1 Literatuur.
- Richard J. Dillon, "Acts of the Apostles", in: The New Jerome Biblical Commentary, London, Geoffrey Chapman, 1990, 722-767. (= New Jerome).
- De Handelingen der apostelen = Deel 5 Het Nieuwe Testament met commentaar (Regensburger Neues Testament), Antwerpen, Patmos, 1965. (= Reg.)
- Jos. Keulers, De Handelingen der apostelen, Roermond-Maaseik, J.J. Romen en zonen, 1937. (= Keu.)
- Kurt Aland, Synopsis quattuor evangeliorum, Stuttgart 101976. (= SQE)
2 Titel en inhoud.
De Handelingen van de apostelen zijn een voortzetting van Lucas-evangelie. In de proloog wordt duidelijk naar het vorige boek verwezen. Het Evangelie gaat tot aan de hemelvaart. De Handelingen over wat volgt. In feite horen beide boeken samen.
2.1 De titel.
De titel voor dit boek: "Handelingen van de apostelen" (Πραξεις ̓Αποστολων) is tot 180 terug te voeren en aanwezig in alle Griekse teksten, fragmenten en bij de vaders.
Ireneüs noemt het boek "Een getrouw getuigenis over de daden en de leer van de apostelen" (A.H. III,15,1) of "Woorden en daden van de apostelen" (A.H. III,12,11). In feite gaat het over de eerste gemeente in Jeruzalem, dan over de apostel Petrus en vervolgens Paulus (vgl. 1,8). Daarnaast gaat het ook over een aantal anderen: Barnabas, Stefanus, Filippus, Apollos.
3 Het doel en de rode draad van dit werk.
Het doel was niet een geschiedenis van de oer-kerk, want de auteur heeft zeker veel meer geweten bv. over Petrus dan hij geschreven heeft. Het boek is ook geen willekeurige aaneenrijging van verhalen. Het doel (en de rode draad) is ook niet op de eerste plaats om de daden van Petrus en Paulus te verhalen, maar om de zegetocht van het evangelie o.l.v. de H. Geest door de toenmalig bekende wereld te schetsen. Het is om de lezer te bevestigen in zijn overtuiging dat evangelie van goddelijke oorsprong is. De auteur wil jonge Christenheid sterken in zijn geloof. De auteur beperkt zich ook nog tot de tocht van het evangelie naar het westen, tot in Rome - de toenmalige hoofdstad en centrum van de wereld - te schilderen.
Het Christendom wordt gepresenteerd als een prachtig geloof, vol vertrouwen in God en zelfverzekerd. Het was heel anders dan de geheimzinnige sektes van die tijd. Het is niet bang om zijn overtuiging en principes te delen met vreemden en om zijn geloof te verantwoorden.
4 De leidraad van het werk.
Het woord van Christus: (1,8) "Gij zult kracht ontvangen van de heilige Geest die over u komt, om mijn getuigen te zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde" is de leidraad en thema van het boek.
Dit thema bepaalt alles, de lotgevallen van individuele mensen of andere gebeurtenissen en ervaringen worden hier volledig aan ondergeschikt.
Daarbij interesseert Lucas (een bekeerde heiden) zich vooral voor de overgang van de heidenen naar het Christendom. Daarom heeft hij bv. veel aandacht voor de bekering van de heiden Cornelius en de bekering van Paulus. Met het begin van de heidenmissie in hoofdstuk 13 en 14 treedt al de rest op de achtergrond. Petrus wordt na het apostelcollege in hoofdstuk 15 niet meer genoemd.
Paulus' missie wordt het hoofddoel van het boek. Toch weet Lucas dat Paulus niet de eerste heidenmissionaris is geweest... . De reden van deze beperking is waarschijnlijk dat Paulus de meest succesrijke missionaris onder de heidenen was en de beste illustratie voor Lucas' doel, het schetsen van de verbreiding van het Christendom, en dat Lucas die een tijd zijn reisgezel was over zijn werk het meeste wist. Het boek eindigt rond het jaar 63, als Paulus gevangen zit in Rome.
Blijkbaar was het boek ook apologetisch bedoeld. Nl. met nadruk wordt verteld dat de Romeinse overheden (Gallio, Sergius en andere) Paulus welwillend behandelden en dat zij geen staatsgevaarlijk iemand in hem zagen. Als er weerstand is tegen Paulus in de Hand. dan gaat het steeds uit van ongelovige Joden en/of heidenen die door hen zijn opgehitst.
