Hand. 10,1-8

Uit Theowiki
Versie door th>Pastacht op 22 okt 2018 om 07:36 (Tekst vervangen - 'width=100% style="background:#FFFF90" cellpadding=8 cellspacing=4 border=1 align=center' door ' {{Stijl citaat}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De bekering van de heiden Cornelius en zijn gezin. (10,1-11,18)

Lukas verhaalt de opname van de heiden Cornelius in de Kerk met de grootst mogelijke nauwkeurigheid, omdat zijn de inleiding vormt tot de verdere ontwikkeling van de Kerk. Niet Paulus de grote apostel van de heidenen maar Petrus begon met de opname van de heidenen in de Kerk. Het belang van het verhaal blijkt uit de breedvoerigheid. Het visioen van Cornelius wordt 4x verhaald (10,3-6.22.30-32; 11,13). Petrus' visioen 2x (10,9-16; 11,5-10); de verblijfplaats van Petrus te Joppe 4x (9,43; 10,6.17.32)

Het visioen van Cornelius. (Hand. 10,1-8)

10,1 Er woonde in Caesarea een zekere Cornelius, een honderdman van de Italische kohort.
2 Hij en al zijn huisgenoten waren vroom en godvrezend. Hij gaf veel aalmoezen aan het volk en bad voortdurend tot God.
3 Eens, omtrent het negende uur van de dag, zag hij duidelijk in een visioen een engel Gods binnenkomen, die hem aansprak: 'Cornelius!'
4 Deze staarde hem aan en zei door vrees bevangen: 'Wat is er, heer?' Hij antwoordde: 'Uw gebeden en aalmoezen zijn omhoog gestegen en zijn voortdurend in Gods gedachte.
5 Zend daarom dadelijk mannen naar Joppe en laat vragen of een zekere Simon wil komen, die de bijnaam Petrus draagt.
6 Hij is de gast van de leerlooier, Simon, wiens huis aan de zee staat.'
7 Zodra de engel die tot hem sprak was weggegaan, riep hij twee van zijn knechten en een vroom soldaat, een van zijn getrouwen,
8 legde hun alles uit en zond ze naar Joppe.
(Hand. 10,1-8)

10,1 "Er woonde in Caesarea een zekere Cornelius, een honderdman van de Italische kohort" Het speelde zich af te Caesarea Maritima, een stad aan de zee, waar de Romeinse landvoogd -inclusief Pilatus (26-36) - resideerde. Gedurende 600 jaar was het de hoofdstad van Palestina. De stad werd gebouwd onder Herodes de Grote tussen -37 en -34. Cornelius een typisch Romeinse naam.
"cohorte" Een "cohorte" (moderne equivalent: bataljon) is het tiende deel van een legioen ca. 500 soldaten, verdeeld in 6 centuriae met aan het hoofd een honderdman. Cornelius was centurio van een centuria van de Italiaanse cohorte. Hier doet zich een historische moeilijkheid voor immers de aanwezigheid van deze cohorte in Syrië vinden wij niet vóór 69 en Romeinse soldaten kunnen niet in Caesarea gekazerneerd zijn geweest vóór de dood van Agrippa I (44; vgl. Josephus, Ant. 19,9,1-2 par. 354-366) In het Romeinse Rijk waren er toen 32 cohorten die zo heetten, omdat zij bestond uit Romeinse burgers die vrijwillig dienst namen. De overige cohorten bestonden meestal uit huurlingen.
10,2 "godvrezende" Cornelius was een "godvrezende": iemand die met de Joden sympathiseerde. Hij was geen proseliet en dus niet besneden. Zijn huisgenoten, vrouw, kinderen, personeel... blonken uit door vroomheid. Kenmerk: gebed en aalmoezen. Lc. is de enige auteur van het N.T. die godvrezende (φοβούμενος of σεβούμενος τὸν θεὸν) gebruikt voor heidenen die de diensten in de synagoge bijwonen (vgl. 13,16.26; 17,4.17). Zijn bidden zoals in de synagoge blijkt uit het volgende vers.
10,3 "negende uur" ca 15.00 uur. Dit is een voor de Joden gebruikelijke gebedstijd. Het is dus niet onwaarschijnlijk dat hij in gebed was.
"visioen" Het is een "visioen". Het is niet zonder meer duidelijk of het een uiterlijke verschijning of een innerlijke waarneming is. Typisch is het noemen bij naam. Lukas zegt dat het een engel is. De mening van de man zelf blijkt v. 30; "een man, in een schitterend gewaad".
10,4 "Wat is er, Heer?" Hij begreep dat het een boodschap van God betrof, vandaar zijn vraag: "Wat is er, Heer?" Het is een illustratie van de kracht van het gebed. De opdracht naar Petrus te gaan, impliceert minstens: Je kan niet om de Kerk heen.
10,5-6 "een zekere Simon, die de bijnaam Petrus draagt" De verhoring van zijn gebeden. Hij kent blijkbaar Petrus niet, want de engel heeft het over "een zekere Simon, die de bijnaam Petrus draagt". Dit laatste om hem te onderscheiden van zoveel andere Simons, bv. ook van Petrus' gastheer die Simon heet.
10,7 "twee van zijn knechten" (οἰκετων = huisknechten). Blijkbaar was hij dus welgesteld en had hij meerdere knechten. De soldaat ging mee ter bescherming en om hun toegang te verschaffen. Deze honderdman was evenals de honderdman uit Kafarnaüm (Mt. 8,6) erg intiem met zijn knechten, want hij legde hen alles uit.