijnlijk ook de verbondswetten (Ex 20,22-23,13; Deut 29,15-26). Die teksten dateren inderdaad uit de periode 1250-1150 vChr. Daarnaast hebben ze ook gebruik gemaakt van hun mondelinge tradities en van de literatuur van de buurvolken. Zo weet de Jahwistische geschiedschrijver dat het volk oorspronkelijk afkomstig is uit het oosten, Mesopotamië, en het startpunt voor de geschiedenis van het koninkrijk ligt dan ook bij Gen 12,1-3: de roeping van Abram. Voorafgaand aan Abram is er ook nog een oergeschiedenis waarin men laat zien dat God eigenlijk het geluk en de vrijheid van de hele mensheid wil. Dat verhaal begint met de schepping en is heel optimistisch, maar al gauw blijkt dat de mensengeschiedenis een opeenstapeling van kwaad is. Tot 5 maal tot wordt dan ook een vloek uitgesproken (Gen 3,14.17; 4,11; 5,29; 9,25). Elke keer vergeeft God de mensen en sluit een nieuw verbond, behalve de laatste keer (Toren van Babel). Dan maakt God een geheel nieuw begin: niet met alle mensen, maar met één mens, Abram. Het roepingsverhaal van Abram laat duidelijk uitkomen dat God het geluk en de vrijheid van de hele mensheid wil en dat dit verwerkelijkt zal worden via het nageslacht van Abram: tot 5 maal wordt er gesproken van zegen!
Kenmerken van de Jahwist zijn: de verhalen zijn heel levendig en concreet en God wordt vaak voorgesteld met menselijke beelden (anthropomorfisme); God is een vriendelijke, menslievende God die vertrouwelijk met de mens omgaat (Abraham wordt in de traditie genoemd: 'de vriend van God', Jak 2,3), maar is tegelijk ook de volledig Andere die beveelt en gebiedt. God heeft een plan met de mensengeschiedenis: zijn zegen zal het volk gelukkig maken, en via zijn volk ook alle andere volken (universalisme); de mens moet op Gods roepstem antwoord geven. De zonde bestaat erin dat de mens zichzelf op de plaats van God wil zien, en dit roept vervloeking af (Kaïn, zondvloed, toren van Babel), maar God is altijd bereid tot vergeving en hernieuwing van zegen.
De Jahwist valt te dateren vóór -722, nl. de vreugde omwille van de akkerbouw, de culturs en de nationale macht, staat en koninkrijk die J. veronderstelt hield zeker op in -722 met de verovering van het Noordrijk. De datering is daarmee waarschijnlijk tussen -850–800.

De Elohist

De Elohist komt niet zo duidelijk uit de verf als de Jahwist: waarschijnlijk hangt dit geschrift samen met het Noordrijk (935-722; er is een zekere affiniteit met Hosea) en was het wellicht alleen een redactie van de Jahwist, waarin meer nadruk werd gelegd op het zedelijk handelen en het geloof. Er zijn weinig anthropomorfismen: God treedt op in dromen en als Hij verschijnt dan is het in een opzienbarende vorm.

De Deuteronomist

De Deuteronomist is qua stijl duidelijk onderscheiden van de andere bronnen; inhoudelijk legt hij nadruk op liefde tot God (vreze des Here) in de vorm van een gehoorzaamheid aan de verbondsbepalingen en wetten en onder bedreiging van straf/vervloeking. De deuteronomist heeft een bepaalde opvatting over de 'naam' van God (Dt 12,5.11.21) en daarmee samenhangend de centralisatie van eredienst (en de eenheid van het volk). Hij heeft een aansporende stijl en een typische woordenschat, zodat hij ook herkenbaar blijft buiten de pentateuch. De Deuteronomist omvat nl. niet alleen de pentateuch, maar ook Joz-2Kon: gezamelijk heeft dit: het deuteronomistische geschiedswerk (Dtr). Historisch gezien wordt D geassociëerd met de hervormingen van koning Josia (641-609): dwz het ontstond in het noorden maar werd belangrijk in het zuiden.

De Priestercodex

De priestercodex is ook duidelijk onderscheiden door taal en themata. De priestercodex is vooral geïnteresseerd in vragen met betrekking tot de cultus (Lev) en afstammingen (Gen) en spreekt over de aanwezigheid van God vooral dmv zijn glorie en heerlijkheid (Ex 16,10; 40,34-38). Opvallend is het archaïsche taalgebruik (oa. El Shaddai), de indeling van de geschiedenis in generaties ('tôledôt') en verbondssluitingen (Noach-Gen 9,7; Abraham-Gen 17,6; Mozes-Lev 26,9). Anderzijds is God volledig transcendent. Hij openbaart enkel zijn heerlijkheid (kabot). Mozes zag Zijn heerlijkheid en niet God zelf.
P is zeker de jongste laag van de Pentateuch en is zeer waarschijnlijk tijdens de Babylonische diaspora ontstaan. Deze conclusie volgt uit het feit dat P de wet was die Esra met toestemming van de Perzische koning meer naar Jeruzalem bracht en waarop zijn hervorming zich beriep (Esr. 7,1v). Ook al is Ezra waarschijnlijk niet de auteur, toch houdt het zeker verband met hem. Men kan zich afvragen of het wetboek dat hij meebracht niet reeds de hele Pentateuch was die de P bewerking had ondergaan.