Hand. 24,1-23

Uit Theowiki
Versie door Pastoor (overleg | bijdragen) op 3 feb 2023 om 14:32 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Het verhoor door de gouverneur. (Hand. 24,1-23)

De gevangenschap van Paulus te Cesarea valt te dateren in 58-60.

24,1 Vijf dagen later kwam de hogepriester Ananias met enkele oudsten en de advocaat Tertullus aan en dienden bij de landvoogd hun aanklacht tegen Paulus in.
2 Deze werd voorgeroepen en Tertullus begon zijn beschuldiging met de volgende woorden: 'Dat wij door uw toedoen grote vrede genieten en dat door uw vooruitziende blik vele verbeteringen voor dit volk tot stand komen,
3 dat erkennen we altijd en overal, hoogedele Felix, met diepe dankbaarheid.
4 Maar om u niet te lang op te houden, verzoek ik u met uw gewone welwillendheid naar onze korte uiteenzetting te luisteren.
5 Wij hebben namelijk bevonden, dat deze man een pest is en oproer verwekt onder alle Joden in de hele wereld; verder, dat hij een van de kopstukken is van de sekte der Nazoreeën,
6 en zelfs getracht heeft de tempel te ontheiligen. We hebben hem dan ook gegrepen.
7 Door hem over dit alles te ondervragen
8 kunt gij uzelf een oordeel vormen over de juistheid van onze aanklacht.'
9 De Joden vielen hem bij en verzekerde, dat het inderdaad zo was.
10 Op een wenk van de landvoogd om te spreken nam Paulus het woord: 'Wetend dat gij sinds vele jaren rechter zijt over dit volk, verdedig ik mijn zaak met goed vertrouwen.
11 Gij kunt u ervan vergewissen, dat er niet meer dan twaalf dagen verlopen zijn sinds ik naar Jeruzalem opging om te aanbidden.
12 Niemand zag mij in de tempel redetwisten of een volksoproer veroorzaken, evenmin in de synagoge of waar dan ook in de stad.
13 Ook kunnen ze u geen enkel bewijs leveren van wat zij mij hier ten laste leggen.
14 Wel wil ik u dit bekennen, dat ik de God van onze vaderen dien volgens de Weg die zij een sekte noemen, terwijl ik blijf geloven aan alles wat in de Wet en de Profeten geschreven staat.
15 Op God heb ik mijn hoop gesteld, zoals ook zij die koesteren, dat er een opstanding zal zijn van rechtvaardigen en onrechtvaardigen.
16 En daarom beijver ik mijzelf altijd een zuiver geweten te hebben voor God en de mensen.
17 Zo ben ik na vele jaren teruggekomen om aalmoezen voor mijn volk te brengen of offers op te dragen.
18 Enkele Joden uit Asia vonden mij na mijn reiniging hiermee bezig in de tempel zonder dat er sprake wat van volksoploop of ongeregeldheden.
19 Dezen moesten dus eigenlijk voor u staan en een aanklacht indienen, als ze iets tegen mij zouden hebben.
20 Of laten anders deze mannen zelf hier zeggen welke misdaad ze hebben ontdekt toen ik voor het Sanhedrin stond,
21 tenzij het gaat om dat ene woord dat ik uitriep toen ik in hun midden stond: Om de opstanding uit de doden sta ik heden voor u terecht.'
22 Toen zond Felix, die volkomen op de hoogte was van alles wat de Weg betrof, hen voorlopig heen en zei: 'Wanneer de bevelhebber Lysias hier komt, zal ik een beslissing nemen in uw aangelegenheid.'
23 Aan de honderdman gaf hij opdracht hem in arrest te houden, maar hem enige vrijheid te laten en niemand van zijn vrienden te verhinderen hem van dienst te zijn.
(Hand. 24,1-23)

