Hand. 19,21-40

Uit Theowiki
Versie door th>Pastacht op 22 okt 2018 om 08:10 (Tekst vervangen - 'width=100% style="background:#FFFF90" cellpadding=8 cellspacing=4 border=1 align=center' door ' {{Stijl citaat}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De oproer van de zilversmid en het vertrek van Paulus. (Hand. 19,21-40)

19,21 Na al deze gebeurtenissen vatte Paulus het plan op om over Macedonië en Achaia naar Jeruzalem te reizen.' Wanneer ik daar geweest ben' zei hij,' moet ik ook Rome bezoeken.'
22 Hij zond twee van zijn medehelpers, Timoteüs en Erastus, vooruit naar Macedonië en bleef zelf nog een tijd in Asia.
23 In die tijd werd de Weg aanleiding tot grote opschudding.
24 Een zekere Demetrius namelijk, een zilversmid die zilveren Artemistempeltjes maakte, verschafte daarmee aan de vaklui ruime verdiensten.
25 Hij riep dezen en al wie verder in dat bedrijf werkzaam waren, bijeen en zei: 'Mannen, gij weet dat onze welvaart van dit bedrijf afhangt,
26 maar gij ziet en hoort, dat die Paulus niet alleen in Efeze, maar in bijna heel Asia veel mensen heeft weten om te praten door te zeggen: Goden die door mensenhanden gemaakt worden, zijn geen goden.
27 Daardoor dreigt niet alleen het gevaar, dat ons bedrijf gaat verlopen, maar ook de tempel van de grote godin Artemis alle achting verliest en zij door heel Asia, ja door heel de wereld vereerd wordt, van haar grootheid wordt beroofd.'
28 Toen zij dit hoorden, werden zij woedend en schreeuwden: 'Groot is de Artemis van de Efeziërs!'
29 Heel de stad kwam in beroering en ze stormden als een man naar het theater, waarbij ze de Macedoniërs Gajus en Aristarchus, Paulus' reisgezellen, meesleurden.
30 Toen Paulus zich naar de volksvergadering wilde begeven, lieten de leerlingen hem niet gaan.
31 Ook enige Asiarchen die met hem bevriend waren, zonden hem een waarschuwing zich niet in het theater te wagen.
32 Ondertussen verkeerde de vergadering in volslagen wanorde. Allen stonden door elkaar te schreeuwen, want de meesten wisten niet eens waarom ze bijeengekomen waren.
33 Maar sommige Joden uit de menigte vertelden Alexander wat er gaande was en duwden hem naar voren. Alexander gaf met de hand een teken, dat hij voor het volk een pleidooi wilde houden.
34 Maar toen ze merkten dat het een Jood was, steeg uit aller mond een kreet op en ze schreeuwden bijna twee uur lang: 'Groot is de Artemis van de Efeziërs!'
35 De stadsschrijver bracht het volk tot bedaren en zei toen: 'Mannen van Efeze, wie ter wereld weet niet dat de stad Efeze de behoedster is van de tempel van de grote Artemis en van haar uit de hemel gevallen beeld?
36 Omdat dit niet te bestrijden valt, moet ge u rustig houden en niets voorbarigs ondernemen.
37 Ge hebt deze mannen hier gebracht, ofschoon ze geen tempelschenners zijn en evenmin onze godin gelasterd hebben.
38 Als Demetrius en zijn vakgenoten dus een aanklacht tegen iemand hebben, welnu: er worden rechtzittingen gehouden en er zijn proconsuls; laten beide partijen daar hun aanklacht indienen.
39 Gaat uw eis nog verder, dan zal daarover in de wettige volksvergadering worden beslist.
40 Wij lopen toch al gevaar van oproer beschuldigd te worden wegens die oploop van vandaag, waarvoor geen enkele reden bestond en die wij niet kunnen verantwoorden.' Na deze woorden ontbond hij de volksvergadering.
(Hand. 19,21-40)

19,21 "Na al deze gebeurtenissen" Hiermee bedoelt Lukas ongetwijfeld alles wat in de twee jaar en drie maanden gebeurd is in Efeze en niet enkel deze laatste dingen.

Om via Macedonië en Achaïa naar Jeruzalem te reizen ligt zeker niet voor de hand, dit is een enorme omweg. Blijkbaar heeft hij toch een bepaald doel gehad.
Als eerste doel heeft hij om de gelden die de kerken uit deze gebieden verzameld hebben voor de moederkerk van Jeruzalem op te halen en naar Jeruzalem te brengen (Hand. 24,17; 1 Kor. 16,1-3; 2 Kor. 8; Rom. 15,25-28).
Uit de brieven aan de Korintiërs blijkt ook dat de misbruiken in die stad hem dwingen om er naartoe te gaan.