5 De opbouw.
Je zou het boek kunnen beschouwen als geschreven in vier delen.
1. Hoofdstuk 1-7.
Hierin wordt de geschiedenis en het leven van de eerste gemeenschap in Jeruzalem beschreven. Het begint met de hemelvaart, zending van de H. Geest en de openbaring van het bovennatuurlijke karakter van de Kerk. Dan komt het relaas van de groei van de eerste gemeente rond Petrus. Het wordt gevolgd door de vervolging door de Joodse overheid en eindigt met de marteldood van Stefanus.
2. Hoofdstuk 8-12.
Hier wordt het relaas gegeven van de verspreiding van de Christenen. De vervolging leidde tot de verspreiding in Judea, Samaria en Syrië. De Kerk begint haar deuren voor de heidenen te openen. De bekering van de Ethiopische eunuch, de Romeinse officier Cornelius enz. De sectie eindigt met de dood van Jacobus de broer van Johannes en met de arrestatie en wonderlijke bevrijding van Petrus.
3. Hoofdstuk 13-20.
Dit deel gaat over de missie-activiteit van Paulus die het geloof aan de heidenen verkondigt.
4. Hoofdstuk 21-28.
Dit laatste deel begint in Jeruzalem met de arrestatie van Paulus en zijn reis naar Rome. Vanuit Rome ligt dan de hele wereld open voor de verkondiging van het Evangelie.
6 De schrijver en datum van de compositie.
De traditie schrijft dit boek samen met het derde evangelie eenstemmig toe aan de in Kol. 4,14 (Filem. 24, 2 Tim. 4,11, Hand. 16, 10v) genoemde Antiocheen Lucas, die een tijdlang de begeleider was van Paulus, ook al is het boek zelf anoniem.
Er zijn 7 getuigenissen uit de oudheid over de auteur: Ireneüs (+ ca 202) (A.H. III,1,1;13-14,1), de laat 2de eeuwse anti-Marcionitische proloog van het evangelie, Tertullianus (160-222) (Adv. Marc. IV,2), Eusebius van Caesarea (265-339) (H.E. III, 4,6-7), Hiëronymus (347-420), Origenes (185-254), de Canon Muratori (ca 200) en verder Clemens van Alexandrië (150-215) (Stromata V,2).
Uit deze bronnen vernemen we dat de auteur van het Lucas-evangelie (en de Handelingen) opgeschreven heeft wat hij van Paulus ontvangen had. Hij zou het geschreven hebben of in Achaia, of in Rome of Bithynië.
Steeds als er gesproken wordt over de Hand. in de oudheid wordt vermeld dat zij het werk zijn van Lucas, de gezel van Paulus.
Klopt dit?
Sommigen ontkennen het, anderen houden het op inwendige gronden.[1] Er zijn in wezen twee scholen die ofwel Lucas als de auteur zien ofwel een andere onbekende schrijver veronderstellen. Iedereen houdt dat het derde evangelie en de Hand. door dezelfde persoon geschreven zijn op grond van interne criteria.
Laten wij eerst kijken wie deze Lucas mogelijk was. De naam Lucas is een afkorting van Lucanus. Volgens Eusebius en Hiëronymus is de persoon Lucas afkomstig uit Antiochië in Syrië en heiden van geboorte (Kol. 4,14). De tekst verraadt in elk geval iemand die leefde in het Hellenistische stadsmilieu. Door Kol. 4,14 "U groet mijn vriend Lucas, de arts." is men hem als arts gaan beschouwen. Geboorteplaats en leeftijd waarop hij het geloof aannam is onbekend.
Waarschijnlijk was hij jonger de Paulus en behoorde hij tot zijn eerste heidense medewerkers. Medewerker van Paulus blijkt uit Kol. 4,14; Philem. 24; 2 Tim. 4,11.
Hij was (als de wij-stukken, zie hieronder, op hem slaan) vaker met Paulus op reis. (↑)
Dat hij ook gedurende de eerste gevangenschap in Rome van Paulus bij hem bleef blijkt uit Kol. 4,14; Philem. 24. Tijdens de tweede gevangenschap was hij zelfs zijn enige metgezel (2 Tim. 4,11).
