Mc. 6,6b-13

Uit Theowiki

Jezus wordt verkeerd begrepen door zijn leerlingen in Galilea en omgeving. (6,6b-8,21)

De zending van de leerlingen en de dood van Johannes. (6,6b-34)

De zending van de leerlingen. (6,6b-13)

6b Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek, waar Hij onderricht gaf.
7 Hij riep de twaalf bij zich en begon hen twee aan twee uit te zenden. Hij gaf hun macht over de onreine geesten
8 en verbood hun iets anders mee te nemen voor onderweg dan alleen een stok: geen voedsel, geen reiszak, geen kopergeld in hun gordel.
9 'Wel moogt ge sandalen dragen, maar trekt geen dubbele kleding aan.'
10 Hij zei verder: 'Als ge ergens een huis binnengaat, blijft daar tot ge weer afreist.
11 En is er een plaats waar men u niet ontvangt en niet naar u luistert, gaat daar dan weg en schudt het stof van uw voeten als een getuigenis tegen hen.'
12 Zij vertrokken om te prediken dat men zich moest bekeren.
13 Zij dreven veel duivels uit, zalfden veel zieken met olie en genazen hen.

6,6b

"Jezus ging rond door de dorpen in de omtrek".

Als we 6b lezen in samenhang met 6a dan lijkt het dat Jezus' beslissing om naar de buurtdorpen te gaan een gevolg van de verwerping in Nazareth. Als men 6,6b leest samen met 6,7-13 dan begint hier een nieuwe periode in de verkondiging van Jezus in Galilea, immers vanaf nu doet Hij dat samen met de twaalf.

"macht over de onreine geesten".

Mc. presenteert de zending van de twaalf als een uitbreiding van Jezus' eigen zending van onderricht en genezen (m.n. exorcismen). Vgl. 9,18 waar de leerlingen een duivel niet kunnen uitdrijven. Er wordts niet gezegd over de macht om zieken te genezen en de opdracht om te preken. Deze worden echter wel verondersteld 6,12-13 en 3,14-15. Hetgeen aantoont dat het hier over een schetsmatig beknopt bericht gaat.

6,8

"verbood hun iets anders mee te nemen voor onderweg dan".

Het gebrek aan zorg voor de materiële dingen onderweg reflecteert de urgentie van de taak van de leerlingen en het godsvertrouwen dat van hen gevraagd wordt.

"dan alleen een stok".

Mt. 10,10 en Lc. 9,3 verbieden ook om een stok mee te nemen. Dit kan verklaard worden of door het feit dat Mc. het verbod wil verzachten of waarschijnlijker door een verkeerd lezen van het Aramese 'l' (behalve) i.p.v. l' (niet).

6,3

"geen voedsel, geen reiszak, geen kopergeld in hun gordel".

Met reiszak is kennelijk een beurs voor groot geld bedoeld. Het kopergeld in de gordel is enkel een beetje kleingeld. Het is duidelijk men mag geen financiële zekerheid meenemen.

6,9

"Wel moogt ge sandalen dragen".

Mt. 10,10 en Lc. 10,4 verbieden de leerlingen om schoenen mee te nemen, waarschijnlijk is hiermee bedoeld: een extra-paar schoenen, omdat barrevoets lopen in het rotsachtige Palestina quasi onmogelijk is. Een stok en sandalen vergemakkelijken het voortgaan en daarom zijn zij kennelijk toegestaan. Overigens droeg men meestal een stok als verdediging tegen slangen (en honden).

"trekt geen dubbele kleding aan".

Het Griekse χιτων betekent eigenlijk onderkleed.

6,10

"Als ge ergens een huis binnengaat, blijft daar tot ge weer afreist".

Reizende missionarissen zijn voor hun onderdak afhankelijk van plaatselijke gastvrijheid. Dit bevel was bedoeld om te voorkomen dat men veel tijd zou besteden aan het vinden van betere of geschiktere verblijfplaatsen. Reizende missionarissen vormden een probleem voor de plaatselijke gemeentes, vgl. Did. 11,4-5 waar gezegd wordt dat een apostel voor een dag of twee welkom geheten moet worden, maar dat een langer verblijf suggereert dat hij een valse profeet is.

6,11

"schudt het stof van uw voeten".

Indien men ergens in een plaats geen onderdak vindt dan moeten de leerlingen een symbolische daad stellen, geen gewelddadige vergelding. De actie heeft de betekenis om mensen te laten nadenken.

6,12

"om te prediken dat men zich moest bekeren".

Deze samenvatting van hun prediking komt overeen met de samenvatting van de prediking van Jezus in 1,14-15, waardoor nogmaals onderlijnd wordt dat zij deelhebben aan de prediking van de Heer.

6,13

"Zij dreven veel duivels uit, zalfden veel zieken met olie en genazen hen".

Behalve het zalven met olie (vgl. Lc. 10,34 en Jac. 5,4) deden ze hetzelfde als Jezus. Het gebruik van het zalven met olie in de context van genezing is algemeen in de oudheid. Het moet kennelijk hun macht over de zieken ook symbolisch duidelijk maken.