Het leven van de gelovigen (eerste verzamelbericht). (2,42-47)
2,42 Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed.
43 Ontzag beving eenieder, want door de apostelen werden vele wonderbare tekenen verricht.
44 Allen die het geloof hadden aangenomen, waren eensgezind en bezaten alles gemeenschappelijk;
45 ze waren gewoon hun bezittingen en goederen te verkopen en die onder allen te verdelen naar ieders behoefte.
46 Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel, braken het brood in een of ander huis, genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van het hart,
47 loofden God en stonden bij het hele volk in de gunst. En elke dag bracht de Heer er meer bijeen, die gered zouden worden.
(Hand. 2,42-47)
|
2,42
|
|
Hier wordt het leven van de eerste Christenen beschreven in het zogenaamde eerste verzamelbericht. De Christenen vormden een eigen groep. Lc. schrijft dit vanuit zijn tijd en idealiseert het kennelijk.
|
|
"Zij legden zich ernstig toe (= zij volhardden) op de leer van de apostelen"
|
Leer: hier διδαχη, omvat ook de verkondigign naar buiten toe (5,28; 13,12;17,19), daarmee is deze zin ook een generalisatie van de voorafgaande verkondiging of leer of onderricht. Hiermee wordt ook de continuïteit tussen de verkondiging van Jezus en die door de apostelen aangeduid, één van de belangrijkste thema's van Lc., vgl. 1,1-8 en Lc. 1,1-4. Dit is nog geen formeel vastgelegde leer. Zij bleven echter luisteren naar het onderricht dat de apostelen gaven. (Inhoud daarvan blijkt uit brieven van Paulus en synoptici).
|
|
"bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven"
|
(κοινωνία) d.i. de onderlinge eensgezindheid, die ook inhield een verdeling van goederen, zorg voor armen, enz. . Het wordt door Lc. slechts één keer gebruikt, 13 keer door Paulus, het gaat daar m.n. over de band van verantwoordelijkheid voor de medegelovigen, die gebaseerd is op het gezamenlijke geloof in het Evangelie (2 Kor. 8,4; 9,13; Gal. 2,9-10)
|
|
"en ijverig in het breken van het brood en in het gebed"
|
Dit is dan typisch Christelijk.
|
|
"breken van het brood"
|
is vaak een aanduiding voor de Eucharistie. Het is bij Lc. de terminus technicus voor de Eucharistie, denk aan het Laatste Avondmaal (Lc. 9,11-27; 22,14-38; Hand. 2,46; 20,7.11; 27,35)), de Emmaüs-gangers (Lc. 24,35). Oorspronkelijk was het een rituele handeling aan het begin van het Joodse paasmaal. Het breken van het brood kan eventueel ook een gewone maaltijd aanduiden, hier duidelijk niet.
Op sommige plaatsen is het duidelijk de Eucharistie. Bv. Paulus in Troas, waar als eigenlijk doel voor de bijeenkomst het breken van het brood wordt aangeduid en niet de toespraak van Paulus (Hand. 20,7-12, ook 1 Kor. 11,20-29; Didachè 10,1).
|
|
"Het gebed"
|
(letterlijk dé gebeden): omdat het bepaald lidwoord hier staat slaat het vermoedelijk op "dé gebeden" d.w.z. de gebedsoefeningen in de tempel. Wij weten dat de Christen ieder dag de tempel bezochten (2,46) en ook Petrus en Johannes zien wij naar de tempel gaan op het uur van het gebed. (3,1).
|
2,43
|
"Ontzag (vrees) beving eenieder"
|
(φόβος) m.n. de niet-bekeerden. De apostelen onderstreepten hun werk en verkondiging met wonderen. Hetgeen een religieus ontzag deed ontstaan bij hen die het zagen/hoorden. Een voorbeeld van zulk een religieuze vrees is Petrus' eigen reactie, voorheen bij de wonderbare visvangst: (Lk. 5,8-9): "'Heer, ga van mij weg, want ik ben een zondig mens.' Ontzetting had zich meester gemaakt van hem en allen die bij hem waren vanwege de vangst die ze gedaan hadden."
|
|
"wonderbare tekenen"
|
Dit is een effectieve overgang naar 3,1-11, waar Petrus en Johannes een wonder doen.
|
2,44-45
|
|
Hun Christen-zijn werkt zich ook praktisch uit in broederlijke samenhorigheid en in het mededelen van hun bezit. Hierbij werd rekening gehouden met ieders behoefte, blijkbaar werden de rijken hierna geen behoeftigen en de behoeftigen geen rijken.
|
2,46
|
"tempel"
|
Behalve dat zij in de "tempel" gingen bidden hadden zij zelf ook eigen bijeenkomsten. De breuk met het Jodendom was nog niet volledig, dit zou pas later volgen, zoals ook de opname van heidenen pas een tijd later zou gebeuren. Intussen was de tempel nog het middelpunt van hun bidden en vieren. De Geest had de apostelen niet alles in één keer meegedeeld, dit zou nog ten gepaste tijde volgen. De apostelen volgden in hun gang naar en prediking bij de tempel het voorbeeld van Jezus. Het onderlijnt ook de continuïteit met het O.T. Men kan dit de "Jeruzalemse lente" noemen, waarin de eerste Christenen aanhang vinden in een hun niet-geheel vijandig Jeruzalem. Het zal duren tot aan de marteldood van Stefanus (7,51-52).
|
|
"braken het brood"
|
Vermoedelijk slaat "het breken van het brood" op de Eucharistie, die ze her en der vierden. Als dit ook gewoon op de maaltijd zou slaan, dan zou dit een hinderlijk pleonasme zijn. Naast de Eucharistie hield men blijkbaar ook een gewone maaltijd. Wij weten dat die gebeurde en reeds ten tijde van Paulus in Korinte met misbruiken gepaard ging (1 Kor. 11,17-34).
|
2,47
|
"stonden bij het hele volk in de gunst."
|
De Christenen stonden gunstig aangeschreven bij hun volksgenoten en hun aantal nam toe. Lukas schrijft dit niet toe aan het feit dat zij zo goed gezien waren maar aan de werking van de Heer.
|
|
"en elke dag bracht de Heer er meer bijeen, die gered zouden worden"
|
deze samenvatting sluit met een korte verwijzing naar het doel van het Christen-zijn en tot de Kerk behoren, nl. het eeuwige leven. (vgl. 2,21; 13,48). De Heer is het die de Kerk zijn wasdom geeft.
|
|