Inleiding op Marcus

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 11 apr 2023 om 16:58
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

1 Literatuur

Bij deze cursus over Marcus heb ik rijkelijk geput uit:

  • Daniel J. Harrington s.j., “The Gospel according to Mark”, in: R. E. Brown s.s., J.A. Fitzmyer s.j., R.E. Murphy o.carm. (eds.), The New Jerome Biblical Commentary, London, G.Chapman, 1990 (= NJBC) § 41; 596-629.
  • Bas van Iersel, Marcus, Boxtel, KBS, Brugge, Tabor, 1986.

2 Inleiding

Wij willen hier enkele algemene kenmerken van het Marcus-evangelie geven.

2.1 De schrijver

Uit het evangelie zelf kan men niet opmaken wie de schrijver is. Men heeft het opschrift “volgens Marcus” later toegevoegd. Waarschijnlijk komt deze titel van de identificatie die men in de oudheid maakte tussen de auteur van dit evangelie en Johannes Marcus (Hand. 12;12.25; 13,3-13; 15,37-39; Kol. 4,10; Filem. 24; 2 Tim, 4,11).
Marcus wordt meestal beschreven al de gezel van Paulus, maar 1 Pe. 5,13 beschrijft hem als “mijn zoon Marcus”, dus als medewerker van Petrus.
De oudste expliciete vermelding van Marcus als auteur van het evangelie komt van Papias van Hiërapolis (begin tweede eeuw, geciteerd in Eusebius, H.E. 3,39,15):

  • “Marcus die Petrus’ tolk geworden was, schreef nauwkeurig op wat de Heer gezegd en gedaan had, maar niet in de juiste volgorde. Want Hij had de Heer niet gehoord en ook niet gevolgd, maar later had hij -zoals ik al zei- Petrus gevolgd ...”.[1]

Deze tekst van Papias en de bevestiging ervan door andere oud-Christelijke schrijvers zorgde ervoor dat men dit evangelie aan Marcus toeschreef als de “tolk van Petrus”. Men dateerde het dan ook in Rome na de dood van Petrus (ca 64-67).
Ook al is de patristische traditie unaniem, toch zijn er veel vragen bij deze toeschrijving. Wat betekent in de tekst van Eusebius bv. dat Marcus de ἐρμενευτὴς (tolk, zegsman) van Petrus was. Is de opmerking over het feit dat Marcus niet alles in de juiste volgorde berichtte een apologie om de verschillen tussen de verschillende evangelies te verklaren? Waarom legt Papias zoveel nadruk op de nauwkeurigheid en waarheid van het evangelie?
Deze vragen willen Papias’ opmerking niet naar de prullenbak verwijzen maar sporen toch aan tot grote voorzichtigheid als het gaat om te vertrouwen op zijn opmerkingen. In het evangelie van Marcus vinden we Petrus betrokken bij nogal wat incidenten. Petrus zou daarom inderdaad een directe bron van informatie voor de auteur kunnen zijn geweest. We mogen er echter niet zomaar van uitgaan dat Petrus de enige bron of belangrijkste bron was voor dit evangelie.

2.2 Plaats en tijd van ontstaan

Dat Mc. in Rome geschreven is wordt niet alleen gesuggereerd door Papias maar ook door een aantal Latijnse leenwoorden in de Griekse tekst van het evangelie en door de sfeer van een dreigende vervolging die het hele evangelie doortrekt. Petrus stierf tijdens de vervolging onder keizer Nero (64-68). Omdat Mc. 13 de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 70 niet vermeldt en ook niet veronderstelt lijkt het wel zeker dat het evangelie vóór 70 geschreven is. Het lijkt aannemelijk om het evangelie te plaatsen in 60-er jaren, want toen leefde de Christen gemeente onder de dreiging van vervolging en keek men verontrust naar de opstand in Israël die een mogelijke bron van problemen kon vormen voor de Joden, de Joodse Christenen en eventueel zelfs de heiden-Christenen in Rome.
We kunnen het boek het beste lezen als een anoniem werk, dat los van iedere auteursnaam gelezen moet worden.

2.3 Literaire opbouw en inhoud

Zoals wij zulllen zien volgt de opbouw van het evangelie een geografisch-theologische structuur.