"Wanneer ik daar geweest ben, moet ik ook Rome bezoeken" Blijkbaar ziet hij het bezoek aan Rome als de kroon op zijn levenswerk (vgl. Hand. 23,11; Rom. 1,13). Het werkwoord "moeten" kan hier óf een innerlijke aandrang aanduiden of een opdracht van God.
19,22 "twee van zijn medehelpers" Twee helpers gaan vooruit. Uit 1 Kor. 4,17 weten wij dat Timoteüs naar Korinte gestuurd werd. Uit het begin van 2 Kor. 1,1 blijkt dat deze Timoteüs zich later in Macedonië weer bij Paulus gevoegd moet hebben. Ook Titus werd uit Efeze naar Korinte gestuurd en voegde zich in Macedonië weer bij Paulus (2 Kor. 2,12v).
"Erastus" is vermoedelijk dezelfde als die genoemd wordt in 2 Tim. 4,20. Een Christen die te Korinte gebleven was. Een vereenzelviging met de schatmeester van Korinte, met dezelfde naam (Rom. 16,23) is minder zeker.

Paulus was van plan om nog tot omtrent het Pinksterfeest (1 Kor. 16,18) te blijven, maar de oproer onder Demetrius dwong hem eerder te vertrekken.
Dat hij verbleef in Azië, en dat Efeze niet uitdrukkelijk genoemd wordt duidt er blijkbaar op dat hij in de buurt van de stad missioneerde.
->opmerken: Paulus kent tegenwerking, tegenstand, half-bekeerden die nog aan afgoderij doen, dan weer gelovigen in Korinte die ontrouw worden, dan weer een opstand ... er is dus niets nieuws onder de zon.

19,23 "in die tijd" dit duidt aan vlak voor Paulus wegging uit Efeze.
"de Weg" is het evangelie, zie eerder: Hand. 9,2; 18,25-25; 19,9; 24,14; 24,22. Dit is een onderdeel van de strijd die Paulus naar eigen zeggen te Efeze tegen wilde dieren te vechten had. (1 Kor. 15,32; vgl. 16,9).
19,24 "een zilversmid die zilveren Artemistempeltjes" Lukas geeft de reden aan voor de oproer. Deze "zilveren Artemistempeltjes" werden door pelgrims gekocht en meegenomen als sieraad of als voorwerp van verering. Soms waren zij zo klein dat men ze bij zich droeg om de bescherming van de godin af te roepen. Dit gebruik bestond ook op andere plaatsen en bij andere tempels.

Artemis (Diana in de Vulgaat) was de beschermgodin van Efeze. Een dochter van Zeus en Leto en tweelingzus van Apollo. Oorspronkelijk was zij net als de Romeinse Diana de jeugdige en kuise godin van de jacht. Later werd zij de godin van de vruchtbaarheid, die bij het huwelijk, geboorte en dood werd aangeroepen.
Toch had de Artemis van Efeze daar nauwelijks nog iets mee vandoen. Zij had meer overeenkomst met de Astarte van de Semieten en Cybele van Kl.-Azië. Haar eredienst ging met orgieën en rituele prostitutie gepaard.
Deze Demetrius had blijkbaar een bedrijfje dat aan velen werk bood. Hij roept de werklui (kunstenaars en gewone arbeiders) bijeen. Blijkbaar niet enkel de zijnen, maar iedereen die in dat vak zat.
Twee argumenten heeft hij. Allereerst dat zij op hun hoede moeten zijn voor Paulus om er financieel niet op achteruit te gaan en tevens dat Paulus de verering van de godin in gevaar brengt. Daarmee speelde hij ook in op het aanzien dat hun stad hierdoor genoot. Immers deze tempel hoorde tot de zeven wereldwonderen. In -370 werd de tempel gebouwd op de plaats van een oud heiligdom van de Cybele. Door Herostratus in -356 in brand gestoken werd de tempel in grote pracht heropgebouwd. Bijna de hele heidense wereld hielp hierbij. In het hele Romeinse Rijk werd haar eredienst beoefend.
Hun gemeenschappelijke belangen lopen groot gevaar als Paulus meer aanhang vindt in Efeze en in Klein Azië.
De mensen van Efeze vereenzelvigden de godin blijkbaar ook duidelijk met haar beeld.

