Hand. 17,1-15

Uit Theowiki

Paulus in Tessalonica en Berea. (Hand. 17,1-15)

17,1 Over Amfipolis en Apollonia kwamen zij in Tessalonica, waar een synagoge van de Joden was.
2 Als naar gewoonte zocht Paulus hen daar op en uitgaande van de Schriften hield hij op drie sabbatdagen een betoog,
3 waarin hij uitlegde en bewees, dat de Messias moest sterven en uit de doden opstaan.' Jezus, die ik u verkondig', zo zei hij,' Hij is de Messias.'
4 Sommigen van hen lieten zich overtuigen en sloten zich aan bij Paulus en Silas, evenals een talrijke groep uit de godvrezende Grieken en niet weinige aanzienlijke vrouwen.
5 Maar de Joden werden afgunstig en met de hulp van een paar vlegels uit het grauw verwekten ze een volksoploop en brachten de stad in rep en roer. Ze drongen op naar het huis van Jason en wilden hen voor de volksvergadering brengen.
6 Toen ze hen niet vonden, sleurden ze Jason met enkele broeders naar de stedelijke overheid, terwijl ze schreeuwden: 'Die mensen, die de hele wereld in onrust gebracht hebben, zijn nu ook hier
7 en Jason heeft hen in zijn huis opgenomen. Al die mensen handelen in strijd met de decreten van de keizer door te beweren, dat er een andere koning is: Jezus.'
8 Zo zweepten zij het volk op en ook de stedelijke overheid die dit hoorde.
9 Deze liet Jason en de overigen pas vrij, nadat ze van hen een borgtocht hadden geëist.
10 De broeders deden nog die nacht Paulus en Silas naar Berea vertrekken, waar zij zich na aankomst naar de synagoge van de Joden begaven.
11 Dezen waren gunstiger gestemd dan die in Tessalonica. Ze luisterden met alle bereidwilligheid naar het woord en bestudeerden dag aan dag de Schriften of het inderdaad zo was.
12 Velen van hen kwamen dan ook tot het geloof, evenals talrijke voorname heidense vrouwen en niet weinige mannen.
13 Zodra echter de Joden van Tessalonica vernamen, dat het woord Gods door Paulus ook in Berea verkondigd werd, kwamen ze daar eveneens het volk verontrusten en ophitsen.
14 Toen deden de broeders Paulus terstond afreizen naar de kust; Silas en Timoteüs bleven achter.
15 Paulus' begeleiders brachten hem weg tot Athene en vertrokken met de boodschap voor Silas en Timoteüs om zich zo snel mogelijk weer bij hem te voegen.
(Hand. 17,1-15)

17,1 De predikers reisden via de "Via Egnatia" naar Tessalonica. Amfipolis en Apollonia worden enkel als pleisterplaatsen onderweg genoemd. Blijkbaar hebben zij er niet gepreekt. De drie afstanden bedroegen ongeveer 50 km.

Tessalonica (Nu Saloniki) was de hoofdstad en voornaamste haven- en handelsstad van Macedonië. In de stad waren Grieken, Romeinen en Joden. Het was een "civitas libera". Vermoedelijk was het de aanwezigheid van een synagoge in Tessalonica die de apostelen deed besluiten om daar naartoe te gaan.

17,2

17,2Vermoedelijk heeft het verblijf van Paulus daar veel langer geduurd. Immers uit 1 Tess. 1,4-10 (vgl. 1,2-2,9) en Fil. 4,16 weten wij dat er een bloeiende Christen-gemeente was en ook dat hij tweemaal ondersteuning ontving vanuit Filippi dat 150 km. verder lag. Ook 17,4 wijst erop dat het allemaal een langere tijd duurde.