  • Geografisch komt het evangelie neer op één grote reis van Galilea (in het noorden van IsraëL) naar de hoofdstad Jeruzalem (in het zuiden). Na de proloog (1,1-15) beschrijft de eerste helft van het evangelie de activiteiten van Jezus in Galilea en omgeving (1,16-8,21). De tweede helft van het evangelie is gesitueerd in Jeruzalem. Dit verblijf wordt voorafgegaan door de reis naar Jeruzalem (8,22-15,52). Dan zijn er de symbolische daden en het onderricht van Jezus in het eerste deel van de lijdensweek in Jeruzalem (11,1-13,37) en vervolgens Zijn lijden en dood (14,1-16,8). Er is wel een zekere tegenstelling in het verhaal tussen Galilea en Jeruzalem, respectievelijk: aanvaarding vs. verwerping, orde vs. chaos, maar men moet dit inzicht niet de strikt toepassen.
  • Het theologische aspect van de vertellijn onderlijnt het gezag (ἐξουσια) van Jezus. Als we weten wie Jezus is (1,1-15) zien we zijn gezag dat geopenbaard wordt in zijn werken en woorden (1,16-3,6), de verwerping door zijn eigen volk (3,7-6,6a), en het niet-begrijpen zelfs door de leerlingen (6,6b-8,21). Op weg naar Jeruzalem (8,22-10,52) geeft Jezus uitleg over zijn gezag en legt Hij uit wat de gevolgen daarvan zijn voor zijn volgelingen. Te Jeruzalem ontmoet Hij tegenstand tegen zijn leer (11,1-13,37) en ondergaat Hij een tragische dood door de hand van hen die Zijn gezag afwijzen (14,1-16,8).
2.3.1 Het genre evangelie

Door deze geografisch-theologische interpretatie van zijn bronnen creëerde Marcus het literaire genre evangelie. Paulus en andere Christenen hadden de term ἐυαγγελιον (evangelie) al gebruikt in de betekenis van “blijde boodschap” of “goed nieuws” en bedoelden daarmee het hele handelen van God in Jezus. De naamloze auteur, voor het gemak noemen wij hem maar Marcus, die als eerste een verhaal over deze gebeurtenissen schreef heeft zo een model geschapen dat door anderen na hem gevolgd en verder ontwikkeld werd.

Marcus beschikte over een heel gedifferentieerd bronnenmateriaal: uitspraken van Jezus, parabels, twistgesprekken, genezingen en andere wonderverhalen en waarschijnlijk ook over een passieverhaal. Sommige van deze tradities kunnen in bundels overgeleverd zijn zoals de twistgesprekken (2,1-3,6), de parabels over het zaad (4,1-34), wonderverhalen (4,35-5,43), enz. Marcus gaf er een systeem en een plot aan, verbond ze met overgangspassages en voegde commentaren in voor zijn lezers. Het boek is echter niet zomaar een toevallig aaneenrijgen van stukjes tekst. Het boek heeft een duidelijke compositie en vormt één geheel.
Marcus schreef zijn evangelie om het geloof van de leden van de Christengemeente te verdiepen door hen te laten zien hoe de verschillende verhalen over Jezus samenhoorden en verband hielden met hun geloof in de heilswaarde van het kruis en verrijzenis van de Heer. Het evangelie hielp hen op deze manier om de vervolging te overwinnen en om de verleidingen van de wereld te weerstaan.
Andere theorieën over het doel van het Marcusevangelie zijn erg speculatief. Zo stellen sommigen dat hij het deed om de herinneringen van Petrus en de andere ooggetuigen te bewaren, of om een valse christologie of heresie te bestrijden of om leesmateriaal voor de Christelijke liturgie, de paasviering of doopvieringen te verschaffen.
In ieder geval eindigt het oorspronkelijke Marcus-evangelie bij 16,8. Alleen jongere kopieën geven een ander einde (16,20). Deze laatste verzen zijn ook taalkundig onderscheiden is van de rest van het evangelie.

