Mc. 4,13-20

Uit Theowiki

De uitleg. (4,13-20)

4,13 En hij vervolgde: 'Begrijpt ge deze gelijkenis niet? Hoe zult ge dan alle gelijkenissen verstaan?
14 De zaaier zaait het woord.
15 Die op de weg - waar het woord gezaaid wordt - zijn de mensen bij wie, als zij het gehoord hebben, terstond de satan komt en het woord wegrooft dat gezaaid ligt in hun binnenste.
16 Op dezelfde manier zijn zij die op de rotsachtige plekken gezaaid worden, de mensen die als zij het woord gehoord hebben, het terstond met blijdschap opnemen;
17 maar zij hebben geen wortel geschoten, leven bij het ogenblik, en als zij omwille van het woord onderdrukt of vervolgd worden, komen zij onmiddellijk ten val.
18 Die tussen distels gezaaid worden, zijn weer anderen, die het woord wel gehoord hebben,
19 maar wanneer de zorgen van de wereld, de begoocheling van de rijkdom en de begeerten naar al het andere binnendringen, verstikken die het woord en zo blijft het zonder vrucht.
20 De in de goede grond gezaaiden zijn de mensen die het woord horen, het in zich opnemen en vrucht dragen: dertig -, zestig -, en honderdvoudig.'

De uitleg reflecteert zeker ook een Christelijke manier (preek) om de hindernissen voor het geloof te schetsen. Immers de uitleg lijkt een Christelijke toevoeging of Marcaanse interpretatie omdat nu de focus niet meer ligt op de wonderlijke oogst (4,8) maar op het lot van het zaad op de verschillende plaatsen. De interpretatie somt verschillende moeilijkheden op voor het geloof: de Satan (4,15), vervolgingen (4,16-17) en wereldse zorgen (4,18-19) en besluit met een schets van de kenmerken van de ideale leerling (4,20). De grondgedachte van deze parabel is wel dat zoals de oogst afhangt van de toestand van de bodem waarop gezaaid is, zo is ook de uitwerking van Christus woord afhankelijk van de gesteldheid van hen die het horen. Vrijwel ieder detail van de parabel wordt overgedragen op de religieuze werkelijkheid, d.w.z. wordt allegorisch verklaard. Alleen de persoon van de zaaier en ook de verschillende maten van opbrengst blijven onverklaard.

4,13 Jezus spreekt Zijn verbazing uit over het niet-verstaan van Zijn leerlingen.
4,14 "de zaaier". De zaaier slaat hier of op Jezus of op God. Het kan echter ook later op de apostelen en de verkondigers in de Kerk slaan.
"het woord". Zo wordt de Christelijke boodschap vaak aangeduid, vgl. 1 Thes. 2,13; 1 Kor. 14,36; 2 Kor.2,17; 4,2; Kol. 1,25.
4,15 "Die op de weg". De eerste groep wordt geïdentificeerd met mensen die eerst luisteren naar het evangelie maar die dan ten prooi vallen aan de Satan.
4,16 "die op de rotsachtige plekken". Deze tweede groep aanvaardt het evangelie vol enthousiasme, maar als de vervolging komt, zorgt hun oppervlakkigheid ervoor dat zij afvallen. De schrijver spreekt hier zeker vanuit de bittere ervaring van de jonge Kerk.
4,18 "Die tussen distels". De derde groep valt af door de zorgen van de wereld, de verleidingen van rijkdom en de verlangens naar andere dingen. Ook hier horen we op de achtergrond duidelijk de bittere ervaringen van de jonge Kerk die we uit andere boeken van het N.T. kennen.
4,20 "De in de goede grond gezaaiden". Omdat deze groep maar even veel plaats krijgt als de vorige drie is er iets verloren gegaan van het contrast dat 4,3-9 karakteriseert. De ideale leerling hoort het woord, aanvaardt het en draagt vruchten, d.w.z. hij handelt in overeenstemming ermee.