Verder is er niets met zekerheid bekend. Volgens Gaudentius (420) zou hij samen met Andreas te Patras in Achaia de marteldood gestorven zijn.[2]
Of de auteur arts was is niet zeker. Wel geeft hij als enige het spreekwoord: "Geneesheer, genees uzelf" (Lk. 4,23) en verzacht hij het ongunstige oordeel van Marcus over artsen een stuk Lk. 8,43.
Het grote bezwaar tegen auteurschap van Lucas is dat er veel tegenspraak is tussen de Hand. en de brieven van Paulus, zodat de Hand. niet van een zo goede kennis van Paulus zoals Lucas ongetwijfeld was zouden kunnen zijn.[3] Lucas toont in de Hand. weinig kennis van de theologie van Paulus en geen vertrouwdheid met diens brieven. Kennelijk was zijn contact van Paulus in een vroeg stadium en nog vóór diens theologie volledig ontwikkeld was.
Een ander argument is dat de Handelingen zouden getuigen van "Frühkatholizismus" en dus tot de post-paulijnse periode zou behoren.[4]
6.1 De zogenaamde wij-stukken
Een belangrijke aanduiding over het auteurschap van Lucas zijn mogelijk de zogenaamde wij-stukken (D: "Wirberichte") zijn. Dit zijn volgende stukken in de Hand. die verhaald worden in eerste persoon meervoud:
tijdens de tweede reis (van Troas naar Filippi)
|
16,10-17
|
op de derde reis van Filippi naar Jeruzalem
|
20,5-21,18
|
tijdens tocht naar Rome
|
27,1-28,16
|
Deze stukken wekken helemaal niet de indruk dat zij bv. stukken uit een dagboek van een ander zijn, die naderhand zijn ingewerkt. Er is geen verandering van stijl te vinden. Deze stukken zijn zeer gedetailleerd en blijken correcte informatie te bevatten over de steden die Paulus bezocht en de gang van zaken aldaar. Blijkbaar zijn dit stukken effectief verslagen van een periode waarin de schrijver met Paulus optrok. Onder de vier bekende reisgenoten van Paulus komen er vier in aanmerking: Timoteüs, Titus, Silas en Lucas.
Geen van de eerste drie blijkt zich te verbergen achter het geheimzinnige "wij". Verder kunnen deze drie het niet geweest zijn. Timoteüs niet (20,4) en Titus en Silas niet, want deze twee waren al eerder in zijn gezelschap (15,22; Gal. 2,3).
Er zijn nog redenen die voor Lucas pleiten. Dat hij het derde Evangelie anoniem schreef (dus daar ook probleem van auteurschap ev. bestuderen) wettigt het vermoeden dat hij ook anoniem wilde zijn in de wij-stukken. In deze stukken wordt helemaal niet over hem gesproken, alhoewel hij toch duidelijk hoorde hij bij Paulus' belangrijkste medewerkers (Kol. 4,14; Philem. 24; 2 Tim. 4,11). Tevens weten wij dat hij bij Paulus was tijdens beide gevangenschappen. Lucas wordt nooit vermeld in het laatste stuk van de Handelingen.
7 De achtergrond: de Joodse diaspora.
Het Joodse volk leefde al lange tijd niet meer alleen in Israël. Door de Assyrische ballingschap (-722) en de Babylonische (begin -587 of -586) werd het ook al over andere landen verspreid. Als rasecht handelsvolk verspreidde het zich over de hele bekende wereld. M.n. in Egypte waren er vele Joden. In Alexandrië ontstond dan ook al in de derde eeuw voor Christus de eerste vertaling van de Schrift in het Grieks: de Septuagint.
Door hun godsgeloof, hun eredienst en hun zedelijk leven oefenden de Joden geen geringe invloed uit op andere volkeren. Soms werden niet-Joden als proselieten (=bekeerlingen) -via besnijdenis enz.- opgenomen in de Joodse gemeenschap. Velen werden zogenaamde godvruchtigen (φοβουμενοι of σηβουμενοι τον Θεον). Onder deze laatste groep vond het jonge Christendom later veel aanhangers. In elk geval zorgde de verspreiding van de Joden ervoor dat de God van het O.T. (en de roep van een monotheïsme) niet helemaal onbekend was in de wereld. Het zorgde er ook voor dat bv. dat een Paulus overal steunpunten voor de missie vond in de vorm van hechte Joodse gemeenschappen, waartussen hij vaak zijn eerste aanhangers vond.