"hield hij ... een betoog" Διαλεγομαι betekent zich met iemand onderhouden, disputeren. Het is de eerste keer dat dit woord voorkomt (vgl. ook 17,17; 18,4.19; 19,8.9; 24,12). Vermoedelijk veranderde Paulus hier zijn methode. Bij de Joden bestond het onderricht meestal uit een ononderbroken redevoering, waarbij de toehoorders luisterden. Blijkbaar past Paulus zich hier aan aan de Socratische methode (diatribè, een genre om voor het publiek zaken van praktische ethiek te behandelen) die bij de Grieken gebruikelijk was. Uiteraard beroept hij zich tegenover de Joden op de Schriften.
17,3 "dat de Messias (Christus) moest sterven en uit de doden opstaan" dit bewijst hij vanuit de profetieën van het O.T. . Dan staat er lett.: "En deze Jezus, die ik verkondig, is de Christus".
17,4 "een talrijke groep uit de godvrezende Grieken" Een klein aantal Joden, talrijke godvrezende en aanzienlijke vrouwen komen tot geloof. Onder deze Grieken die het geloof aannamen waren Aristarchus en Secundus (vgl. 20,4). Uit de twee brieven aan de Tess. blijkt dat de meeste Christenen aldaar uit het heidendom voortkwamen.
"niet weinig aanzienlijke vrouwen" Ook vrouwen hoorden erbij, vgl. 13,50 en 16,13-14.
17,5 "de Joden werden afgunstig" Net zoals in Pisidië en Ikonium (13,44-50; 14,2-6) wekte het succes van de predikers de afgunst van de Joden op. Blijkbaar was m.n. de bekering van vele godvrezenden hen een doorn in het oog. In 1 Tess. 2,16 klaagt Paulus dat de Joden hem verhinderden om tot de heidenen te spreken.
"Ze drongen op naar het huis van Jason en wilden hen voor de volksvergadering brengen" Er ontstond een samenscholing voor het huis van Jason. Omdat Lukas deze Jason niet inleidt zoals hij meestal doet bij personen die optreden, zal deze man wel een bekende zijn geweest die in latere tijd een voorname rol speelde. "Zij wilden hen voor de volksvergadering brengen".
17,6 Paulus en Silas waren echter niet aanwezig. Dan namen ze Jason maar en een paar andere Christenen.
"die de hele wereld in onrust gebracht hebben" Blijkbaar hebben zij gehoord van de prediking in Klein-Azië en in Filippi.

De aanklacht is de Jason die oproerkraaiers in zijn huis heeft opgenomen en tegenover allen dat zij de bepalingen van de keizer overtreden. De Joden beweren dat zij leerden dat er een nieuwe koning was: Jezus. Dat was voor hen makkelijk, want zij identificeerden de Messias met een aardse koning. Het is dezelfde aanklacht die men ook tegenover Jezus voor Pilatus gebruikte.

17,9 "nadat ze van hen een borgtocht hadden geëist" De borgtocht was in dit geval vermoedelijk een som geld, die verbeurd verklaard zou worden als zij zich niet op een bepaald ogenblik voor de rechtbank zouden verantwoorden.
17,01 Uit vrees voor de Joden deden de broeders hen vertrekken. Zij wachtten blijkbaar tot de nacht omdat men overdag eventueel hun vertrek had kunnen beletten.

Paulus vertrok tegen zijn zin uit Tessalonica en dat blijkt uit 1 Tess. . In Tess. 2,17-20 zegt hij dat hij twee keer plannen maakte om bij hen terug te keren, maar dat de Satan dat verhinderde. Zij zijn voorbeelden voor de gelovigen van heel Macedonië en Achaïa (1 Tess. 1,7).
Zij trekken naar Berea ongeveer 55 km. verder. Berea lag in het derde district van Macedonië zodat de "politarchen", magistraten van Tessalonica er geen zeggingsschap hadden. Berea was een tamelijk afgelegen stad met nogal wat Joden, want zij bezaten een synagoge.

17,11 "Deze waren gunstiger gestemd" Zij namen het woord van Paulus niet zo maar aan. Zij luisterden en bestudeerden dan zelf de Schriften om te zien "of het inderdaad zo was", wat Paulus vertelde over het lijden, dood en verrijzenis van de Messias. Hun ernst bleek uit het feit dat zij dagelijks samenkwamen om zijn bewijsvoering te onderzoeken.
17,12 Vele Joden kwamen dan ook tot geloof. Weer had Paulus woord schijnbaar meer effect bij de heidense vrouwen, dan bij de mannen.
17,13 Er kwam ook hier een einde aan zijn werken, ditmaal niet door de plaatselijke Joden, maar door die van Tessalonica.
17,14 M.n. Paulus kwam in gevaar door en de broeders handelden met hem net zoals de Christenen in Tessalonica. Zij sturen de apostel weg. Men is het niet eens of Paulus de zeeroute of de route over land naar Athene nam. De afstand is ongeveer 300 km. . Als de tocht over land zou zijn gegaan dan zou Lukas zeker wel een aantal pleisterplaatsen genoemd hebben.
"Silas en Timoteüs bleven achter" blijkbaar werden zij, zonder hun leider Paulus, door de Joden als ongevaarlijk gezien.
17,15 Een aantal Christenen begeleidden Paulus tot in Athene. Bij hun terugkeer hadden zij de opdracht om Silas en Timoteüs na te sturen. Lukas vertelt later dat beide zich pas in Korinte weer bij de apostel aansluiten.

In 1 Tess. 3,1 staat dat Paulus vanuit Athene Timoteüs naar Tessalonica gestuurd heeft. De moeilijkheid kunnen wij oplossen als wij stellen dat Timoteüs en Silas inderdaad naar Athene kwamen en van daaruit door hem terug naar Tessalonica gestuurd werden, blijkbaar omdat hij verontrustende berichten kreeg, en dat zij bij hun terugkeer hem weer in Korinte vervoegden.