Paulus' woorden en wonderen in Efese. (Hand. 19,8-20)
19,8 Hij ging naar de synagoge, waar hij gedurende drie maanden vrijmoedig optrad en hen door zijn uiteenzettingen over het Koninkrijk Gods trachtte te overtuigen.
9 Daar sommigen hardnekkig weigerden te geloven en ten overstaan van het volk de Weg belasterden, brak hij met hen en scheidde zich met zijn leerlingen af. Voortaan hield hij dagelijks zijn toespraken in de school van een zekere Tyrannus.
10 Dit duurde twee jaar, zodat alle bewoners van Asia, Joden en Grieken, het woord des Heren hoorden.
11 God deed door Paulus ook buitengewone wonderen
12 en men nam zelfs de hoofddoeken en het lijfgoed dat hij gedragen had mee naar de zieken, waardoor de kwalen van hen werden weggenomen en de boze geesten hen verlieten.
13 Ook een paar rondtrekkende joodse duivelbezweerders probeerden over hen die door boze geesten bezeten waren, de naam van de Heer Jezus uit te spreken door te zeggen: 'Ik bezweer u bij de Jezus, die Paulus predikt.'
14 Het waren de zeven zonen van een zekere Skevas, een joodse hogepriester, die dit deden.
15 Maar de boze geest gaf hun ten antwoord: 'Jezus ken ik, wie Paulus is weet ik ook; maar gij, wie zijt gij?'
16 Toen sprong de man waarin de boze geest huisde, op hen toe, overweldigde hen allen en zijn kracht was zo groot, dat ze naakt en overdekt met wonden uit dat huis moesten wegvluchten.
17 Dit werd bekend aan alle Joden en Grieken die in Efeze woonden; vrees overviel hen allen en de naam van de Heer Jezus werd hoog geprezen.
18 Ook velen van de gelovigen kwamen openlijk hun toverpraktijken belijden.
19 Verscheidenen die zich hadden afgegeven met toverij, brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze voor aller ogen. Men berekende de waarde ervan en kwam tot een bedrag van vijftigduizend zilverstukken.
20 Zo nam het woord des Heren onweerstaanbaar toe in kracht.
(Hand. 19,8-20)
|
19,8
|
|
Nu begint het relaas van het eigenlijke werk van Paulus in Efeze. Eerst treedt hij drie maanden op in de synagoge, daarna hield hij zijn toespraken bij een zekere Tyrannus en dat gedurende twee jaar.
|
|
"uiteenzettingen over het Koninkrijk Gods"
|
In de synagoge sprak hij over het "koninkrijk Gods". Hier heeft hij zeker geargumenteerd vanuit de H. Schrift.
Het "koninkrijk Gods" bij Paulus:
Hand. 14,22; 19,8; 28,23.31 laten zien dat Paulus dit tot een thema van zijn verkondiging gemaakt heeft. Wij vinden het ook in zijn brieven. In 1 Thess. 2,12; 2 Thess. 1,5 is het Rijk Gods het eschatologisch geluk waartoe God de gelovigen roept, de goddelijke "δοξα" en waarvoor ze moeten lijden (vgl. ook 2 Tim. 4,18). Dit geluk sluit alle vergankelijkheid uit (1 Kor. 15,50). Degenen die zich aan allerlei ondeugden overgeven worden hier niet toegelaten (1 Kor. 6,9v; Gal. 5,21 e.a.).
Dit eschatologisch Rijk Gods is ook het rijk van Christus (Ef. 5,5; vgl. 2 pe. 1,11). In zijn parousie wordt het openbaar (2 Tim. 4,1).
In en door de Kerk heeft men nu reeds deel aan het Rijk Gods (Kol. 1,13; vgl. 3,1-4). Het Rijk Gods is het doel van de activiteiten van Paulus en van zijn helpers (Kol. 4,11).
|
19,9
|
|
De Joden hier waren hem beter gezind dan te Korinte, want hij kon het bij hen drie maanden volhouden. Een kleine groep verzet zich en belastert "de Weg" in het publiek. Paulus breekt dan met hen en zet zijn onderricht verder in de "school" van Tyrannus, vermoedelijk een soort "gehoorzaal". Overigens kende Efeze beroemde retoren.
Hier zien wij weer eens de scheiding tussen Jodendom en Christendom.
Of Paulus gratis de beschikking kreeg over deze zaal, of dat hij hem moest huren dat weten wij niet. Vermoedelijk zal hij daar wel de nodige uren les gegeven hebben.
Wij weten bv. dat hij in Troas van 's avonds tot aan de dageraad sprak (20,11) en te Rome van 's morgens vroeg tot 's avonds laat (28,23).
|
19,10
|
"Dit duurde twee jaar"
|
Hij leerde daar "twee jaar". Later in de toespraak tot de oudsten van Efeze (20,31) zegt hij dat hij drie jaar onder hen gewerkt heeft.
