Mc. 4,3-9

Uit Theowiki

De parabel van het zaad/graan. (4,3-9)

3 'Luistert. Eens ging een zaaier uit om te zaaien.
4 Toen hij aan het zaaien was, viel een gedeelte op de weg en de vogels kwamen het opeten.
5 Een ander gedeelte viel op de rotsachtige plekken waar het niet veel aarde had; het schoot snel op, omdat het in ondiepe grond lag.
6 Maar toen de zon was opgekomen, kreeg het te lijden van de hitte, zodat het verdorde bij gebrek aan wortel.
7 Weer een ander gedeelte viel onder de distels en deze schoten op zodat het verstikte en geen vrucht opleverde.
8 Een ander gedeelte tenslotte viel op goede grond en doordat het opschoot en zich ontwikkelde, leverde het vrucht op en bracht het dertig-, zestig-, en honderdvoudige voort.'
9 En hij voegde er aan toe: 'Wie oren heeft om te horen, hij luistere.'

De parabel volgt de regels voor een goed verhaal: kortheid, herhaling om een patroon te creëren, verbazing en een onverwacht einde. Het verhaal kan het best "de parabel van het zaad" genoemd worden omdat het zaad in de focus staat. De parabel is een voorbeeld dat Gods overvloedige gave van het koninkrijk in de prediking van Jezus en het verschillende antwoord daarop illustreert. Het resultaat is ondanks alles zeer rijk (4,8). De parabel is door Jezus en de jonge Kerk waarschijnlijk gebruikt om de gemengde ontvangst van het woord van Jezus te verklaren en als bron van bemoediging voor hen die op tegenkanting stuitten: Gods Rijk komt op een overvloedige manier. Het zaad dat in de goede grond gevallen is (de echte gelovigen) anticipeert het komende Rijk.

4,4 "viel ... op de weg" Waarom zaaide de zaaier op de weg, onder dorens en op rotsachtige grond? Eén uitleg is dat men in Palestina vaak zaaide voor de grond bewerkt was en dat men pas na het zaaien het zaad onder werkte. Dit si mogelijk, maar er wordt in de parabel niets gezegd over het onder werken van het zaad. Een andere benadering: het zaaien is een illustratie van de kwistigheid van Gods uitnodiging om deel te nemen aan het Rijk Gods. Het is ook mogelijk dat we ons hier moeten voorstellen het zaaien op de braak liggende akker die na het zaaien bewerkt wordt, de weg kan dan ev. staan voor een pad dat de mensen op de akker getreden hebben. In dit beeld passen ook de dorens die aan de rand opschieten. De bodem in Israël is steenrijk en slecht bedekt met een dun laagje humus.
4,8 "op goede grond". Het lot van het zaad dat op deze grond viel staat in contrast met dat wat op de drie andere plaatsen viel. Het punt van vergelijking ligt in de tegenstellingen tussen de goede grond en de rest.
"het dertig -, zestig -, en honderdvoudige". lett. "het één dertig, het één zestig, het één honderd". Dit is echo van het Aramees. In Mt. 13,8 is de volgorde omgewisseld.
4,9 "Wie oren heeft om te horen, hij luistere." Wijst naar de inleiding en wijst er op dat om de parabel te begrijpen men erover moet nadenken. Deze uitdrukking vinden we vaak (4,23; 7,16; Mt. 11,15; 13,9.43; Lc. 8,8; Ap. 2,7.11.17.19; 3,6; 13,22; 13,9).