Hand. 4,36

Uit Theowiki

Het voorbeeld van Barnabas (4,36)

4,36 Zo bezat Jozef, een leviet uit Cyprus, die van de apostelen de bijnaam Barnabas - dit betekent: zoon van vertroosting - had gekregen, een akker die hij verkocht en waarvan hij het geld meebracht om het aan de voeten van de apostelen neer te leggen.
(Hand. 4,36)

4,36 "Barnabas" Het voorbeeld van "Barnabas" wordt genoemd omdat hij zoveel zou betekenen voor de Kerk. In feite heette hij "Jozef", kwam van Cyprus. Hij was dus een "Hellenist" d.w.z. een Jood uit de diaspora, let wel hij was geen bekeerling maar een "leviet" d.w.z. uit de stam van Levi. Volgens Num. 18,20; Deut. 10,9 mochten de levieten geen landgoederen bezitten, zij leefden van de tienden die de Israëlieten aan het heiligdom moesten afstaan. (Num. 18,24) Toch blijkt men zich daar niet aan gehouden te hebben. In de toenmalige wereld was dat ook zeer moeilijk. Flavius Josephus, zelf ook een leviet, bezat een stuk grond nabij Jeruzalem (Vita76). Ook Jeremia uit dit geslacht kocht grond in Anatoth. (Jer. 32,6-10) Het feit dat hij een veld verkocht is kennelijk de moeite van het vermelden waard. Het lijkt er daarmee op dat het niet van iedereen gevraagd werd.