De tegengewerkte missionarissen richten zich tot de heidenen. (Hand. 13,44-52)
13,44 De volgende sabbat kwam bijna de hele stad bijeen om naar het woord van God te luisteren.
45 Bij het zien van die grote menigte werden de Joden zeer afgunstig en beantwoordden de uiteenzetting van Paulus met beschimpingen.
46 Toen verklaarden Paulus en Barnabas in alle vrijmoedigheid: 'Tot u moest wel het eerst het woord van God gesproken worden, maar omdat gij het afwijst en uzelf het eeuwige leven niet waardig keurt, daarom richten wij ons voortaan tot de heidenen.
47 Want aldus luidt de opdracht van de Heer tot ons: Ik heb u geplaatst als een licht voor de heidenen, opdat gij tot redding zou strekken tot aan het uiteinde van de aarde.'
48 Toen de heidenen dit hoorden, waren zij verheugd en verheerlijkten het woord van God, en allen die tot het eeuwig leven waren voorbestemd namen het geloof aan.
49 Het woord des Heren verbreidde zich door heel die streek,
50 maar de Joden hitsten de godvrezenden vrouwen uit de toonaangevende kringen op en ook de voornaamste burgers uit de stad; zij veroorzaakten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en verjoegen hen uit hun gebied.
51 Dezen schudden het stof van hun voeten, ten teken dat zij met hen gebroken hadden en gingen naar Ikonium.
52 De leerlingen echter waren vervuld van vreugde en van de heilige Geest.
(Hand. 13,44-52)
|
13,44
|
"Bijna de hele stad"
|
is een hyperbool om te zeggen dat er veel volk bijeenkwam in de synagoge. Nu ook veel heidenen die niet behoorden tot de godvrezenden.
|
13,45
|
|
De Joden verzetten zich, vermoedelijk (13,46) omdat Paulus en Barnabas ook het heil voor de heidenen aankondigden en zeker omdat zij jaloers waren op hun succes.
|
|
"met beschimpingen"
|
lett. "terwijl zij lasterden" (βλασφημουντες).
|
13,46
|
|
Hier zien wij het typische scenario van de verkondiging van Paulus. Eerst richt hij zich tot de Joden, maar als die hem afwijzen tot de heidenen. Dat zal in het verloop van zijn missiereizen nog vaker gebeuren. (14,1; 16,13; 17,1.10.17; 18,4.19; 19,9). Soms richt Paulus zich ook direct tot de heidenen (14,6-18; 16,10; 17,18-34). Merk op centraal staat het "eeuwig leven".
|
13,47
|
|
Voor de prediking onder de heidenen beroepen zij zich op Jes. 49,6. Deze woorden zijn gericht tot de Messias.
|
13,48
|
"die tot het eeuwig leven ware voorbestemd namen het geloof aan"
|
De heidenen verheugden zich omdat het heil ook voor hen bestemd is. Niet alle heidenen werden echter gelovig, maar zij "die tot het eeuwig leven ware voorbestemd namen het geloof aan". De vertaling hiervan is niet zo simpel. Lett. "τεταγμένοι" van τάττω: ordenen, rangschikken, ordenen. Het gaat erom dat zij die Christen worden door God hiertoe geroepen zijn.
|
13,49
|
|
Het Christendom kreeg direct aanhang in die streek. Vurige nieuwe Christenen zijn over het algemeen de beste geloofsverkondigers.
|
13,50
|
|
Paulus en Barnabas hadden blijkbaar de bedoeling om in de streek te blijven en ook de steden in de omstreek te missioneren. De Joden gebruiken m.n. de "godvrezende vrouwen" en ook de "voornaamste burgers uit de stad" op. De tegenstand was blijkbaar een volksbeweging die hun werk in de stad en omgeving onmogelijk maakte.
|
13,51
|
"Deze schudden het stof van hun voeten"
|
Volgens Jezus' bevel doen zij dat (Mt. 10,14; Mk. 6,11; Lk. 9,5). Deze handeling was niet gericht tegen de stad, maar tegen de ongelovige Joden. Op hun terugweg zouden zij deze stad trouwens nog eens opnieuw bezoeken (14,21v). Het verhaal van Lukas wekt de indruk dat zij toch een tijdje in Antiochië verbleven.
|
13,52
|
|
Lukas beschrijft de stemming onder de Christenen van Antiochië. Ondanks het vertrek van Paulus en Barnabas waren zij "vervuld van vreugde en van de heilige Geest" (vgl. Gal. 5,22; 1 Thess. 1,6).
|
|