|
25,23 De volgende dag verschenen Agrippa en Bernice met grote praal en gingen, begeleid door de bevelhebbers en de aanzienlijkste mannen van de stad, de audiëntiezaal binnen. Festus liet Paulus voorleiden
24 en sprak als volgt: 'Koning Agrippa en gij allen hier met ons aanwezig, daar ziet ge nu de man over wie heel het volk van de Joden zich in Jeruzalem en hier tot mij gewend heeft, schreeuwend dat hij niet langer in leven mocht blijven.
25 Ik kwam echter tot de bevinding dat hij niets gedaan heeft wat de doodstraf verdiende, maar omdat hij zich op Zijne Majesteit beriep, heb ik besloten hem door te zenden.
26 Iets bepaalds kan ik de Heer niet over hem schrijven. Daarom heb ik hem nu voor u doen brengen, in het bijzonder voor u, koning Agrippa, in de hoop na het onderzoek iets te kunnen schrijven.
27 Het heeft, dunkt me, geen zin een gevangene door te zenden zonder tevens de beschuldigingen te vermelden die tegen hem zijn ingebracht.
(Hand. 25,23-27)
|
25,23
|
|
De ontmoeting van Agrippa met Paulus krijgt de volgende dag een officieel karakter. Immers de bevelhebbers (χιλιάρχοι) en de aanzienlijkste mannen uit de stad waren aanwezig. Het speelt zich kennelijk af in de grote zaal van het paleis van Herodes Agrippa II (vgl. 23,35). Dit is kennelijk het voornaamste gehoor waarvoor Paulus tijdens heel zijn optreden verschenen is.
|
25,23-24
|
|
Paulus wordt binnengebracht. Festus geeft een overzicht van de situatie van Paulus. Hij stelt ook dat hij hem voor onschuldig houdt.
|
25,26
|
|
Het doel van de bijeenkomst is om een brief op te stellen zoals dat hoort om met Paulus mee te zenden naar Rome. Festus hoopt kennelijk dat Agrippa die beter op de hoogte is van de Joodse gebruiken dan hij hem raad kan geven en duidelijkheid scheppen in het geheel van beshculdigignen en opvattingen. Een dergelijk ambtelijk bericht (elogium, litterae simisoriae sive apostoli) was voorschrift in het Romeinse recht. Festus noemt de keizer hier "heer" (dominus). Deze titel werd voor de eerste keer als keizerstitel gebruikt door Caligula (37-41). Domitianus (81-96) liet zich later aanspreken als "heer en god".
|
|