Farizeeën

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 11 apr 2023 om 15:56
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

1 Inleiding

Farizeeën zijn Joden die bijzondere wetten in acht nemen, bv. de traditie van de ouden (Mt. 15,2). Hun naam wordt meestal afgeleid van het Hebr. “perusim” (of Aramese “perissajja) en betekent dan de “afgescheidenen”. Maar zelfs als men hierover overeenstemming heeft is het nog niet duidelijk, waarvan men gescheiden is. Is Israël gescheiden van de andere volkeren? zijn zij gescheiden van de andere Joden? Zijn ze vrij van rituele onzuiverheid?
Zo wassen zij bv. ritueel de handen voor het eten; zij wassen zich na de thuiskomst van openbare pleinen en gebouwen, zij geven tienden van alles.
Zij zijn een groep van rigoureus, minutieus en scrupuleus levende Joden, die overtredingen van de wet proberen te voorkomen door extra wetten en tradities te onderhouden. De gewone Farizeeën waren eenvoudige menen, meestal kooplui, ambachtslui en boeren die in streng gesloten gemeenschappen met elkaar verbonden waren. Dit niet alleen in Jeruzalem maar ook in andere plaatsen (vgl. Mt. 9,11.14; Lc. 5,17).

2 Ontstaan

Zij zijn volgens Flavius Josephus ontstaan in de tijd van de Makkabeeën (1 Makk. 2,42;7.13; 2 Makk. 14,6), onder de hogepriester Jonathan (-144). Het waren aanvankelijk trouwe en gelovige Joden die de traditie van de vrome Joden uit de tijd van de ballingschap en van de terugkeer (458) verderzetten. Omdat er tijdens de ballingschap geen eredienst mogelijk was, hadden vrome Joden hun kracht gezocht in het vervullen van de wet. Zij waren degenen die zich verzetten tegen de hellenisering van Israël. Vanaf -76 ongeveer kregen zij aanzien bij het volk. Toen moesten de Hasmoneeën m.n. Alexandra (78-69) en Johannes Hyrcanus. Zij verwierpen Hyrcanus’ recht om zowel hogepriester als koning te zijn. Alexandra moest toestaan na een verbeten strijd dat de leiders van de Farizeeën toegang kregen tot de Hoge Raad. We mogen aan deze Farizeeën niet de leerstellingen toeschrijven die hun latere nakomelingen hielden.

3 Ten tijde van Jezus

Hun aanhangers bedroeg ten tijde van Jezus als we Flavius Josephus mogen geloven (Antiq. xvii, 2,4; § 42) niet meer dan 6000 dat op een bevolking van een half miljoen mensen. Niettemin was hun invloed, m.n. dat van hun leiders de schriftgeleerden behoorlijk groot in Jeruzalem.
Zij waren als een idealistische groep begonnen, maar door hun overdreven ijver voor de wet en de wettelijke reinheid bereikten zij geen gemeenschap in liefde, maar werden een hooghartige en machtige politieke partij, die aanhang hadden onder het gewone volk, maar die zich ver hielden van het ander volk. Zij keken minachtend neer op het onontwikkelde en onreine volk “het aam haarez", d.w.z. “het volk van het land”) dat zich niet hield aan hun reinheidsvoorschriften.

4 Hun opvattingen

In tegenstelling tot de Sadduceeën geloofden zij in het hiernamaals, in het bestaan van engelen. Zij verwachten een Messias, maar erkenden Jezus niet. Zij gingen Jezus bv. proberen te vangen op het schenden van de sabbat (vgl. Mt. 12,1-21). Door hun invloed en door het feit dat zij schriftgeleerden waren die meestal het woord namen in de synagoge werd hun leer min of meer de officiële leer van het Jodendom.

5 Conflict met Jezus en het Christendom

Johannes de evangelist voegt daar nog een ding aan toe (Joh. 5,18): “Om die reden waren de Joden (= Farizeeën e.d.) er nog meer op uit om Hem te doden; Hij tastte immers niet slechts de sabbat aan, maar Hij noemde zelfs God zijn eigen Vader en maakte daardoor zichzelf aan God gelijk”.
Jezus veroordeelde vaker de Farizeeën -de scherpste uitspraken vinden wij in het Matteüs-evangelie- bv. Mt. 23,1-36. Mt. richt zich echter tegen de Farizeeën uit zijn eigen tijd (ca 80, na Jamna -zie hieronder-). Hij dicht hen een aantal slechte eigenschappen toe waardoor hij deze anachronistisch in de tijd van Jezus plaatst.
Jezus benadrukte vooral dat men met een rouwmoedig hart en geheel zijn geest bij God moet vertoeven en dat men niet zijn hoop moet stellen op de uiterlijke formalisme van de Farizeeën. Jezus verkiest deemoed en rouwmoedigheid tegenover het pralen met offergaven en gebedsriemen. Reeds Jesaja (1,11-20) had gezegd: dat God gerechtigheid verkiest boven offers en het observeren van riten. Vgl. ook 1 Sam. 15,21; Hebr. 10,5-7.

6 Hun invloed na de ondergang van Jeruzalem

Ook na de ondergang van Jeruzalem in 70 hebben zij zich verzameld in Jamna (Yavneh) aan de kust ten zuiden van Jaffa en nog eeuwenlang hebben ze zo een enorme invloed uitgeoefend op het volk. Blijkbaar waren de erfgenamen van de Farizese traditie degenen die de toon aangaven in deze ontwikkeling.