24,1 De hogepriester Ananias, enkele oudsten en een advocaat Tertullus gaan om de aanklacht tegen Paulus in te dienen. Het feit dat de hogepriester zelf meeging wijst er al op -vergelijk ook de moordaanslag- hoeveel het Sanhedrin gelegen was aan een veroordeling van Paulus. Tertullus was blijkbaar een Romein of een Griek en geen Jood.
24,2 Hij spreekt ook over "dit volk" (24,2). Blijkbaar is hij gevraagd om zijn kennis van de rechtsprocedure, enz. .
"Dat wij door uw toedoen grote vrede genieten en dat door uw vooruitziende blik vele verbeteringen voor dit volk tot stand komen" De "captatio benevolentiae". Felix wordt geprezen voor alles wat hij voor het Joodse volk gedaan heeft. In elk geval was hij uiteindelijk een wreed heerser. Op welke feiten Tertullus doelt is niet duidelijk.
24,5 "deze man een pest is en oproer verwekt onder alle Joden in de hele wereld" dit is de eerste beschuldiging.
"van de kopstukken van de sekte der Nazoreeën" Hij is een "van de kopstukken van de sekte der Nazoreeën". Dit is de enige plaats in het N.T. waar de Christenen Nazareeërs worden genoemd. Dit naar Jezus die Nazarener (Mk. 1,24; 10,47; 14,67; 16,6; Lk. 4,34) of Nazareeër (Mt. 2,23; 26,71) genoemd wordt naar zijn afkomst uit Nazaret.
24,6-8 Hier wordt hij van een poging tot ontheiliging beschuldigd. Dit is voorzichtiger geformuleerd als in 21,28 waar hij er formeel van werd beschuldigd door de Joden.

We kunnen de verdedigingsrede van Paulus in drie delen verdelen:

  • na een korte inleiding verwerpt Paulus de beschuldiging dat hij aanleiding tot wanordelijkheden zou geven. (21,10-13)
  • alhoewel hij bij de secte van de Narareërs hoort is hij niet ontrouw aan het Jodendom. (21,14-16)
  • hij heeft de tempel niet ontwijd maar is naar Jeruzalem gekomen om offers op te dragen. (21,17-21)
24,10 "vele jaren" Paulus' verdediging. De "vele jaren" blijkt nogal mee te vallen. We zijn hier in 58 en Felix is in 52 pas landvoogd geworden.
24,11 "sinds ik naar Jeruzalem opging om te aanbidden" Hij ging naar Jeruzalem om "aanbidden". In 24,17 zegt Paulus duidelijkd at hij twee redenen had om naar Jeruzalem te gaan: het overbrengen van aalmoezen en het opdragen van offers.
24,14 "dien volgens de Weg die zij een sekte noemen" Hier gaat Paulus in op de tweede aanklacht dat hij behoort bij de "sekte" van de Nazareners ofwel "de Weg", zo wordt het Christendom ook genoemd in Hand. Hand. 9,2; 18,25-25; 19,9.23; 24,14; 24,22. Voor Paulus die het Christendom als vervulling van wet en Profeten ziet (Rom. 3,31; 10,4; 13,8-10; Gal. 3,6-29) is er geen tegenspraak tussen zijn Christen-zijn en zijn Jood-zijn.
"Die zij een sekte noemen" Paulus protesteert tegen dit gebruik. Sekte heeft immers bij de Joden de bijklank van heresie. αἵρεσις heeft oorspronkelijk een neutrale betekenis en duidt op een bepaalde denk- of handelswijze. Hier is al een aanduiding dat het woord later een negatieve bijklank zal krijgen.
24,15 Paulus spreekt over de opstanding en niet enkel van de rechtvaardigen die we vinden in sommige teksten (Jes. 26,9; Job 19, 25v; Ez. 37,1-14). De opstanding van allen, rechtvaardigen en zondaars, vinden wij bv. in Dan. 12,2: "En velen van hen die slapen in het land van het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden."

Jezus leerde zeer nadrukkelijk de opstanding van allen. (Mt. 25,31-33; Joh. 5,29). Ook in de brieven van Paulus vinden we dit. (2 Kor. 5,10; 2 Tim. 4,1; 1 Thes. 5,2v)

24,16 Paulus probeert ook nog in overeenkomstig met zijn geloof te handelen.
24,17 Het dubbele doel van zijn komst.
24,18 Zijn relaas van de feiten. Er is geen sprake van wanordelijkheden.
24,19 Paulus wijst erop dat de getuigen ontbreken.
24,20 Paulus vraagt dan waarvan hij beschuldigd wordt.
24,22

24,22 Felix was "nauwkeuriger" (dan de meeste anderen) op de hoogte van het Christendom.
Hij wil wachten op de komst van de bevelhebber Lysias uit Jeruzalem.

24,23 Felix was vrijwel overtuigd van Paulus' onschuld zoals blijkt uit de behandeling van de gevangene. Hij laat Paulus echter niet vrij.