Hand. 10,17-23a

Uit Theowiki

Cornelius' boden komen bij Petrus. (Hand. 10,17-23a)

10,17 Terwijl Petrus nog niet bij zichzelf kon uitmaken wat wel de betekenis mocht zijn van het visioen dat hij gezien had, stonden opeens de mannen aan de poort, die door Cornelius gezonden waren en navraag hadden gedaan naar het huis van Simon.
18 Zij riepen of Simon, die ook Petrus genoemd werd, daar verbleef.
19 Petrus dacht nog na over het visioen, toen de Geest tot hem sprak: 'Daar zijn twee mannen die naar u vragen.
20 Ga terstond naar beneden en reis zonder bedenken met hen mee, want Ik heb hen gezonden.'
21 Petrus ging naar beneden en zei tot de mannen: 'Ik ben degene die gij zoekt; wat is de reden van uw komst?'
22 Zij antwoordden: 'De honderdman Cornelius, een rechtschapen en godvrezend man, die te goeder naam en faam bekend staat bij heel de Joodse bevolking, heeft door een heilige engel het bevel gekregen u bij zich aan huis te ontbieden om te horen wat gij te zeggen hebt.'
23a Hierop verzocht Petrus hun binnen te komen en verleende hun gastvrijheid.
(Hand. 10,17-23a)

10,17 Petrus had niet de tijd om het visioen in detail te begrijpen. Globaal genomen had hij het begrepen.
10,19-20 Petrus was nog in gedachten verzonken toen de Geest hem duidelijk maakte dat er bezoek voor hem was. Hij krijgt de opdracht zonder aarzelen met hen mee te gaan. Immers als Petrus zou zien dat het heidenen waren was er wel degelijk een reden om niet mee te gaan. De Geest getuigt ook dat Hij hen gezonden heeft.
10,21-22 Ze bezingen de lof van hun meester om Petrus te bewegen mee te gaan. De echte reden is echter het bevel dat hij van een engel gekregen heeft.
10,23a "verleend hen gastvrijheid" hier begint Petrus zich duidelijk los te maken van een eng Joodse gedachte over het Christendom. Zij konden na die reis die dag niet meer vertrekken.