8 De bronnen.
Lucas zal zeker mondelinge en/of schriftelijke bronnen gebruikt hebben. Hij was niet ooggetuige van alles wat hij verhaalt. Toch zijn er bij een analyse van het werk als geheel geen andere schriftelijke bronnen vast te stellen.
Als Lucas de auteur is dan is vraag naar de bronnen vanaf hoofdstuk 13 eenvoudig op te lossen. Nl. in de wij-stukken verhaalt Lucas als ooggetuige. Blijkbaar was Lucas in de tijd tussen 20,4 (Filippi) en 28,16 (Rome) voortdurend in het gezelschap van Paulus, zij het met wat onderbrekingen tijdens de tweejarige gevangenschap van Paulus in Caesarea.
In de tijd tussen het eerste en tweede "wij-stuk", het grootste deel van de zending in Europa en Kl.-Azië is hij niet bij Paulus geweest. De vrij nauwkeurige berichtgeving over de rede op de Areopaag (17,22-34), de opstand van de zilversmeden in Efeze ... bewijst dat hij wel in de gelegenheid was om nauwkeurige inlichtingen in te winnen. Toch bereiken zij niet de nauwkeurigheid en rijke inhoud van de "wij-stukken".
Verder kreeg Lucas in de tijd dat hij met Paulus rondtrok uiteraard veel informatie van andere Christenen.[5]
Vandaar zijn kennis over de marteldood van Stefanus, de bekering van Cornelius, de missie van de diaken Filippus.
Misschien had hij schriftelijke bronnen (omdat er antieke theologische stof inzit, bv. knecht Gods) als hij het heeft over de rede van Petrus op Pinksteren, Hand. 2-5.
De brieven van Paulus heeft Lucas bij de redactie van zijn werk in elk geval niet gebruikt. Deze brieven waren toen nog niet eens verzameld. Zij waren ook aan concrete Christelijke gemeentes gericht en waren kennelijk buiten zijn horizon. Hij had materiaal genoeg vanuit de mondelinge bronnen.
9 De historische geloofwaardigheid.
De zogenaamde Tübinger-Schule m.n. o.i.v. F. Chr. Baur (+1860) heeft de historische geloofwaardigheid van de Hand. geheel of minstens gedeeltelijk geloochend.
In laatste tijd, is men veel positiever. Zonder dit boek zou onze kennis van het oer-Christendom ontzettend veel duisterder zijn, ondanks de brieven van Paulus. Ook zou men een aantal conflicten of moeilijkheden van Paulus bv. in Korinte, niet kunnen plaatsen. Het boek is geen echte geschiedschrijving. Lucas heeft allereerst een praktisch religieus doel nl. de bevordering en verspreiding van het Christendom. Hij gaat daarom bv. niet heel diep in op de strijd tussen Paulus en Christen met een conservatieve judaïstiche achtergrond. Uiteraard heeft Lucas meer oog voor de goede kanten van de verspreiding en schenkt hij minder aandacht aan de schaduwzijden, toch vinden wij er iets van: Ananias en Saffira (5,1v); twist tussen Hebreeën en Hellenisten (6,1); tussen Paulus en Barnabas over Marcus (15,39); wantrouwen van de Joden-christenen tegen Paulus (21,20-21).
Lucas geeft ook niet steeds een duidelijke chronologie, alhoewel hij soms aanduidingen geeft die ons in staat stellen een vrij goede chronologie te geven van het werken van Paulus. Het geeft een heel concrete rondreis door de wereld over pleinen, theaters enz. .
De geloofwaardigheid, bv. van gesproken redes, van wonderen.[6] Vele exegeten sluiten per definitie de bovennatuurlijke gebeurtenissen als niet-historisch uit.
