Hand. 2,37-41

Uit Theowiki

Het gevolg van Petrus' prediking. (2,37-41)

2,37 Toen zij dit hoorden, waren zij diep getroffen en zeiden tot Petrus en de overige apostelen: 'Wat moeten we doen, mannen broeders?'
38 Petrus gaf hun ten antwoord: 'Bekeert u en ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult gij als gave de heilige Geest ontvangen.
39 Want die belofte geldt u, uw kinderen en allen die verre zijn, zovelen de Heer onze God roepen zal,'
40 Met nog vele andere woorden legde hij getuigenis af, en hij vermaande hen: 'Redt u uit dit ontaarde geslacht.'
41 Die zijn woord aannamen lieten zich dopen, zodat op die dag ongeveer drieduizend mensen zich aansloten.
(Hand. 2,37-41)

2,37 waren zij diep getroffen (κατενύγησαν τὴν καρδίαν: De toehoorders zijn diep onder de indruk (óf van de hele rede, óf van het verwijt dat zij hem vermoord hebben). Uit hun vraag spreekt hun bereidheid om te geloven in Jezus als in de Messias. Lc. met zijn historiografisch doel wil hier het succes van de eerste missie of de opname van de eerste mensen in de Kerk beschrijven. Diverse citaten van de profetie van Joël in 2,38-40 bevestigen dat de rede hier tot zijn einde komt.
2,38 Petrus zegt dan om zich te bekeren (d.w.z. zich af te keren van hun verkeerd gedrag). Deze oproep vinden wij ook in de prediking van Paulus tot de heidenen (17,29-31). Hij roept hen op om zich te laten dopen "in de naam van Jezus Christus", deze uitdrukking vinden wij alleen in de Hand. Met dit laatste wordt het Christelijk doopsel aangeduid, vergelijk er bestond ook nog steeds zo iets als het doopsel van Johannes (louter een teken van ommekeer). Terwijl dit doopsel er een is "tot vergeving van de zonden". Door het doopsel worden de zonden (sacramenteel dus) vergeven. Het positieve gevolg is dat men "als gave de H. Geest ontvangt". Let op Lc. 23,48 (vgl. Mc. 15,39-40) waar Lc. verhaalt dat het volk in Jeruzalem boete deed onmiddellijk na de dood van Jezus die zij overgeleverd hadden. Doopsel en ontvangen van de H. Geest zijn onlosmakelijk (1,5; 10,44-48; 11,15-16; 15,8). Er zijn een paar duidelijke gerechtvaardigde uitzonderingen die de noodzakelijke bemiddeling van de apostelen en hun traditie onderlijnen (8,15-16; 19,2.6).
2,39 "en allen die verre zijn, zovelen de Heer onze God roepen zal" Die belofte is de belofte van 1,4: het is de belofte die de apostelen in Jeruzalem moeten afwachten, m.a.w. de H. Geest.

(Joël 3,5c): Wie dit zijn? De Joden uit de diaspora of ook reeds de heidenen is niet heel zeker. Vermoedelijk zijn het de Joden in het algemeen bedoeld, want over de bekering van de eerste heidenen horen wij pas later iets. Daarvoor had Petrus zelfs een bijzondere openbaring nodig (10,9-16). Op dit ogenblik gaat Petrus er nog van uit dat heidenen eerst naar het Jodendom overgaan voor zij Christen worden (15,7-9). Dit thema laat zien dat God de harten van de mensen en m.n. de groeie van de jonge Kerk controleert (vgk. 2,41.47), zoals de volgende hoofdstukken zullen illustreren.

2,40 "Met nog veel andere woorden" Lukas geeft hiermee aan dat hij de boodschap van Petrus inkortte. Oproep om zich te redden. Wie gedoopt wordt komt in nauw contact met Christus en men wordt ontrukt aan het religieus en zedelijk ontaarde, ongelovige Israël (vgl. Fil. 2,15). Ook al de anderen die van God vervreemd zijn vallen hieronder. (vgl. Dt. 32,5; Phil. 2,5)
""Redt u uit dit ontaarde geslacht." (Dt. 32,5; Ps. 78,8) illustreert hier het proces van scheiding tussen het "ware Israël" en het ongelovige Jodendom, dat wij nog steeds aantreffen aan het eind van de Hand. 28,24-28.
2,41 Die dringende vermaning vindt gehoor en er sluiten zich 3000 mensen (ψυχαὶ) aan. Het aansluiten is waarschijnlijk bij de 120 genoemden uit 1,15. Zij hoeven niet op die dag zelf gedoopt te zijn. Lukas spreekt vaker over de numerieke groei van de Kerk (2,47; 4,4; 5,14; 6,1; 7,9.31; 11,21.24; 16,5). De groei toont de effectiviteit van de eerste moedige verkondiging.