Hand. 15,6-12

Uit Theowiki

Petrus beroept zich op de voorafgaande geschiedenis. (Hand. 15,6-12)

15,6 De apostelen en de oudsten kwamen dus bijeen om deze zaak te bezien.
7 Na veel heen en weer gepraat nam Petrus het woord en sprak tot hen: 'Mannen broeders, gij weet dat God reeds lang geleden mij onder u heeft uitgekozen, opdat de heidenen door mijn mond het evangeliewoord zouden horen en het geloof aannemen.
8 Welnu, God die de harten kent, heeft zich voor hen uitgesproken door hun de heilige Geest mee te delen, juist als aan ons
9 en Hij heeft in geen enkel opzicht onderscheid gemaakt tussen ons en hen, maar hun harten door het geloof gereinigd.
10 Waarom wilt gij God dan nu tarten door de leerlingen een juk op de hals te leggen, dat noch onze vaderen noch wij in staat geweest zijn te dragen?
11 Integendeel, juist zoals zij, geloven ook wij door de genade van de Heer Jezus gered te worden.'
12 De hele vergadering zweeg en men luisterde naar Barnabas en Paulus, die van grote wondertekenen verhaalden die God door hen onder de heidenen gedaan had.
(Hand. 15,6-12)

15,6 "De apostelen en de oudsten" Hier is sprake van een volgende vergadering. (Een paar dagen later?) Wie namen er deel? De apostelen en oudsten, het gezantschap uit Antiochië. Ook voorstanders van de wet vgl. 15,10. Ook vele gewone Christenen (15,12.22).

Lukas noemt als aanwezige apostelen, m.n. Petrus en Jakobus, omdat zij het woord voerden v. 7 en 13. In Gal. 2,9 vermeldt Paulus Petrus en Johannes als degenen die hem en Barnabas de broederhand reikten. Misschien waren er ook nog andere apostelen. Als zij er allemaal geweest waren dan zou dit vermoedelijk zeker door Paulus in Gal. 2 vermeld zijn als bevestiging van zijn apostelambt.

15,7 "heen en weer gepraat" 'ζητησις' betekent eigenlijk "onderzoek". Hier waarschijnlijk ook twist of woordenstrijd.

Blijkbaar neemt Petrus op een bepaald ogenblik het woord en hakt de knoop door. De tekst suggereert niet dat zij tot overeenstemming gekomen waren. Nadat Petrus gesproken heeft is de discussie afgelopen. Hij treedt hier duidelijk al op als hoofd van de apostelen.

"reeds lang geleden" Hij herinnert zijn gehoor aan de gebeurtenissen met Cornelius, die bij hen bekend zijn. Zie bij Hand. 10. God maakt geen onderscheid des persoons. Het verhaal van Cornelius is kennelijk reeds een klassieker en wezenlijk onderdeel van de geschiedenis.
15,9 Er is geen onderscheid, ook zij worden door het geloof gerechtvaardigd.
15,10 Petrus richt zich tot de voorstanders van de wet. In tegenstelling tot het juk van Christus (Mt. 11,30) is het juk van de wet zwaar. Paulus noemt het een slavenjuk (Gal. 5,1). Petrus moet bekennen dat de Joden en ook zij niet in staat waren om het te dragen. Daarbij komt dat de uitleg van de Farizeeën de wet nog verzwaard had (Mt. 23,4).
"wilt gij God dan nu tarten" Deze uitdrukking uit Ex. 17,2 betekent Gods duidelijk wil uitdagen.
15,11 De redding van allen ligt in het geloof in Christus, in de genade van Christus.
"Door de genade" Paulus zegt hetzelfde in Rom. 3,24; 4,16; Gal. 2,15-21; 3,22-26. Hieruit blijkt de overeenstemming tussen Petrus en de kerk van Jeruzalem enerzijds en van Paulus en de kerk van Antiochië anderzijds.
15,12 "De hele vergadering zweeg" dit geeft te kennen, dat men voorheen nog niet tot eensgezindheid gekomen was. Petrus spreekt blijkbaar met gezag. Of ook de Farizeeën (v. 5) hun innerlijk verzet opgaven blijkt niet uit de tekst. Paulus en Barnabas krijgen nu de kans om hun relaas van het missiewerk te doen.