- de wonderen: spreken over de mogelijkheid van wonderen met atheïst of agnosticus is moeilijk.[7]
- de verhouding met brieven van Paulus:
De brieven van Paulus zijn kennelijk onbekend aan de auteur. Zij worden nergens in elk geval nergens vermeld. De brieven (Thess., Kor. Gal. en Rom.) werden geschreven in de tijd dat Lucas niet bij hem was. Zij waren uiteraard nog niet verzameld en vermoedelijk had men ook geen afschriften bewaard. De gegevens uit de Hand. stemmen overeen met die in de brieven, zij het dat er hier en daar enkel moeilijkheden en schijnbare tegenstrijdigheden zijn.[8]
- sommigen hebben een afhankelijkheid van Flavius Josephus' Antiquitates (voltooid 94) geleerd, hieraan zou Lucas bv. de kennis van de voornaamste personen (hogepriester Ananias, Claudius Felix, Gamaliël, hogepriesters Annas en Kaïfas) ontleend hebben. Dit is voldoende weerlegd.
- historische en archeologische gegevens, geografie, administratieve en politieke toestanden kloppen.
- de redevoeringen:
Er zijn 18 redevoeringen in de Hand. 7 van Petrus, 6 van Paulus, 1 van Stefanus, 1 van Jacobus, 1 van Gamaliël, 1 van de stadssecretaris van Efeze en 1 van Tertullus. Men beschouwt ze niet als historisch, maar als vrije composities van de auteur die hij deze personen liet spreken in overeenstemming met gegeven omstandigheden. Stijl enz. geven duidelijk aan dat ze door één man gecomponeerd zijn. Hand. 2,40 zegt ook over de toespraak van Petrus dat hij met nog veel meer woorden getuigenis aflegde. Al dragen alle redevoeringen de stempel van Lucas' stijl. Toch zijn de redevoeringen in de eerste hoofdstukken (Petrus en Stefanus) in veel minder goed Grieks geschreven, met vele arameïsmen. Petrus' redevoeringen wijken duidelijk af van Lucas' gewone schrijftrant, nl. men vindt erin gebrekkig gebouwde zinnen, die de indruk wekken van opgetekende improvisatie. Het is natuurlijk zo dat zo'n toespraak toch wat betreft het essentiële bij de toehoorders is blijven hangen. Misschien heeft iemand later zijn herinneringen opgetekend. Denk wel dit was in een tijd dat de mens nog niet dood geïnformeerd werd zoals nu en dus veel meer kon onthouden van deze dingen. Overigens was men überhaupt veel meer op het geheugen aangewezen dan nu.
Hierover is natuurlijk veel meer te zeggen (niet van belang voor doel van deze cursus).
Een belangrijk element voor de datering en betrouwbaarheid is Hand. 18,12. Dat Gallio de proconsul van Achaia was in 52 wordt bevestigd door de zogenaamde Gallio-inscriptie die in Delphi (Gr) gevonden is.
10 Tijd en plaats van ontstaan.
Er is veel geschreven over de ontstaanstijd van de Hand. De Hand. zijn kennelijk geschreven in Antiochië in Syrië, mogelijk in Rome. Zeker is het boek pas na de aankomst van Paulus in Rome (62-63) en mogelijk voor de uitspraak in Paulus' proces geschreven. Voor deze datering pleit ook: er is geen sprake van de opstand van de Joden in Rome (begon 67) of van de verwoesting van Jeruzalem (70). De datering in 62-63 lijkt het waarschijnlijkst. Dat Lucas na het jaar 70 geschreven zou hebben zonder melding te maken van deze grote gebeurtenissen lijkt onwaarschijnlijk.[9] In ieder geval wordt er geen melding gemaakt van de grote vervolging onder Domitianus (81-96). Indien Hand. en Luc. gelijktijdig geschreven zijn dan is een datering rond 80-85 het waarschijnlijkst. Lc. en Hand. kennen nog niet de bittere controverse met de synagoge te Jamnia na 85.
11 De twee redacties.
Van de Handelingen zijn er twee sterk verschillende tekstvormen. De tekst van de Griekse uitgaven berust op oude majuskel-handschriften (m.n. codex Vaticanus, Sinaïticus, Alexandrinus). Deze wordt meestal de Alexandrijnse of neutrale tekst genoemd.
De andere vorm, waarvan reeds sporen in de tweede eeuw, meestal de westerse tekst genoemd gaat terug op een oud-Latijnse vertaling, Latijnse kerkvaders en handschrift D (codex Bezae) ontstaan in Z.-Italië (Sicilië) of Z.-Gallië. Deze tekst is wat breedsprakeriger.
