De opwekking van Tabita in Joppe. (Hand. 9,36-43)
9,36 Er leefde destijds in Joppe een leerlinge met name Tabita, wat in vertaling Dorkas, Gazelle, betekent. Zij was onuitputtelijk in het doen van goede werken en het geven van aalmoezen.
37 Juist in die dagen was zij echter na een ziekte gestorven. Men waste haar en legde haar in een bovenvertrek.
38 Omdat Lydda dicht bij Joppe ligt, stuurden de leerlingen, die gehoord hadden dat Petrus daar verbleef, twee mannen naar hem toe met het verzoek: 'Kom zonder uitstel naar ons toe.'
39 Petrus ging aanstonds met hen mee. Bij zijn aankomst brachten ze hem in het bovenvertrek, waar alle weduwen wenend hem omringden en al de kleren en mantels lieten zien die Dorkas gemaakt had toen ze nog in hun midden was.
40 Petrus deed allen naar buiten gaan, knielde neer en bad. Toen sprak hij, zich kerend naar het lijk: 'Tabita, sta op.' Zij opende de ogen, zag Petrus en ging overeind zitten.
41 Hij reikte haar de hand en hielp haar opstaan. Vervolgens riep hij de heiligen en de weduwen en gaf haar levend aan hen terug.
42 Dit werd bekend in heel Joppe, zodat velen het geloof in de Heer aannamen.
43 Verscheidene dagen verbleef hij nog in Joppe bij een zekere Simon, een leerlooier.
(Hand. 9,36-43)
|
9,36
|
"Joppe"
|
De havenstad "Joppe", het tegenwoordige Jaffa, behoorde vanaf 148 voor Chr. met kleine onderbrekingen tot het gebied Judea (1 Mak. 10,76).
|
|
"Tabita"
|
De naam Tabita of Dorkas betekent gazelle. Deze naam treft men ook elders aan bij Joden en Grieken. Lukas schildert haar verdienste. De zorg voor weduwen en wezen, armen en behoeftigen vinden wij overal in het Jodendom (10,2.4; Lc. 3,11; 6,30; 7,5; Tob. 4,7-12; 12,8-9).
|
9,37
|
|
Volgens Joods gebruik werd haar lichaam gewassen en in het bovenvertrek opgebaard.
|
9,38
|
|
Petrus wordt gehaald uit het op 3 uur lopen liggende Lydda. Hij is reeds een bekend wonderdoener.
|
9,39
|
|
Petrus bidt in eenzaamheid zoals in het O.T. Elia en Elisa (1 Kon. 17,19v; 2 Kon. 4,33v). Hij roept de dode bij haar naam en gelast haar op te staan (vgl. Lc. 8,49-56)
|
9,43
|
"leerlooier"
|
Hij verblijft nog enige tijd bij een leerlooier Simon. Volgens de rabbijnen was het beroep van leerlooier een te minachten beroep omdat het niet de prettigste geurtjes meebrengt en omdat men leerlooiers als van licht allooi hield omdat zij bij hun handwerk m.n. met vrouwen in aanraking kwamen. Deze vermelding is kennelijk ook bereid als voorbereiding op de bekering van een heiden, die nu gaat volgen.
|
|