Hand. 15,1-5

Uit Theowiki

De kerkvergadering van Jeruzalem en haar besluiten. (Hand. 15,1-35)

Voorgeschiedenis: onenigheid over de besnijdenis. (Hand. 15,1-5)

15,1 Enige mensen die van Judea waren gekomen, verkondigden aan de broeders de leer: 'Indien ge u niet naar Mozaisch gebruik laat besnijden, kunt ge niet gered worden.'
2 Toen hierover strijd ontstond en Paulus en Barnabas in een felle woordenwisseling met hen raakten, droeg men Paulus en Barnabas en enkele andere leden van de gemeente op met deze strijdvraag naar de apostelen en oudsten in Jeruzalem te gaan.
3 Nadat hun door de gemeente uitgeleide was gedaan, reisden zij door Fenicië en Samaria, waar ze alle broeders grote vreugde bereiden door te vertellen van de bekering der heidenen.
4 Bij hun aankomst te Jeruzalem werden zij ontvangen door de gemeente, de apostelen en de oudsten en zij verhaalden alles wat God met hun medewerking tot stand had gebracht.
5 Maar enige gelovigen, afkomstig uit de partij der Farizeeën, stonden op en verklaarden, dat men hen moest besnijden en hun opleggen de Wet van Mozes te onderhouden.
(Hand. 15,1-5)

15,1 "enige mensen uit Judea" Degenen die voor de onrust zorgden worden door Lukas een beetje minachtend "enige mensen uit Judea" genoemd.

Paulus oordeel in Gal. 2,4 veel scherper over hen: "de binnengedrongen valse broeders, die waren binnengeslopen om onze vrijheid te bespieden". Uit vers 24 blijkt dat deze Judeërs uit Jeruzalem kwamen, want de gemeente van Jeruzalem noemt hen: "sommige van ons". Lukas verhaalt niet waarom zij naar Antiochië gekomen waren, maar Paulus oordeelt in Gal. 2,4 heel streng over hen. Hij zegt dat zij kwamen om de gelovigen van hun vrijheid te beroven. Blijkbaar waren het mensen die Jood gebleven waren en die hun Christendom gebruikten om Joodse propaganda te voeren. (->problemen van valse broeders zijn zo oud als de Kerk). Indien zij echt mensen met boos opzet waren dan is het begrijpelijk waarom zij Antiochië tot hun werkterrein uitkozen, immers in die stad waren de Christenen zeer talrijk, bovendien lag daar het vertrekpunt voor de missie onder de heidenen. Hun leer wordt scherp geformuleerd door Lukas: "Indien ge u niet naar Mozaïsch gebruik laat besnijden, kunt ge niet gered worden". Merk op dat als dit gelukt was zij het Christendom voor het karretje van het Jodendom zouden gespannen hebben en dat ook het geloof in de verlossing door het kruisoffer van Christus weggenomen zou zijn. Het gebruik van de besnijdenis vinden wij in de Pentateuch (Gen. 17,9-14; Rom. 4,9-12). De Joodse traditie plaatst de oorsprong bij Abraham en niet bij Mozes.

15,2

Er ontstaat strijd in de Kerk van Antiochië, dus deze mensen hadden aanhang gevonden. Hier vermeldt Lc. een conflict dat Paulus (Gal. 2,1) niet vermeldt, normaliter heet Lc. de neiging om alles wat mooier voor te stellen dan het was in deze tijd van de Geest. Ook in 10,45; 11,1-3 zagen wij reeds dat de Joden-Christenen argwaan koesterden t.o.v. hun heidense broeders. Door het gezag van Petrus en de rol van Barnabas en Paulus waren er echter vriendschappelijke banden gegroeid tussen de kerk van Jeruzalem en die van Antiochië (11,4-18.22-30). Blijkbaar wisten deze mensen in te spelen op het latent gevoel van nationale trots van de Joden ... . Uit 15,5 blijkt dat zij ook in Jeruzalem aanhangers hadden.
Paulus en Barnabas zijn de woordvoerders van de partij van de rechtgelovigen. Zij konden echter de rust in Antiochië niet herstellen. De enige die uitkomst kon brengen was de kerk van Jeruzalem die boven hen stond. Daarom besloot de kerk van Antiochië om Paulus en Barnabas en een aantal anderen daar naartoe te sturen. Onder dezen was volgens Gal. 2,1.3 de heiden-Christen Titus, vermoedelijk een Antiochener.
Hier blijkt dat de kerk van Antiochië, zowel Joden- als heiden-Christenen het gezag van de kerk van Jeruzalem, van haar "apostelen en oudsten" erkenden en bereid waren zich aan haar oordeel te onderwerpen.
De apostelen zijn duidelijk onderscheiden van de oudsten en staan boven hen. Onder de oudsten zijn volgens 15,22 Judas, bijgenaamd Barsabbas en Silas, die in vers 32 ook Profeten worden genoemd.
In Gal. 2,2 vermeldt Paulus dat hij naar Jeruzalem ging ten gevolge van een Openbaring. Blijkbaar heeft Paulus gebeden om uitkomst of of hij in moest gaan op de opdracht om naar Jeruzalem te gaan en heeft hij van God een bevestiging gekregen.

15,3 Het uitgeleide doen was volgens de toenmalige gewoonte een hoog eerbewijs (vgl. 20,38; 21,5.16). Op hun reis door Fenicië en Samaria begroeten zij de broeders en verhalen hen over de bekering van de heidenen. De reisduur van Antiochië naar Jeruzalem bedraagt 15 dagreizen, maar omdat zij nog in de verschillende kerken hun relaas deden, zal de reis wel wat langer geduurd hebben.
"waar ze alle broeders grote vreugde bereiden" Dit maakt duidelijk dat de tegenstanders van Paulus maar een kleine groep vormden.

Uit deze korte opmerking kunnen wij opmaken dat het Christendom na zijn verdrijving uit Jeruzalem talrijke kerken gesticht hebben in Fenicië en Samaria. In Samaria hadden trouwens de diaken Filippus en later Petrus en Johannes met veel succes gewerkt. (8,5-8.14-17)

15,4 De afgezanten werden ontvangen door de hele "gemeente" (ἐκκλησια) met de apostelen en oudsten aan het hoofd. Dit laat iets zien van de broederlijkheid van de Christenen en de waardering die de moederkerk van Jeruzalem heeft voor de kerk van Antiochië."
"alles wat God met hun medewerking tot stand had gebrach" God wil dat Zijn woord verbreid wordt door de medewerking van mensen, die wijst al op het grote belang van de missie en de inzet ervoor van alle Christenen. Gods woord verbreid zich alleen maar via de verkondiging.

Tot de tegenstanders behoorden een aantal bekeerde Farizeen, deze eisten niet enkel dat zij zich zouden laten besnijden, maar ook dat zij de wet van Mozes zouden onderhouden.