Hand. 18,18-23

Uit Theowiki
Versie door th>Pastacht op 22 okt 2018 om 08:10 (Tekst vervangen - 'width=100% style="background:#FFFF90" cellpadding=8 cellspacing=4 border=1 align=center' door ' {{Stijl citaat}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Terugkeer naar Antiochië en hernemen van de reizen. (Hand. 18,18-23)

18,18 Paulus bleef daar nog vele dagen, nam toen afscheid van de broeders en ging in gezelschap van Priscilla en Aquila scheep naar Syrië. Eerst had hij in Kenchreeën zijn hoofdhaar laten afknippen, want hij stond onder gelofte.
19 Zij kwamen te Efeze en daar verliet hij hen. Zelf ging hij naar de synagoge om er te disputeren met de Joden.
20 Toen zij hem vroegen wat langer te blijven, ging hij daar niet op in,
21 maar bij het afscheid zei hij: 'Als God het wil, kom ik nog eens bij u terug.' Hij voer weg van Efeze
22 en kwam in Caesarea, ging naar de stad, begroette de gemeente en begaf zich op weg naar Antiochië.
23 Hij verbleef daar enige tijd, vertrok toen weer en maakte een rondreis achtereenvolgens door de landstreek Galatië en door Frygië om er alle leerlingen te sterken.
(Hand. 18,18-23)

18,18 "Paulus bleef daar nog vele dagen," Blijkbaar hebben de Joden hem verder met rust gelaten, of toch minstens hem het werk niet onmogelijk gemaakt.

Zoals blijkt uit de brieven aan de Kor. liet Paulus daar een zeer talrijke en bloeiende Kerk achter. (vgl. 1 Kor. 1,4-9), die echter in die verdorven omgeving nog vele moeilijkheden zou meemaken.
Hij liet Timoteüs en Silas achter. Silas wordt verder in de Handelingen niet meer genoemd. In 1 Pe. 5,12 lezen wij dat hij de gezel van Petrus in Rome was. Timoteüs schijnt pas later naar Efeze vertrokken te zijn, want we treffen hem daar weer aan bij Paulus op diens derde missiereis (Hand. 19,22). Paulus' reisdoel was Antiochië in Syrië.

"Kenchreeën" was de oostelijke haven van Korinte.
"afscheren van het hoofdhaar" Dit hoorb bij de gelofte van het Nazireaat. Het wordt beschreven in Num. 6. Gewoonlijk duurde het 30 dagen (Flavius Josephus, Bell. Jud. II,15,1), maar men kon het ook voor het leven aangaan, zoals Simson of Johannes de Doper. Het verplichte tot onthouding van alle bedwelmende dranken, het niet binnengaan in een huis waar een dode was en het laten groeien van het hoofdhaar. Volgens de wet kon de gelofte alleen in de tempel beëindigd worden door het hoofdhaar af te scheren en in het offervuur te verbranden. Later werd dit punt vereenvoudigd en mochten de Joden in de diaspora thuis hun gelofte beëindigen. Dus in Kenchreeën eindigde zijn gelofte. Waarom hij die gedaan had weten wij niet. Lukas vermeldt dit blijkbaar om te laten zien dat Paulus, alhoewel hij een verdediger was van de Christelijke vrijheid, toch in sommige gevallen de voorvaderlijke gebruiken onderhield. Uit Hand. 21,23 blijkt dat het nazireaat bij de Christenen van Jeruzalem nog in hoge achting stond.
18,19 De tocht naar Efeze duurde bij gunstige wind drie dagen.
"en daar verliet hij hen" Hier loopt Lukas vooruit op het verhaal, want Paulus blijft nog een tijdje in Efeze. Pas na de dood van keizer Claudius (54) durfden Priscilla en Aquila de terugtocht naar Rome aan. Rom. 16,3. Later vinden wij hen weer in Efeze, misschien wegens de vervolging onder Nero (2 Tim. 4, 19).

Weer ging hij naar de synagoge.

18,20 De Joden waren hem goed gezind en vroegen hem om te blijven. Waarom hij weigerde weten wij niet. Uit 19,9 weten wij dat de goede stemming in Efeze maar oppervlakkig was. Misschien ook maakte God hem duidelijk dat hij verder moest gaan.
18,21 Paulus verklaart zich bereid om terug te keren als dat Gods wil is.
18,22 "naar de stad" Het is niet zeker of hier Cesarea of Jeruzalem bedoeld is. Vermoedelijk is het Jeruzalem om dat Lukas ook spreekt over "de gemeente". Dé gemeente bij uitstek op dat ogenblik is uiteraard Jeruzalem.

Paulus gaat dan terug naar zijn vertrekpunt: Antiochië.

18,23 "Hij verbleef daar enige tijd" Het is onmogelijk om hieruit op te maken hoelang hij in Antiochië verbleef. Hij vertrok vermoedelijk in de loop van 52/53 uit Korinte. Vermoedelijk is hij dan in de gunstige zomertijd van 53 of 54 weer vertrokken. Blijkbaar wilde Paulus naar Efeze, zoals hij daar beloofd had (Hand. 18,21). Hij ging echter niet langs de kortste weg over zee, maar hij reisde achtereenvolgens door Galatië en Frygië. Hij ging dus de omgekeerde weg als die welke hij bij de tweede reis gemaakt had. De preciese reisroute is niet te reconstrueren aan de hand van deze weinige gegevens.

Wij mogen veronderstellen dat Paulus gezelschap bij zich had, ook al wordt dat niet vermeld. In Efeze waren Timoteüs en Erastus (19,22) en Cajus en Aristarchus (19,29) bij hem. We weten echter niet of deze hem vanuit Antiochië vergezeld hebben. Timoteüs die in Korinte achtergebleven was (18,19) is vermoedelijk van daaruit naar Efeze gereisd. Ook Titus was in Efeze bij Paulus, want hij zond hem naar Korinte (2 Kor. 12,18).
Hier eindigt de tweede missiereis van Paulus.

(De derde missiereis)

De zogenaamde derde reis heeft weer als vertrekpunt Antiochië in Syrië. Deze reis begint waarschijnlijk in 54 en duurde ca. 4 jaar. Tijdens deze reis verblijft hij de langste tijd (2,5 jaar) in Efeze (1 Kor. 15,31v; 2 Kor. 1,8v). In 56, 57 of 58. Vermoedelijk voorjaar 58 ging hij nar Jeruzalem. Vermoedelijk werd hij daar na Pinksteren gearresteerd.
In dit stuk wordt m.n. het verblijf van Paulus te Efeze verhaald (Hand. 19). Eerst verhaalt hij hoe een zekere Apollos voor de komst van Paulus te Efeze het evangelie verkondigde (18,24-28). Van zijn verblijf in Efeze worden m.n. vier dingen verteld:

  • a. de ontmoeting met de leerlingen van Johannes de Doper. (19,1-7)
  • b. de breuk met de synagoge. (19,8-10)
  • c. de wonderen van Paulus, die de meerderheid van het Christendom bewijzen. (19,11-20)
  • d. De oproer van Demetrius, waardoor Paulus gedwongen wordt om te vertrekken. (19,21-40)

Van Efeze gaat hij naar Griekenland waar hij drie maanden verblijft en keert dan terug naar Kl.-Azië (Hand. 20,1-6). Daarbij vermeldt Lukas twee voorvallen:

  • een dodenopwekking te Troas (20,7-12).
  • het afscheid van de oudsten in Efeze (20,17-38).

Het slot wordt gevormd door de tocht van Milete naar Jeruzalem. (21,1-16)