Hand. 11,1-18

Uit Theowiki
Versie door th>Pastacht op 22 okt 2018 om 07:37 (Tekst vervangen - 'width=100% style="background:#FFFF90" cellpadding=8 cellspacing=4 border=1 align=center' door ' {{Stijl citaat}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Petrus rechtvaardigt zich te Jeruzalem. (Hand. 11,1-18)

Dit stuk werkt het verhaal van Cornelius uit en geeft het de juiste waarde en situering. Deze tekst is helemaal van Lc.

11,1 De apostelen en de broeders in Judea hoorden dat ook de heidenen het woord van God hadden aangenomen.
2 Toen Petrus dan in Jeruzalem kwam, maakten de gelovigen uit de besnijdenis hem het verwijt:
3 'Gij hebt het huis van onbesnedenen betreden en met hen gegeten.'
4 Nu begon Petrus hun een geregeld verslag te geven:
5 'Ik was, zo zei hij, in de stad Joppe aan het bidden, toen ik in een geestverrukking een visioen zag: een voorwerp, in de vorm van een groot laken, dat aan vier punten uit de hemel werd neergelaten, daalde uit de hemel en kwam tot vlak bij mij.
6 Ik keek er naar met gespannen aandacht en zag viervoetige dieren, wilde beesten, kruipende dieren en vogels.
7 Bovendien hoorde ik een stem die tot mij zei: Komaan Petrus, slacht en eet.
8 Maar ik zei: Dat in geen geval Heer, want nooit kwam er iets onheiligs of onreins in mijn mond.
9 Maar de stem uit de hemel liet zich ten tweeden male horen en gaf mij ten antwoord: Beschouw niet als onheilig wat God rein heeft verklaard.
10 Dit gebeurde tot drie keer toe en toen werd alles weer naar de hemel opgetrokken.
11 Terstond daarop vervoegden zich drie mannen bij het huis, waar we verbleven; ze waren uit Caesarea naar mij toegezonden.
12 De Geest beval mij zonder bedenken met hen mee te gaan. Ook deze zes broeders gingen met mij mee en wij traden het huis van die man binnen.
13 Hij vertelde ons, hoe hij een engel in zijn huis had zien staan die zei: Zend iemand naar Joppe om Simon, bijgenaamd Petrus, te halen.
14 Die zal u zeggen op welke wijze gij en heel uw huis redding kunt vinden.
15 Juist was ik begonnen te spreken, toen de heilige Geest op hen neerkwam, zoals in het begin ook op ons.
16 Toen dacht ik terug aan het woord van de Heer, hoe Hij gezegd had: Johannes doopte met water, maar gij zult gedoopt worden met de heilige Geest.
17 Indien God hun nu dezelfde gave gegeven heeft als aan ons, die reeds geloofden in de Heer Jezus Christus, hoe zou ik dan in staat geweest zijn God tegen te houden?'
18 Toen zij dat gehoord hadden, waren zij gerustgesteld en verheerlijkten God met de woorden: 'Zo heeft God dan ook de heidenen de bekering ten leven geschonken.'
(Hand. 11,1-18)

11,2 "de gelovigen uit de besnijdenis" ("lett. zij die uit de besnijdenis zijn") πρὸς αὐτὸν οἱ ἐκ περιτομης): Dit zijn de Joden-Christenen. Het is geen aparte fractie (15,5). De term "gelovige" (10,45) staat er niet in het Grieks.
11,3 "met hen gegeten" Dit werd niet vermeld in h. 10 maar dat betekent niet dat deze fase in het oude verhaal werd overgeslagen. Immers tafelgemeenschap is slechts het laatste affront tegenover de gevoeligheden van de Mozaïsche wet door iemand die te gast is bij heidenen (10,48). Deze kwestie speelt ook in Gal. 2,12.
11,4 "een geregeld verslag te geven" lett. "geordend te spreken" (καθεξης λέγων) Vgl. Lc. 1,3 (καθεξης γράψαι="geordend schrijven"). Het geregelde of "ordelijke" verslag bestaat niet in het mechanisch volgen van de chronologie, maar volgt de logica van de heilsgeschiedenis. Net zoals vermeld in het begin van het Lc.-evangelie.
11,15 "Juist was ik begonnen te spreken" Hier eindigt het verslag van het gebeuren en komt Petrus' persoonlijke visie aan bod.
"zoals in het begin ook op ons" Hier wordt het Pinksterfeest gezien als het beginpunt, vergelijkbaar met dat andere beginpunt: de doop van Jezus door Johannes. In beide gebeurtenissen, net zoals ook hier weer, is het de H. Geest die de verschillende fasen van de Heilsgeschiedenis begint en pusht.
11,16 Petrus herhaalt de profetie van Johannes de Doper die de twee "beginpunten" (doop in Jordaan en doop met H. Geest op Pinksteren) verbindt, vlg. 1,5.
11,18 "Zo heeft God dan ook de heidenen de bekering ten leven geschonken." Dit is het uiteindelijke kernpunt in het verhaal van Lucas: de definitieve authorisatie van een nieuwe fase: het opnemen van heidenen.