De Vulgaat komt vrijwel overeen met de neutrale tekst. Hiëronymus heeft enkel de oude westerse tekst gereviseerd aan de hand van een goede Griekse tekst. Hij heeft een aantal dingen behouden bv. 8,37; 15,24-25; 24,6-7; 28,29).
12 De belangrijkste punten van de leer van de Handelingen.
[10]
Christologie, theologie van de H. Geest, ecclesiologie, zie. ev. The Navarre Bible, The Acts of the Apostles, 24-25.
12.1 De Kerk.
Er ontstaat vanaf begin een nieuwe godsdienstige gemeenschap, onderscheiden van het Jodendom, w.b. eredienst en hiërarchie, alhoewel er wel banden tussen hun blijven bestaan. In de gemeente van Jeruzalem waren er ook twee groepen die één geloof hadden maar herkenbaar onderscheiden waren, denk aan het verschil in moedertaal: de Palestijnse Joden, opgegroeid in Wet en tempel en de hellenistische diaspora-Joden.
De eerste Christenen waren Joden, spoedig ook Samaritanen (8,25) en op Gods bevel ook heidenen. (10,1-11,18). Later krijgen dezen een grote meerderheid door de missie van Paulus.
Aan het hoofd van de kerk staan de apostelen. Onder hen neemt Petrus de eerste plaats in (1,13.15; 2.14.37-38; 3,12; ...). De apostelen bidden, preken het Rijk Gods, de naam van Jezus. Zij doen wonderen in Jezus' naam, besturen de Kerk en geven volmacht aan ondergeschikte bedienaren (6,6). De jonge Kerk is geen structuurloze verzameling van groepen, er is vanaf het begin duidelijk leiding en structuur.
Als eerste medewerkers van de apostelen worden de diakens genoemd (6,1-6). Later ook de presbyters (oudsten, priesters) en episcopen (bisschoppen). Een duidelijk onderscheid tussen hun bevoegdheden is in de Handelingen nog niet te zien.
Ook de macht van de Kerk wordt aangegeven. Leren (15,2), bevelen (15,29), oordelen (8,18-23), wetten afkondigen (15,28) en straffen (5,1-11).
Zij is één in bestuur, leer, wetgeving, eredienst.
Zij is heilig ...
Zij is apostolisch ...[11]
Het hele boek bevestigt of veronderstelt dat de Kerk tot doel heeft om de mensen zalig te maken. Daartoe preekt zij het geloof in Jezus Christus, die alleen zalig maakt (4,11v).
Als middelen bezit de Kerk verschillende riten, die meer dan 1000 jaar later "sacramenten" genoemd worden. In de Hand. vinden wij:
doopsel 2,38; 10,44-48
vormsel 8,14-17
Eucharistie (breken van het brood) 2,42.46; 20,7.
wijding (handoplegging) 6,1-7;13,1-13.
Zij vieren eredienst, gezamenlijk gebed en "breken van het brood".
De jonge Kerk maakt zich langzaam los van het Jodendom en de Joodse praktijken. Reeds Stefanus kondigde de afschaffing van de Joodse praktijken aan 6,14; 7,45-50. Dit kan uiteraard heel makkelijk een latere toedichting zijn. Op het zogenaamde concilie van Jeruzalem, waar Paulus en Barnabas samenkwamen met Petrus, Johannes, Jacobus (de mindere) en de oudsten van de gemeente van Jeruzalem (ca 50) werd uitgemaakt dat de bekeerlingen uit heidendom vrij waren van Joodse wet. (15,7-11.23-29).
Twee andere aspecten zijn zeer goed gecombineerd:
- de verwachting van de wederkomst van de Heer
- en de noodzaak om zichzelf door gebed, werk en offer te wijden aan de verspreiding van het Rijk Gods.
12.2 De H. Drievuldigheid.
Expliciet is de H. Drie-eenheid nog niet aanwezig, wel impliciet. De godheid van de Zoon en de H. Geest wordt verondersteld.[12]
De Zoon:
Hij is de Messias, in wie al de oude profetieën in vervulling zijn gegaan (2,14-36; 5,42). Alhoewel in dit boek niet duidelijk gezegd wordt dat Hij God is worden Hem toch alle eigenschappen en rechten toegeschreven die Hem als God toekomen.
