Jezus' onderricht over rijkdom. (10,17-31)
10,17 Toen Hij zich weer op weg begaf, kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp en vroeg: 'Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?'
18 Jezus antwoordde: 'Waarom noemt ge Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.
19 Ge kent de geboden: Gij zult niet doden, gij zult geen echtbreuk plegen, gij zult niet stelen, gij zult niet vals getuigen, gij zult niemand te kort doen, eer uw vader en uw moeder.'
20 Hij gaf Hem ten antwoord: 'Dat alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.'
21 Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: 'Een ding ontbreekt u: ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat bezitten in de hemel. En kom dan terug om Mij te volgen.'
22 Dit woord ontstelde hem en ontdaan ging hij heen, omdat hij vele goederen bezat.
23 Toen liet Jezus zijn blik gaan over zijn leerlingen en zei tot hen: 'Hoe moeilijk is het voor degenen die geld hebben het Koninkrijk Gods binnen te gaan!'
24 De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei. Daarom herhaalde Jezus: 'Kinderen, wat is het moeilijk het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
25 Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke in het Koninkrijk Gods te komen.'
26 Toen waren ze nog meer verbijsterd en ze zeiden tot elkaar: 'Wie kan dan nog gered worden?'
27 Jezus keek hen aan en zei: 'Dit ligt niet in de macht der mensen, maar wel in die van God: want voor God is alles mogelijk.
28 Toen nam Petrus het woord en zei: 'Zie, wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen.'
29 Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of akkers om Mij en om de Blijde Boodschap heeft prijsgegeven,
30 of hij ontvangt nu, in deze tijd, het honderdvoudig aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en akkers, zij het ook gepaard met vervolgingen, en in de toekomstige wereld het eeuwige leven.
31 Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn.
|
Het laatste deel van deze sectie bestaat uit drie eenheden over rijkdom en het rijk:
- het verhaal van de rijke man (10,17-22)
- Jezus' onderricht aan zijn leerlingen (10,23-27)
- en zijn leer over de beloning voor het opgeven van rijkdom (10,28-31).
De belangrijkste theologische leer is dat rijkdom een hinderpaal kan zijn om de Heer na te volgen en dat de beloning van het leerling-zijn oneindig veel groter is dan de offers die het vraagt.
10,17
|
"kwam er iemand aanlopen die zich voor Hem op de knieën wierp".
|
Pas aan het eind van het verhaal horen we dat het een rijke man was (10,22). We krijgen geen informatie over zijn leeftijd (Mt. 19,20).
|
|
"Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?"
|
De aanspreektitel "goede meester" is ongebruikelijk voor Jezus en leidt ook tot Zijn wedervraag in 10,18.
|
|
"eeuwig leven".
|
Dit is synoniem voor "Rijk Gods" (vgl. 9,43-47).
|
10,18
|
"Niemand is goed dan God alleen".
|
In het evangelie is er bijna nergens een tegenstelling tussen God en Jezus. Hier wordt dit gezegd door Jezus of om de man op de proef te stellen of om een pedagogisch middel te zijn om verder onderricht te kunne geven over zijn identiteit als Zoon van God.
|
10,19
|
"Ge kent de geboden".
|
De lijst van geboden die volgt komt voor het grootste deel uit het tweede deel van de decaloog (Ex. 20,12-17; Dt. 5,16-21), die gaat over menselijke relaties.
|
|
"gij zult niemand te kort doen"
|
Dit is of een nieuwe formulering van "gij zult niet stelen" of een samenvatting van het 9de en 10de gebod, of een verwijzing naar wat over de korban gezegd is (7,9-13).
|
10,21
|
"Toen keek Jezus hem liefdevol aan".
|
Jezus' liefde voor de man is gebaseerd op zijn edelmoedige inspanningen en successen in het volgen van de geboden (vgl. 10,20). Het is de aanleiding ook om hem als leerling uit te nodigen.
|
|
"ga verkopen wat ge bezit en geef het aan de armen".
|
Jezus' uitspraak hier kan wellicht beter geïnterpreteerd worden als een persoonlijke raad aan deze man dan als een algemeen principe van Christelijke leven of als basis voor een religieus leven. In het Jodendom werd rijkdom vaak gezien als een teken van Gods uitverkiezing dat ook de verplichting inhield om aalmoezen te geven.
|
10,22
|
"omdat hij vele goederen bezat".
|
Kennelijk had de man veel eigendom en volgden daaruit nogal wat financiële voordelen. Het eerste deel van dit vers schets op een treffende manier de moeilijke keuze van de rijke. Hij stelde de vraag, maar Jezus' antwoord was te hard voor hem.
|
10,23
|
"zei tot zijn leerlingen".
|
Ook nu weer volgt privé-onderricht na een publiek onderricht (vgl. 4,10-20.34; 9,28-29; 10,10-12). De uitspraak is een algemene commentaar op het voorafgaande verhaal, waarin de rijke niet in staat bleek om de Heer na te volgen. Deze zin is duidelijk een hyperbool. Het spreekwoordelijk grootste dier (bij de Joden) kan niet door het spreekwoordelijk kleinste gat. Denk aan soortgelijke hyperbolen; Mt. 23,24: muggen ziften en kamelen doorslikken, Mt. 7,3-5 over de splinter en de balk in het oog.
|
10,24
|
"De leerlingen stonden verbaasd over wat Hij zei".
|
De leerlingen kunnen verbaasd gestaan hebben over de veeleisendheid van Jezus' woorden of over het feit dat Hij heel duidelijk rijkdom niet ziet als de bevestiging van een uitverkiezing door God.
|
10,27
|
"want voor God is alles mogelijk".
|
Op de vraag van de verbijsterde leerlingen "wie kan dan nog gered worden?" antwoordt Jezus met een verwijzing naar Gods macht en het vertrouwen op hem (Jezus) als de enige weg naar verlossing. Kortom alleen afstand doen van zijn rijkdom is nog geen garantie om gered te worden (vgl. 10,17-22).
|
10,28
|
"wij hebben alles prijsgegeven om U te volgen".
|
Petrus, de woordvoerder van de apostelen, plaatst hun handelwijze tegenover die van de rijke man (10,17-22). Onder zijn zin zit een vraag verborgen: wat is de beloning voor het leerling-zijn?
|
10,30
|
"nu, in deze tijd ... en in de toekomstige wereld het eeuwige leven".
|
Jezus belooft een beloning niet enkel bij het eschaton, maar reeds in het heden, waarin een leerling een rijke sociale en religieuze gemeenschap.
|
10,31
|
"Veel eersten zullen laatsten en veel laatsten zullen eersten zijn".
|
De beloning voor het leerling-zijn overtreft de gebrachte offers van nu en in de toekomst.
|
|