2.4 De theologie van Marcus

Het kernpunt van de theologie van Marcus is ook het kernpunt van de verkondiging van Jezus., nl. de verkondiging van het Rijk Gods. Alles wat over Jezus (Christologie) verteld wordt en over het leerling-zijn (het antwoord op Jezus) wordt geplaatst binnen het kader van het Rijk Gods.
De proloog van het evangelie (1,1-15) vindt zijn hoogtepunt in het woord van de Heer in 1,15: “De tijd is vervuld en het Rijk Gods is nabij; bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap.”
In het Jodendom van zijn tijd betekende het “(Konink)rijk Gods” de definitieve ontplooiing van Gods macht op het einde van de geschiedenis en de erkenning van God door heel de schepping. Veel van Jezus’ onderricht (m.n. de parabels) willen het begrip van de mensen van het komende rijk verdiepen en hen erop voorbereiden. Ook zijn genezingen (en gedaanteverandering 9,2-10) lijken anticipaties te zijn van het leven zoals dat zal zijn in het Koninkrijk Gods. Dit koninkrijk is nu nog voor een groot deel verborgen, alhoewel het in Jezus is begonnen en geanticipeerd wordt.
Ook al gaf Jezus onderricht in parabels over het Rijk Gods, Zijn eigen leven was de parabel par excellence. Marcus leert dat wie het Rijk Gods wil begrijpen moet kijken naar Jezus de genezer, de leraar, gekruisigde en verrezene. De grote aandacht voor genezingen en duiveluitdrijvingen in Mc. toont dat de auteur Jezus zag als een groot wonderdoener. De wonderen worden begeleid door onderricht in woord en daad. Toch is het duidelijk uit de opbouw van het evangelie dat het lijden en de dood van Jezus het hoogtepunt van zijn geschiedenis is. Zonder het kruis zou het beeld van Jezus als wonderdoener en leraar zonder fundamentele betekenis zijn. Marcus gebruikt frequent de gebruikelijk Christologische titels voor Jezus die in zijn tijd bestonden: Messias, Zoon van God, Mensenzoon, Heer, Zoon van David, en het onderliggende (niet direct genoemde) beeld van de Lijdende Dienaar (bv. 12,1-12) en Lijdende Rechtvaardige.
// Mensenzoon eigen van Jezus ??
Een typisch iets van Marcus is wat men noemt het “Messias-geheim”[2] of messiaans geheim. Bij diverse gelegenheden beveelt Jezus aan mensen om niet te spreken over zijn daden en over zijn identiteit (1,34.44;3,12; 5,43; 7,36; 8,26.30; 9,9).
W. Wrede legde dit -verkeerd- uit alsof Jezus zichzelf niet als Messias gezien zou hebben, maar dat Marcus dit aan Jezus toeschreef. Pas na Jezus’ dood zou dan de werkelijke betekenis van Jezus Messias-zijn bekend zijn geworden. In werkelijkheid is deze zaak veel complexer.
Het antwoord op Jezus’ persoon is “leerling-worden”. Kennelijk is Marcus’ schets van de eerste leerlingen gebaseerd op de parallelle ervaring van de leden van de gemeente uit zijn eigen tijd. De roepingsverhalen van de eerste leerlingen zijn enkele van de meest positieve verhalen in het Evangelie. Marcus’ ideaal van het leerling-zijn is “bij Jezus zijn”, en betekent: delen in Zijn zending van preken en genezen (3,14-15). In de loop van het verhaal gebeurt het vaker dat de leerlingen Jezus niet begrijpen (6,52;8,14-21). Op weg naar Jeruzalem voorspelt Jezus driemaal zijn lijden en verrijzenis (8,31; 9,312; 10,35-45), hetgeen zij niet begrijpen. Ook in het lijdensverhaal heeft het antwoord van de leerlingen een centrale rol. Zo scharniert het lijdensverhaal rond het verraad door Judas (14,17-21; 14,43-52) en de verloochening door Petrus (14,26-31; 14,54.66-72).
In het eerste deel van het evangelie zijn de leerlingen voorbeelden om na te volgen, in het tweede zijn ze voorbeelden van hoe het niet moet. Het gevolg van deze verandering is dat Mc. benadrukt dat Jezus als enige navolging waard is. De bewering van sommigen dat Marcus hier in polemiek gaat tegen de leerlingen is ver gezocht.
We moeten bij alles goed in de gaten houden de achtergrond, de situatie waarin Mc. ontstaan is: het bijbelse kader, de politieke, sociale, intellectuele, religieuze, culturele, ... achtergrond.

2.5 De lezers

Het moge duidelijk zijn dat Mc. niet de hedendaagse lezer voor ogen had toen hij zijn evangelie schreef. Bij het interpreteren van zijn tekst zullen we ons ook moeten afvragen wat wilde de auteur voor de directe lezers van zijn tijd zeggen. Hierbij moeten wij ons realiseren dat we ons hier de illusie moeten maken dat we ons perfect in die situatie kunnen verplaatsen.
Het is zeker dat het evangelie geschreven is voor (overwegend) heiden-Christenen. Dit blijkt hij het feit dat Mc. regelmatig een verklaring geeft van Aramese uitdrukkingen (3,17; 5,41; 7,11.34; 14,36; 15,22.34) en van Joodse zeden en gebruiken (7,3-4; 14,12; 15,42).

2.6 Voetnoten

  1. Μάρκος μὲν ἐρμενευτὴς Πέτρου γενόμενος, ῞οσα ἑμνημὀνευσεν, ἀκριβως ἔγραφεν, οὑ μέντοι τάξει, τὰ ὐπὸ το κυρίου ἣ λεχθέvτα ἤ πραχΘεντα. οὒτε γὰρ ἢκουσεν το κυρίου οὒτε παρηκολούθησεν αὑτη, ὕστερον δέ, ὠς ἔφην, Πὲτρῳ
  2. De term komt uit: W. Wrede, Das Messiasgeheimnis in den Evangelien, 1901.