Hij is het die mensen zalig maakt (13,23), in wiens naam zieken genezen worden (3,6; 9,34; 16,18; 19,13-15), die de H. Geest meedeelt (2,33), die het leven geeft (3,15;5,13), die de geest van Stefanus aanneemt (7,59), die gezeten is aan Gods rechterhand (2,33), die levenden en doden zal oordelen (10,42) en die door zijn tegenwoordigheid de gelovigen beschermt (18,10). Van bijzonder belang is de aanduiding "Heer" die in Grieks-sprekende Joodse kringen alleen op Jahwe werd toegepast.
De Joodse termen om over Jezus te spreken: "Zoon van David" en "Messias" waren onverstaanbaar buiten Israël. In de Hellenistische cultuur werd de Kerk gedwongen om andere termen te gebruiken: κύριος, σωτήρ, κριτής.
De H. Geest:
Stichting en uitbreiding van de Kerk, de leiding van de apostelen en de heiliging van de gelovigen wordt aan Hem toegeschreven. Niet uit alle teksten blijkt zijn persoonlijk bestaan, soms nl. lijkt het alsof er enkel een vage of bovennatuurlijke kracht bedoeld wordt. Op tal van plaatsen is Hij echter duidelijk een persoon onderscheiden van de Vader en de Zoon.
Hij spreekt (1,16; 8,29 ...), legt getuigenis af (5,32), treft een beslissing (15,28). Ook zegt men van Hem dat Hij komt (1,8; 10,44 ...), dat Hij geeft (1,8; 10,45); dat men Hem op de proef stelt (5,9), dat men Hem wil bedriegen (5,3) of weerstaan (7,51). Hij wordt uitdrukkelijk God genoemd (10,3v), of het principe van werkingen die alleen van God kunnen komen (2,4; 4,31; 16,7).
13 De opbouw van de Handelingen (inhoudsopgave).
De opbouw van de Hand. zie inhoudsopgave hierboven.
14 Voetnoten
- ↑ Reg. 10v.
- ↑ Dat hij de gezel van Cleopas was op weg naar Emmaüs op paasmorgen (Lk. 24,13-35) of dat hij behoorde bij de 72 leerlingen die Jezus uitzond (Lk. 10,1-20) is in strijd met de proloog.
Een andere traditie (ca 500) maakt Lucas tot een schilder die bv. de H. Maagd geschilderd had. Zo werd hij de beschermheilige van de schilderkunst.
- ↑ Keu. 8.
- ↑ Liesen // bron kwijt// 10, n. 12: "Als kenmerken van "Frühkatholizismus" worden gewoonlijk genoemd: het afnemen van de onmiddellijke verwachting van de parousia en de ontwikkeling van een hiërarchie. Wat betreft de wederkomst is het duidelijk dat al in een zeer vroeg stadium er rekening mee werd gehouden dat de Heer niet onmiddellijk terug zou komen. Paulus zelf hield er al rekening mee dat zijn dood aan de parousie kon voorafgaan, terwijl Lucas nog de mogelijkheid van een spoedige wederkomst openhoudt (Hand. 12,35-40; 17,20-37; 18,8; 21,5-36) - m.a.w. die kan niet als criterium voor datering gelden. Wat betreft de ontwikkeling en institutionalisering van den hiërarchie laat een vergelijking met andere vroeg-christelijke teksten zien dat hiervan in de Handelingen geen sprake is.
- ↑ Reg. 13.
- ↑ Reg. 16-24; Keu. 18. uitwerken.
- ↑ Het thema wonderen wordt elders behandeld.
- ↑ Keu. 18.
- ↑ Ook het Evangelie van Lucas moet waarschijnlijk ook in deze tijd geschreven zijn. De Pauselijke Bijbelcommissie (12 juni 1913) zegt: De Handelingen zijn geschreven door de evangelist Lucas, en wel tegen het einde van de eerste gevangenschap van Paulus te Rome, en verdienen volledig geloof.
- ↑ Keu. 23v.
- ↑ De kenmerken van de Kerk worden elders uitgewerkt.
- ↑ Voor gedetailleerde behandeling zie dogma-ontwikkeling: Triniteit.
|