Mc. 12,35-37

Uit Theowiki

De zoon van David. (12,35-37)

12,35 Bij zijn onderricht in de tempel wierp Jezus eens de vraag op: 'Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen, dat de Messias Zoon van David is?
36 David heeft zelf gezegd door de heilige Geest bewogen: De Heer heeft gesproken tot mijn Heer: Zit aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten heb gelegd.
37 Als David Hem Heer noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?' Het merendeel van het volk luisterde graag naar Hem.

Het doel van deze ingewikkelde exegese van Ps. 110,1 is om aan te tonen dat "Zoon van David" niet volledig en exhaustief is als definitie van de Messias. Iets verheveners zoals Heer is nodig om Jezus' Messias-zijn te kenmerken.

12,36 "David heeft zelf gezegd door de heilige Geest bewogen". Het is wezenlijk voor deze interpretatie van Ps. 110,1 dat David als de auteur van die psalm gezien wordt. Ps.110,1 wordt vaker aangehaald in het N.T., vgl. Hand. 2,34-35; 1 Kor. 15,25; Heb. 1,13. We vinden allusies op deze psalm in Mc. 14,62 par., 16,19; Rom. 8,34; Ef. 1,20; Kol. 3,1; Heb. 1,3; 8,1; 10,12. Dit vele gebruik in het N.T. geeft al aan dat we hier te doen hebben met een citaat dat vrij bekend was bij de jonge Kerk en dat ze toepasten op Jezus.
"Als David Hem Heer noemt, hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?" Als David degene is de spreekt in 110,1 dan moet hij over iemand anders dan zichzelf spreken. De eerste "Heer" is God, de tweede "mijn Heer" moet dan iemand anders zijn die ook nog boven David staat. Conclusie de Messias is niet uitputtend beschreven als Zoon van David.