19,28 Demetrius bereikt zijn doel en de massa raakt opgehitst.
19,29 Het theater van Efeze, bekend uit opgravingen, lag niet ver van de markt en kom met zijn 66 rijen ongeveer 25.000 mensen bevatten. Theaters werden niet enkel voor toneelvoorstellingen gebruikt, maar ook voor volksvergaderingen. Zo is het te begrijpen dat men daarheen ging. Blijkbaar wilden zij een soort volksgericht over de Christenen vellen. Blijkbaar troffen zij Gajus en Aristarchus toevallig op straat en sleurden zij hen mee. Van deze Gajus weten wij verder niets. Aristarchus, was afkomstig uit Thessalonica (20,4). Hij vergezelde Paulus op zijn laatste reis naar Jeruzalem (20,4) en op zijn reis als gevangene naar Rome (27,2). In Rome bleef hij bij Paulus (Kol. 4,10; Filemon 24).
19,30 Het is uiteraard begrijpelijk dat een man als Paulus zijn reisgezellen niet in de steek wil laten. De leerlingen die hun stadsgenoten kenden en die wisten hoeveel gevaar hij liep lieten hem echter niet gaan.
19,31 "Asiarchen" Een Asiarch stond aan het hoofd van de landdag die de provincie bestuurde. Een Asiarch was maar één jaar in functie, maar hij behield zijn titel na afloop. Ook deze mensen wisten dat hij gevaar liep en lieten hem waarschuwen. Deze mensen deelden niet het bijgelovig fanatisme van het volk van Efeze. Ook hier ondervond Paulus van de hoogst geplaatsten een zekere welwillendheid.
19,32 Het was een enorm gekrakeel en velen waren meegelopen zonder te weten wat er eigenlijk aan de hand was. Er was ook geen leiding temidden van dit spontane oproer.
19,33 "en duwden hem naar voren" Dit vers is moeilijk precies te vertalen. Blijkbaar schuiven de Joden Alexander naar voren om uit te leggen wat er aan de hand is.
19,34 Hij kan niet aan het woord komen maar wordt weggejoeld. Waarschijnlijk zou hij zich namens de Joden hebben willen distantiëren van Paulus.

Verleidelijk is de hypothese dat het hier gaat om dezelfde Alexander, de kopersmid (of edelsmid?), die Paulus te Efeze veel kwaad deed (2 Tim. 4,14). Hun geroep is blijkbaar ook een vorm van afkeer tegen de Joden die niet meededen aan de verering van Artemis.

19,35 "de stadsschrijver" deze was de man de officiële stukken beheerde van volksvergadering. Wij zouden kunnen zeggen één van de belangrijkste ambtenaren.

Zijn toespraak getuigt van scherpzinnigheid.

19,36 Niemand bestrijdt het voorgaande dus is al dat tumult zinloos en is kalmte geboden.
19,37 De "aanklacht" tegen deze twee mannen (en tegen de afwezige Paulus kunnen wij erbij denken) is ongegrond. Zij zijn geen tempelschenners en ook hebben zij de godin niet gelasterd.
19,38 "Als Demetrius en zijn vakgenoten dus een aanklacht tegen iemand hebben" Demetrius wordt door de stadssecretaris met een zekere minachting terechtgewezen. Hij doorziet zijn bedoelingen. Er was steeds maar één proconsul. Blijkbaar gebruikt hij hier het categorische meervoud. Hij kon naar de rechtbank gaan, of indien dat niet genoeg was naar een hogere rechtbank, de proconsul.
19,39 "de wettige volksvergadering" Als het eisen zijn die niet van persoonlijke aard zijn bv. niet tegen deze of gene prediker, maar tegen deze of gene godsdienst in het algemeen dan kan men zich richten tot "de wettige volksvergadering" (Hier wordt het woord "ἐκκλησια" in zijn oorspronkelijke betekenis gebruikt). Daarmee geeft hij aan dat deze vergadering in dit geval onwettig is.
19,40 Hier geeft de stadssecretaris al aan welke gevolgen die oproer kan hebben. De Romeinse overheid kon enorm streng optreden en deed dat doorgaans ook bij volksoproer.

Paulus schrijft in 1 Kor. 15,32 dat hij te Efeze tegen wilde dieren moest vechten. Dit moet wel metaforisch gezien worden omdat Paulus een echt gevecht tegen wilde dieren zeker vermeld zou hebben in de uitgebreide opsomming van zijn wederwaardigheden in 2 Kor. 11,23-28. Denk aan Ignatius aan de Rom. 5,1 die zegt dat hij dag en nacht aan tien luipaarden geboeid is, waarmee hij de Romeinse soldaten bedoelt.