Mc. 3,7-12

Uit Theowiki

Jezus wordt afgewezen in Galilea. (3,7-6,6a)

In dit stuk wordt de negatieve houding tegenover Jezus uitgewerkt. Eerst geeft Mc. een aantal voorbeelden van een positieve reactie op Jezus door het volk (3,7-12) en van de twaalf (3,13-19a). Hier tegenover plaatst Mc. dan de parabels en uitleg van Jezus’ leer (4,1-34), die leidt tot een toenemende weerstand van de mensen van buiten de groep. Een cyclus van wonderverhalen (4,35-5,43) toont Jezus’ macht over de natuur, bezetenen, ziekte en dood. Het laatste verhaal (6,1-6) vertelt hoe Jezus verworpen werd in zijn eigen vaderstad.

Positieve antwoorden. (3,7-19a)

De mensen komen naar Jezus (3,7-12)

3,7 Jezus trok met zijn leerlingen weg in de richting van het meer, maar een grote volksmenigte uit Galilea ging Hem achterna; er kwamen ook vele mensen uit Judea,
8 Jeruzalem, Idumea, het Overjordaanse en uit de streek rond Tyrus en Sidon tot Hem, omdat ze hoorden wat Hij allemaal deed.
9 Hij droeg zijn leerlingen op te zorgen dat er een bootje voor Hem bij de hand was, als voorzorg tegen het opdringen van de menigte.
10 Want Hij had er velen genezen, met het gevolg dat allen die aan kwalen leden, op Hem aandrongen om Hem aan te raken.
11 Zelfs de onreine geesten vielen, als zij Hem zagen, voor Hem neer en schreeuwden: ‘Gij zijt de Zoon van God.’
12 Maar Hij verbood hun nadrukkelijk Hem bekend te maken.

Dit stuk is eigen aan Marcus. Dat betekent dat wij het niet bij de andere evangelisten vinden.

3,7 Jezus trok ... weg”. Het Griekse woord kan ook betekenen dat Hij vluchtte. Hier lijkt bedoeld te zijn dat hij uit Kafarnaüm wegging en zich ophield aan de oever van het meer.
er kwamen”. Terwijl Jezus het initiatief nam om zijn eerste leerlingen te roepen (1,16-20) komen de mensen nu op eigen houtje naar hem toe.
3,8 uit Judea, Jeruzalem, Idumea, het Overjordaanse en uit de streek rond Tyrus en Sidon”. De mensen komen kennelijk uit alle richtingen. Alleen Samaria wordt niet vermeld en de steden van Dekapolis komen pas aan bod in 5,20. De gebieden buiten Israël: Idumea, het Overjordaanse en de streek rond Tyrus en Sidon hadden grote Joodse populaties. De vermelding van het volk wijst ook vooruit naar de menigte die komt luisteren naar zijn onderricht in parabels. (4,1-2)
Idumea het land van de Edomieten behoort sedert de tijd van Johannes Hyrcanus (135-104) politiek tot Judea, vgl. Flavius Josephus, Antiq. xiii, 9,1 § 257-8).

Indien de massa Jezus voor de Messias hield dan was dat hoogstens een aards of politiek messianisme.

3,9 een bootje”. Jezus gebruikt vaker een boot om te ontkomen aan de druk van het volk. (vgl. 4,1-2) De geestdrift van het volk staat in schril contrast met de twistgesprekken van te voren.
3,10 Hij had er velen genezen”. Net zoals in 1,34 hoeft πολλους niet te betekenen “sommigen” of “niet allemaal”. Het slaat kennelijk op alle aanwezigen. Mt. heeft het veranderd in παντας (“allen”). Het verlangen om Hem aan te raken is het naïeve volksgeloof dat een heilige of belangrijk iemand wil aanraken om te delen in zijn kracht.
3,11 de onreine geesten”. Zoals in 1,23-24 kennen de demonen Jezus’ echte identiteit. Deze beschrijving wijst ook vooruit naar 5,1-20 (m.n. 5,5).
de Zoon van God”. De bovennatuurlijke wezens weten dat Jezus een bovennatuurlijk iemand is. Zijn macht over hen is een onderdeel van zijn overwinning op het kwaad. Jezus wordt “Zoon van God” genoemd in 1,1; 5,7; 15,39; vgl. 1,11; 9,7; 14,61 voor vergelijkbare titels.
Hij verbood hun nadrukkelijk Hem bekend te maken”. Net zoals in 1,25.34 verbied Jezus de demonen om Hem bekend te maken.