Als wij de tijd tellen waarin hij zich bezighield met de leerlingen van Johannes (19,4-6) en later met zijn verblijf in Azië, na het vertrek van Timoteüs en Erastus dan komen wij inderdaad in de buurt van 3 jaar uit.
Het gevolg was dat de streek het Christendom leerde kennen. Het betekent uiteraard niet dat iedereen gelovig werd. Uit 19,22 en 19,26 blijkt dat Paulus ook buiten de stad gepreekt heeft. Bovendien had hij helpers bv. Timoteüs, Titus, Aquila, Cajus en Aristarchus, Epafras (vgl. Hand. 18,26; 19,22.29; 2 Kor. 12,18; Kol. 1,7). Er vormden zich reeds meerdere Kerken, want in 1 Kor. 16,19 kan Paulus schrijven: "De gemeenten van Azië groeten u." In die tijd ontstonden de kerken van Smyrna, Pergamos, Thyatira, Sardes en Philadelphia (vgl. Op. 1,11). De kerken van Kolosse en Hiërapolis werden gesticht door Epafras (Kol. 1,7; 4,12v).
|
19,11-12
|
"buitengewone wonderen"
|
Niet enkel door een woord van Paulus, maar zelfs door de dingen die hij beroerd had werden zieken genezen en boze geesten uitgedreven. (->contact-relikwien).
|
19,13
|
|
Wij weten ook uit de evangeliën dat een aantal aanhangers van de Farizeeën boze geesten trachtten uit te drijven (Mt. 12,27; Lk. 11,19). Dat weten wij ook uit Flavius Josephus, De Antiq. VIII,2,5.
Sommige van deze bezweerders trokken rond door de steden van de diaspora om daar aan de kost te komen. Toen ze hoorden en misschien ook zagen welke macht Paulus had namen zij van Hem de naam Jezus over.
|
19,14
|
|
Deze uitdrijvers waren geen Farizeeën. Zij behoorden tot de priesterlijke aristocratie. Zij hoorden tot de priesterlijke families, waaruit de hogepriesters voorkwamen. Er is verder geen regerende hogepriester met de naam Skevas bekend.
|
19,15-16
|
|
In vers 15 is het de boze geest zelf die aan het woord is, in vers 16 gaat de bezeten mens over tot actie. (->eventueel hier over bezetenheid). Hier blijkt iets van de bijna bovennatuurlijke kracht die de bezetene vertoont.
|
19,17
|
|
Het gevolg hiervan is tweeledig. Enerzijds vrees voor Jezus en Paulus en tegelijk ook werd de naam van de Heer hoog geprezen.
|
19,18
|
"hun toverpraktijkden"
|
Hier blijkt dat vele "gelovigen", mensen die dus voorheen al Christen geworden waren, hun bijgelovige praktijken nog niet helemaal hadden laten varen en stiekem toch nog bijgelovige praktijken erop nahielden. Merk op dat een echte bekering, zuiver tot op de draad, ook toen blijkbaar niet al te vaak voorkwam. Dat zij openlijk hun zonde beleden duidt op de ernst van hun berouw en van hun bekering.
|
19,19
|
"vijtigduizend zilverstukken"
|
Sommigen van degenen die hun zonden beleden gingen nog verder en verbranden hun boeken. Lukas gebruikt het woord "περίεργα" dat lett. betekent: "bijkomstige of overbodige werken", of: "dwaasheden, kinderachtigheden, dingen waarmee men zich eigenlijk niet moest bezighouden".
De waarde zal samenhangen, én met de waarde van perkament en papier toen én met het geld dat men overhad voor krachtige spreuken en toverformules. De verkopers speculeerden m.n. op de bijgelovigheid van de kopers. Men moet denken het waren formules om schatten te vinden, liefde of haat op te wekken, genezingen te verrichten. In Egypte bv. heeft men een groot aantal toverpapyrussen gevonden. Maar ook Efeze was een centrum van toverkunst. Toverboeken noemde men ook, ook al waren ze elders vervaardigd: "Ephesia grammata".
Het bedrag van vijftigduizend zilverstukken zal in onze munt de nodige tonnen of misschien wel miljoenen bedragen.
|
19,20
|
"Zo nam het woord des Heren onweerstaanbaar toe in kracht"
|
Na deze daad groeide het aanzien van Christus nog meer. Toch bleef er in Efeze nog veel te doen want Paulus schreef aan de Korintiërs (1 Kor. 16,8-9): "Tot Pinksteren blijf ik nog in Efeze, want de deur staat hier wijd open voor mijn werk, en er zijn veel tegenstanders."
|
|